ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5880

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
820666 \ CV EXPL 09-569
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op dividend na beëindiging dienstverband

In deze zaak vorderde [eiser] dat Catena Microelectronics B.V. hem het dividend over 2007 zou uitkeren, ondanks het feit dat hij zijn dienstverband had beëindigd. [eiser] was in dienst bij Catena van 15 maart 2001 tot 31 maart 2008 en had gedurende zijn dienstverband certificaten van aandelen in het bedrijf. De arbeidsovereenkomst en de regeling voor winstdeling en participatie bepaalden dat werknemers die hun dienstverband beëindigen geen aanspraak konden maken op dividend voor het jaar waarin het dienstverband werd beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] niet toewijsbaar was, omdat het recht op dividend alleen toekwam aan de certificaathouders op het moment dat de aandeelhoudersvergadering het besluit tot dividenduitkering nam. Aangezien [eiser] op dat moment geen certificaten meer bezat, had hij geen recht op de uitkering. De rechter benadrukte dat de afspraken in de arbeidsovereenkomst duidelijk waren en dat de regeling voor dividenduitkering in overeenstemming was met het vennootschapsrecht. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Aanspraak op dividend na einde dienstverband ?
Locatie Delft
SG
Rolnr. 820666 \ CV EXPL 09-569
9 juli 2009
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Goedhart,
tegen
de besloten vennootschap Catena Microelectronics B.V.,
gevestigd te Delft,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.D. Hoekerd.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en Catena.
Procedure
- de dagvaarding van 19 januari 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
- de comparitie van partijen op 15 mei 2009.
1 Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [eiser] is per 15 maart 2001 in dienst gekomen bij Catena.
1.2 Het overeengekomen bruto jaarsalaris bedroeg fl. 102.000,=, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Voorts ontving [eiser] een jaarlijkse winstdeling.
1.3 In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de werknemer jaarlijks recht heeft op het verwerven van certificaten van aandelen volgens de door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Catena Holding B.V. goedgekeurde `Regeling voor winstdeling en participatie door middel van certificaten van aandelen Catena Microelectronics BV'. Daaromtrent bepalen artikel 8 van de arbeidsovereenkomst en de regeling eensluidend:
"De te verwerven certificaten van aandelen worden ter beschikking gesteld aan het personeel dat het boekjaar voor de ter beschikkingstelling geheel in vaste dienst was, werkgever kan hiervan afwijken. Werknemers die hun dienstverband verbreken kunnen geen aanspraak maken op winstdeling betrekking hebbend op het jaar waarin het dienstverband verbroken wordt noch op het verwerven van certificaten van aandelen in dat jaar en het jaar voorafgaand aan het verbreken van het dienstverband.
Bij het verbreken van het dienstverband om welke reden dan ook is werknemer verplicht de reeds in haar bezit zijnde certificaten van aandelen onmiddellijk aan te bieden tegen de boekwaarde die geldt op het einde van het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar van opzegging van het dienstverband. Werknemer gaat ermee akkoord dat de Holding onmiddellijk tot inname van de certificaten overgaat en de hierboven vermelde boekwaarde bij de laatste salarisverrekening uitkeert."
1.4 De statuten van Catena bepalen in artikel 22 lid 1: "De winst staat ter beschikking van de algemene vergadering van aandeelhouders".
1.5 Op 7 mei 2007 heeft Catena aan [eiser] een brief geschreven over de bonus en de dividenduitkering over het jaar 2006. In die brief is de volgende passage opgenomen: "De eventueel door jou te kopen certificaten van aandelen Catena Microelectronics B.V. in mei 2007, zijn gerechtigd op de winst vanaf het boekjaar 2007 indien op het moment van uitbetaling van het dividend de certificaten nog in jouw bezit zijn.".
1.6 Op 8 mei 2007 heeft [eiser] 11 certificaten Catena Microelectronics gekocht, In het daartoe ingevulde Participation Form is opgenomen dat de certificaten worden gekocht "ex dividend 2006".
