ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6521

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/750006-06 Kenmerk RK: 09/1276
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor tijd in verzekering en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, die op 28 augustus 2007 in verzekering werd gesteld en op 31 augustus 2007 in voorlopige hechtenis werd genomen, heeft in totaal 16 dagen in detentie doorgebracht. Van deze 16 dagen heeft hij 13 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een deel in beperkingen. Verzoeker heeft een schadevergoeding van € 3.570,- gevorderd voor de dagen die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de standaardvergoeding van € 95,- per dag voldoende is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 1.235,- voor de 13 dagen in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder verzoeker in detentie heeft gezeten, maar heeft geen aanleiding gezien om een hogere vergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw van verzoeker, die stelde dat de omstandigheden van de verhoren en de publiciteit rondom de zaak een hogere vergoeding rechtvaardigen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de immateriële schade al is verdisconteerd in de forfaitaire vergoeding en dat er geen extra vergoeding voor immateriële schade wordt toegekend. De rechtbank heeft het verzoek om een hogere schadevergoeding afgewezen en heeft de beslissing op schrift gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Parketnummer: 09/750006-06
Kenmerk RK: 09/1276
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] 1939 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam,
Keizersgracht 560-562 (1017 EM), ten kantore van advocaat mr. M. Pestman,
ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 10 april 2009, strekkende tot een schadevergoeding ten laste van de Staat voor de dagen door verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht tot een bedrag van in totaal € 3.570,-.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De rechtbank heeft op 17 november 2009 dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Verzoeker is -hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen- niet in raadkamer verschenen; wel aanwezig was zijn raadsvrouwe, mr. S. Hopman, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van de schadevergoeding tot de ter zake gehanteerde normbedragen, te weten € 95,- voor elke dag dat verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en tot afwijzing van het meer gevorderde.
Beoordeling van het verzoekschrift.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoek.
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door de kennisgeving van niet verdere vervolging van de officier van justitie gedateerd 31 maart 2009. Het verzoek is derhalve tijdig ingekomen.
Verzoeker is in deze zaak op 28 augustus 2007 in verzekering gesteld, op 31 augustus 2007 in voorlopige hechtenis gesteld en op 13 september 2007 in vrijheid gesteld. Derhalve heeft verzoeker 16 dagen zijn vrijheid moeten missen. Verzoeker heeft van 31 augustus 2007 tot en met 13 september 2007, zijnde 13 dagen van de voorlopige hechtenis, in beperkingen doorgebracht.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een bedrag van in totaal (13 × € 95,- =) € 1.235,- toe te kennen als vergoeding voor de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de dagen door verzoeker in beperkingen doorgebracht.
Hieruit volgt tevens dat de rechtbank geen aanleiding ziet een hogere vergoeding toe te kennen. De rechtbank is van oordeel dat bij de hantering van de standaardbedragen, te weten € 95,- voor elke dag door verzoeker in verzekering en voorlopige hechtenis (in beperkingen) doorgebracht, reeds rekening is gehouden met immateriële schade. Op grond van bijzondere persoonlijke omstandigheden kan echter een extra vergoeding voor gestelde immateriële schade worden toegekend. Ter zitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de intense en langdurige verhoren, gelet op de leeftijd en gezondheid van verzoeker in combinatie met het gewicht van de verdenking en de wijze waarop de strafzaak in de pers is gekomen, een hogere vergoeding rechtvaardigen.
De rechtbank trekt niet in twijfel dat de aanhouding en vrijheidsbeneming voor verzoeker, zoals voor menig verdachte en zoals verdisconteerd in de forfaitaire vergoeding, enige nadelige gevolgen kan hebben gehad.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het is toegestaan dat door de politie tijdens een verhoor enige druk op een verdachte wordt uitgeoefend. De rechtbank acht onvoldoende aangetoond dat de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden van zo bovengemiddeld ingrijpende aard was dat verzoeker daarvoor - naast de standaardvergoeding- een extra vergoeding aan immateriële schade dient te worden toegekend, met name nu hij blijkens het proces-verbaal van het gewraakte verhoor d.d. 5 september 2009, tegenover de politie heeft verklaard geen klachten te hebben over de wijze waarop hij is behandeld, de politie zijn zwijgrecht heeft gerespecteerd en er tijdens het verhoor sprake was van wederzijds respect.
Ten aanzien van de schade die verzoeker geleden zou hebben ten gevolge van de wijze waarop de zaak in de publiciteit is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet het directe gevolg is van de ondergane dagen in detentie en niet op grond van artikel 89 Sv voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal het hetgeen meer is verzocht dan de forfaitaire bedragen daarom afwijzen.
Beslissing.
De rechtbank kent aan verzoeker toe ten laste van de Staat een bedrag van in totaal
€ 1.235,- (zegge: TWAALFHONDERDVIJFENDERTIG EURO) en wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mr. G.H.M. Smelt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Terwel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2009.