ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6067

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2009 / 16261
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergoeding voor contra-expertise taalanalyse in asielzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van kosten voor een contra-expertise taalanalyse. Eiseres had bij verweerder, het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, verzocht om vergoeding van kosten die zij had gemaakt voor een taalanalyse in twee fasen. Verweerder had echter slechts een deel van de kosten goedgekeurd, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 juli 2009, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, en verweerder door mr. F. Sepmeijer en mevrouw E. Snelleman.

De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat de kosten voor de tweede fase van de contra-expertise, die in beginsel als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt, tot een maximum van EUR 800,- (exclusief BTW) konden worden beperkt. Eiseres had geen deugdelijke onderbouwing gegeven voor de kosten die door de Taalstudio in rekening waren gebracht. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke vragen waren behandeld en concludeerde dat het besluit van verweerder rechtens houdbaar was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de kosten te beperken werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van kosten in asielprocedures en de rol van de rechtbank in het toetsen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 09 / 16261
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[naam], eiseres,
gemachtigde mr. C.L.J.M. Wilhelmus,
tegen
Het Bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij fax van 6 mei 2009 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 april 2009. Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het verzoek tot het vergoeden van de kosten ten behoeve van een contra-expertise taalanalyse.
1.2. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. De ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiseres gezonden.
1.3. Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 13 juli 2009. Aldaar heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door
haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F. Sepmeijer en mevrouw E. Snelleman.
2. Overwegingen
2.1. Op 4 maart 2009 heeft eiseres aan verweerder verzocht toestemming te verlenen voor het maken van de door haar verschuldigde kosten in verband met het laten verrichten van een contra-expertise taalanalyse eerste en tweede fase ter hoogte van EUR 1.740,97.
2.2. Bij besluit van 14 april 2009 heeft verweerder gedeeltelijk afwijzend beslist op dit verzoek. Verweerder heeft het redelijk geacht dat de eerste fase (“het voorwerk”) en de tweede fase van de contra-expertise (“de daadwerkelijke contra-expertise”) een totaalbedrag van maximaal EUR 800,- in rekening wordt gebracht.
2.3. Tegen dit besluit heeft eiseres onderhavig beroep ingesteld. Ter beoordeling van de rechtbank ligt voor de vraag of het besluit van 14 april 2009 de toets in rechte kan doorstaan.
2.4. Allereerst staat ter discussie het standpunt van verweerder dat de door eiseres verzochte vergoeding van de kosten voor de eerste fase contra-expertise geen noodzakelijke kosten zijn als bedoeld in artikel 17, vierde lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen2005 (Rva 2005), zodat deze kosten enkel voor vergoeding in aanmerking komen waar het betreft het benaderen van een deskundige in de door de in de taalanalyse aangegeven taal. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
2.5. Bij uitspraak van 27 november 2009 (beroepsprocedure AWB 09/20341, LJN: BK4730, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, in een vergelijkbare zaak geoordeeld over voornoemde rechtsvraag. Kort en zakelijk weergegeven heeft de rechtbank in die uitspraak geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie is kunnen komen dat de kosten die De Taalstudio voor de eerste fase van de contra-expertise in rekening brengt, niet zijn te beschouwen als noodzakelijke kosten in de zin van de Rva 2005. De overwegingen in die uitspraak dienen in de onderhavige procedure als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2.6. De inhoud van het bestreden besluit is tevens betwist voor zover daarbij de vergoeding van de door verweerder noodzakelijk bevonden kosten voor de tweede fase contra-expertise taalanalyse aan een maximum is gebonden. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van verweerder ook in zoverre rechtens houdbaar is en overweegt hiertoe het volgende.
2.7. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet afdoende heeft gemotiveerd waarom het bedrag aan vergoeding voor de kosten van de tweede fase is gematigd.
2.8. Verweerder heeft gesteld dat de tweede fase de daadwerkelijke contra-expertise behelst en dat de daarvoor te maken kosten in beginsel zijn aan te merken als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 17 van de Rva 2005. Een redelijke vergoeding voor een gekwalificeerd taalkundig expert varieert volgens verweerder van EUR 75,- tot maximaal EUR 100,- per uur. Voor wat betreft die uurtarieven heeft verweerder zich gebaseerd op het onderzoek van Bureau Land en Taal naar de geldende uurtarieven bij de taalbureaus Sprakab en Verified uit Zweden en Lingua uit Zwitserland. Een redelijke inschatting van de tijd die een contra-expert nodig heeft, is gemiddeld vier tot zes uur, aldus verweerder.
2.9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee afdoende gemotiveerd dat de vergoeding van de aan de tweede fase verbonden kosten tot een maximum van
EUR 800,- (exclusief BTW) kunnen worden beperkt. Hierbij overweegt de rechtbank tevens dat eiseres geen deugdelijke onderbouwing van de door de Taalstudio in rekening gebrachte kosten van de tweede fase heeft gegeven.
2.10. Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat het betreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
2.11. Van omstandigheden op grond waarvan één van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
2.12. Mitsdien wordt beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. B.W.P.M. Corbey-Smits, mr.drs. E.J. Govaers (voorzitter) en
mr. J.M.H. Rijken-Lie in tegenwoordigheid van mr. W.A.M. Bocken als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.
w.g. mr. W.A.M. Bocken,
griffier
w.g. mr.drs. E.J. Govaers,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 9 december 2009
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.