1.7 Op 20 december 2007 werd [eiser] schriftelijk door Catena ingelicht over het nieuwe salaris, zijn winstdeling over 2007, waarvan reeds een voorschot zou worden uitgekeerd en over de aankomende dividenduitkering:
"Tevens deel ik u mede dat vanwege ons aller inzet een winstdelingsbonus in april 2008 en een dividend uiterlijk in mei 2008 ter beschikking gesteld zal worden, na vaststelling van de balans en de winst en verliesrekening voor het jaar 2007 door onze accountants."
"Het dividend wordt vanzelfsprekend alleen ter beschikking gesteld aan houders van certificaten van aandelen en aandeelhouders."
1.8 Op 21 januari 2008 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 maart 2008. Hij heeft de opzegging schriftelijk bevestigd op 24 januari 2008.
1.9 Op 29 februari 2008 heeft Catena aan [eiser] meegedeeld, dat hij geen aanspraak kon maken op eventueel dividend als hij niet meer in het bezit zou zijn van certificaten op het moment van dividenduitkering.
1.10 Bij het einde van het dienstverband heeft een eindafrekening plaatsgevonden van salaris, vakantiegeld en overige emolumenten. De door [eiser] gedurende zijn dienstverband verworven certificaten zijn op 31 maart 2008 aan Catena terugverkocht.
1.11 De jaarrekening 2007 is door de aandeelhoudersvergadering van Catena vastgesteld op 18 april 2008. In dezelfde vergadering is besloten tot dividenduitkering van € 33,61 per (gecertificeerd) aandeel.
1.12 Aan [eiser] is over 2007 geen dividend uitbetaald.
2 Vordering
[eiser] vordert dat Catena bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld:
I. om aan [eiser] het hem toekomende dividend over 2007 uit te keren, uitgaande van 61 certificaten van aandelen, van welk bedrag de hoogte vastgesteld dient te worden bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008, althans vanaf het moment van vaststelling van de hoogte van het dividend in de aandeelhoudersvergadering van mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. om als voorschot op het onder I vast te stellen bedrag aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 2.000,= en wel binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
III. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] en wel binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis;
IV. in de kosten van dit geding.
[eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag, alsmede de navolgende stellingen.
2.1 Aan [eiser] werd jaarlijks dividend over de in zijn bezit zijnde certificaten toegekend. [eiser] vordert uitkering van het dividend over de certificaten van aandelen die hij het gehele jaar 2007 bezat (61 stuks). [eiser] baseert zijn vordering op vier gronden:
2.1.1 In de brief van 20 december 2007 van Catena is toegezegd dat "vanwege ons aller inzet een winstdelingsbonus én een dividenduitkering zal worden toegekend aan de werknemers van Catena". Ook Catena gaat er kennelijk vanuit dat de dividenduitkering een beloningscomponent is, net als de winstdeling. In de brief wordt een duidelijk verband gelegd tussen de inzet van de werknemers en de dividenduitkering. Over zijn inzet heeft [eiser] nimmer klachten ontvangen.
Voorts volgt uit de brief dat de dividenduitkering aan [eiser] is toegezegd. Bij [eiser] was het vertrouwen gewekt, dat het dividend aan hem zou worden uitgekeerd.
2.1.2 Het door Catena voorgestane systeem (werknemer ontvangt alleen dividend indien hij nog aandelen bezit) is niet rechtvaardig. Het enkele verschil tussen [eiser] en zijn oud-collega's is dat hij op enig moment de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, terwijl zijn oud-collega's besloten om dat niet te doen. Aangenomen mag worden, dat de inzet van de collega's gelijk is aan de inzet van [eiser] (althans, niets duidt erop dat dat anders zou zijn). Nu uit de brief van 20 december 2007 onmiskenbaar blijkt dat Catena de dividenduitkering als een beloningscomponent aanmerkt, miskent zij daarmee het beginsel dat gelijke arbeid, gelijk beloond dient te worden. Zij handelde daarmee in strijd met de eis van goed werkgeverschap, zoals vervat in art. 7:611 van het Burgerlijk Wetboek.
2.1.3 Catena heeft geen duidelijke regeling opgenomen voor het toekennen van dividend. Dat daar thans onduidelijkheid over bestaat is aan het ontbreken van een deugdelijke regeling te wijten. Een regeling is des te meer gewenst nu de dividenduitkering ook door Catena wordt aangeduid als een beloningscomponent. De onduidelijkheid die thans is ontstaan als het gevolg van het ontbreken daarvan, dient voor rekening van Catena te blijven.
2.1.4 Catena heeft in haar brief van 20 december 2008 aangegeven, dat alleen aandeelhouders recht hebben op dividenduitkering. Voor zover geoordeeld wordt dat er wel degelijk een verband noodzakelijk is tussen het bezit van certificaten van aandelen en een dividenduitkering, dan voert [eiser] subsidiair aan, dat hij er op basis van deze mededeling vanuit mocht gaan, dat de aandelen ten tijde van de datering van de brief in het bezit van de werknemer dienden te zijn. Dit was het geval en hij vertrouwde er dan ook op dat hij aanspraak kon maken op de dividenduitkering, ook indien hij ten tijde van de vaststelling van het dividend geen certificaten van aandelen meer bezat. Indien vooraf duidelijk was geweest, wanneer de dividenduitkering zou plaatsvinden en dat hij op dat moment aandelen moest bezitten, dan had [eiser] daar rekening mee kunnen houden voor de bepaling van het moment van opzegging.
2.2 [eiser] vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke kosten, die conform rapport Voorwerk II worden berekend op € 714,00. De (voormalige) gemachtigden van [eiser] hebben meerdere pogingen ondernomen om buiten rechte tot een oplossing/regeling met Catena te komen. Daartoe is correspondentie verzonden, zijn diverse besprekingen gevoerd en heeft overleg plaatsgevonden.
3 Verweer
Catena verweert zich tegen de vordering en concludeert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
Catena voert daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aan.
3.1 [eiser] heeft geen aanspraak op een dividenduitkering over het jaar 2007. Dat hij over heel 2007 certificaathouder is geweest is daartoe niet van belang. Bepalend is of iemand certificaathouder is op het moment dat de aandeelhoudersvergadering het besluit tot dividenduitkering neemt en het dividend opeisbaar wordt. Dat was [eiser] toen niet meer.
3.2 [eiser] gaat in zijn redenering voorbij aan wettelijke en statutaire voorwaarden, waaraan moet zijn voldaan voordat een recht op dividend ontstaat:
In de statuten van Catena is afgeweken van artikel 2:216 lid 1 BW, waarin is bepaald dat de winst ten goede komt van de aandeelhouders. De statuten van Catena bepalen dat de winst ter beschikking is van de algemene vergadering van aandeelhouders. Dat brengt met zich mee dat de aandeelhoudersvergadering de bestemming van de winst bepaalt. Alleen zij kan besluiten tot dividenduitkering. Een dergelijk besluit kan pas worden genomen na vaststelling - door de vergadering van aandeelhouders - van de jaarrekening, indien uit de jaarrekening blijkt dat dividenduitkering geoorloofd is, aldus artikel 2:216 lid 3 BW juncto artikel 22 lid 3 van de statuten van Catena.
3.3 Indien een besluit tot dividenduitkering wordt genomen, kunnen voormalige aandeelhouders (of certificaathouders) niet meedelen in de uitkering. Ware dit anders dan zou dat betekenen dat het dividend op één aandeel over een bepaald boekjaar moet worden verdeeld over iedere (rechts)persoon die gedurende dat boekjaar houder is geweest van het desbetreffende aandeel, naar evenredigheid van de periode waarin hij houder is geweest. Bovendien zou dit met zich meebrengen dat enkel aanspraak kan worden gemaakt op het volledige dividend, indien de aandeelhouder (of certificaathouder) gedurende het gehele boekjaar gerechtigde is geweest, aangezien anders enkel aanspraak kan worden gemaakt op een gedeelte van het dividend naar evenredigheid. Dit is een onwerkbare theorie en strijdig met artikel 2:216 van het Burgerlijk Wetboek. Het recht op dividend komt toe aan de (rechts) persoon die aandeelhouder (of certificaathouder) is op het moment dat de aandeelhoudersvergadering besluit tot dividenduitkering. Logischerwijs vervallen de aan het aandeel (of certificaat) verbonden rechten, zodra het aandeel (of certificaat) niet meer behoort tot het vermogen van de aandeelhouder (of certificaathouder).
Het is wettelijk ook niet toelaatbaar - uit het oogpunt van de kapitaalbescherming - dat dividend wordt uitgekeerd aan niet-aandeelhouders (c.q. niet-certificaathouders).
3.4 Het was [eiser] zeer wel duidelijk in welke periode en onder welke (formele) voorwaarden een mogelijke dividenduitkering zou plaatsvinden. [eiser] was immers reeds jaren houder van certificaten in het kapitaal van Catena en ieder jaar wordt dezelfde procedure gevolgd.
3.5 Ook de brief d.d. 20 december 2007 van Catena doet niet anders vermoeden. Daarin wordt slechts gesteld dat dividend ter beschikking komt van enkel en alleen de aandeelhouders (en certificaathouders), na vaststelling van de jaarrekening. Aan de brief kon geen enkele aanspraak op dividend worden ontleend. Dividenduitkering blijft immers afhankelijk van besluitvorming van de vergadering van aandeelhouders.
3.6 Dat Catena geen regeling heeft opgenomen voor het toekennen van dividend is niet relevant. Zij volgt immers strikt - zoals de certificaathouders bekend is - het systeem van de wet. Op basis van de mededeling in de brief van 20 december 2007, dat alleen certificaathouders recht hebben op dividenduitkering, heeft [eiser] er dan ook onmogelijk gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij aanspraak kon maken op een dividenduitkering, enkel omdat hij in het bezit was van certificaten ten tijde van de datering van de brief.
3.7 Dat gelijke arbeid gelijk beloond moet worden geldt slechts indien en voor zover er sprake zou zijn van gelijke omstandigheden. Juist het verschil tussen [eiser] en zijn oud-collega's (voor zover zij certificaathouders zijn), die hun arbeidsovereenkomst niet hebben opgezegd, is van cruciaal belang. Alle werknemers, waarvan de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, worden gelijk behandeld. Voor zover zij certificaathouders zijn, zijn zij - bij beëindiging van het dienstverband - verplicht om hun certificaten terug te verkopen. Indien de jaarrekening nog niet is vastgesteld en nog geen besluit is genomen omtrent de winstbestemming, ontvangen zij geen dividend. Als Catena hier nu van afwijkt ten behoeve van [eiser], ontstaat er een situatie van ongelijke behandeling.
3.8 Catena heeft [eiser] getracht over te halen om de opzegging van zijn dienstverband uit te stellen. Hoewel Catena uitdrukkelijk heeft gewezen op het feit dat dividenduitkering niet zou plaatsvinden vóór de door [eiser] gewenste beëindigingsdatum van 31 maart 2008 zag [eiser] daarin geen aanleiding om zijn ontslagdatum te verschuiven, ongeacht het feit dat Catena dit wel wenselijk had gevonden en haar medewerking had willen verlenen.
3.9 De door [eiser] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet voor toewijzing vatbaar, aangezien ook zijn vorderingen in de dagvaarding niet toewijsbaar zijn. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten dient hiernaast - mede gelet op de dubbele redelijkheidstoets ex 6:96 lid 2 BW - te worden afgewezen. [eiser] heeft immers niet onderbouwd dat kosten - op redelijke wijze en in redelijke omvang - zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan het inwinnen van inlichtingen, het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier en het versturen van een tweetal aanmaningen. Indien al sprake zou zijn van door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, geldt subsidiair dat [eiser] niet heeft aangetoond dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten tot het gevorderde bedrag zijn gemaakt en ook daadwerkelijk door hem zijn betaald, te meer gezien het feit dat hij een rechtsbijstandverzekering heeft.
4 Beoordeling
4.1 De afspraken die partijen in hun arbeidsrelatie met elkaar hadden gemaakt zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet onduidelijk. Ze hielden voor de werknemer een jaarlijkse aanspraak in tot het verwerven van een bepaald aantal certificaten van aandelen, onder de voorwaarden die aan de uitgifte van dergelijke certificaten volgens de reglementen van de vennootschap werden gesteld. Het stond de werknemer vrij om die certificaten al dan niet te kopen.
Die regeling brengt met zich mee, dat de mogelijkheid bestaat dat er in enig jaar werknemers zijn die als certificaathouders wel aanspraak hebben op dividend, naast werknemers die omdat zij geen certificaat hebben geen aanspraak hebben op dividend. Voorts kan de werknemer, die al wat meer jaren in dienst is en daardoor meerdere keren van de regeling gebruik heeft kunnen maken, met een groter aantal in het bezit zijnde certificaten over een gewerkt jaar een groter bedrag aan dividend verkrijgen dan een ander, die bij Catena nog maar net begint.
4.2 De aanspraak op de aanschaf van certificaten mag dan voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, de aanspraak op dividend vloeit niet voort uit de arbeidsovereenkomst, maar uit het bezit van het bij aanschaf verkregen waardepapier. De regeling volgens welke de certificaten werden verkregen hield bovendien in, dat zij bij het einde van de arbeidsrelatie met Catena tegen boekwaarde aan de vennootschap dienden te worden terugverkocht.
4.3 In het licht van het vorenstaande bezien kan de door Catena in haar brief van 20 december 2007 aan de personeelsleden gedane uitspraak dat "vanwege ons aller inzet een winstdelingsbonus én een dividenduitkering zal worden toegekend aan de werknemers van Catena" bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een uiting van de bij de directie bestaande verwachting dat er ruimte is om dividend uit te keren. Er wordt geen uitspraak gedaan over de omvang van de uitkeringen en er wordt ook op geen enkele wijze de indruk gewekt dat bij de toekenning van dividend anders gehandeld zou gaan worden dan volgens de geldende reglementen en anders dan in het verleden gebeurd is. [eiser], die bekend verondersteld mocht worden met de voorwaarden waaronder hij de bij hem in het bezit zijnde certificaten had aangeschaft en die wist van de in het verleden gevolgde werkwijze, kan daaraan dus niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat er dividend aan hem zou worden uitgekeerd, ook als hij op het moment waarop het dividend werd uitgekeerd zijn certificaten niet meer zou bezitten.
4.4 Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit tevens voort dat de mate waarin en de voorwaarden waaronder de certificaten konden worden verkregen mede kunnen worden getoetst aan de eisen van goed werkgeverschap. Voor de aan waardepapieren als de onderhavige verbonden aanspraken als stemrecht, waarde van het certificaat en - zoals in deze zaak - de aanspraak op dividend, geldt veeleer dat deze worden geregeerd door het vennootschapsrecht. Gezien de aan de regeling inherente mogelijke verschillen in de mate waarin de verschillende werknemers van Catena aanspraken op dividend geldend zouden kunnen maken is de kantonrechter ook niet van oordeel dat in dit concrete geval eisen van goed werkgeverschap en het daaronder mede te scharen recht op gelijke beloning voor gelijke arbeid door de regeling of de uitvoering daarvan geschonden worden. Het is met andere woorden acceptabel dat een werknemer die hetzelfde werk als een ander doet geen of minder dividend ontvangt omdat hij geen of minder certificaten heeft gekocht. Zo is het ook acceptabel dat de werknemer die conform de voorwaarden waaronder de certificaten zijn gekocht deze weer terug dient te verkopen zijn aanspraak op dividend verliest.
4.5 [eiser] was bij het kopen van de certificaten op de hoogte met de geldende voorwaarden en heeft de uitvoering van de regeling een aantal jaren meegemaakt, zodat de wijze waarop Catena met de toekenning van dividend is omgegaan voor hem niet als een verrassing kan zijn gekomen. Bovendien, zo heeft Catena onweersproken gesteld, is [eiser] door Catena bij haar pogingen het afscheid nog wat uit te stellen nogmaals op de uitwerking van de regeling gewezen. [eiser] wist dus bij zijn vertrek waar hij aan toe was en kan niet achteraf met een beroep op goed werkgeverschap de door het vennootschapsrecht en de binnen de vennootschap geldende regelingen geregeerde aanspraken alsnog vergroten.
4.6 Gelet op hetgeen hier voor is overwogen, is de vordering van [eiser] niet voor toewijzing vatbaar en komt de aanspraak van [eiser] op vergoeding van buitengerechtelijke kosten evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.7 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Die kostenveroordeling zal overeenkomstig de daartoe strekkende conclusie van Catena uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Beslissing
De kantonrechter:
1 wijst de vordering af;
2 veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van Catena vastgesteld op € 300,-- als het aan de gemachtigde van Catena toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.