ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5786

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/25035
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en procesbelang in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de vraag of eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, nu hij op 16 april 2009 naar Spanje is uitgezet. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Guman, heeft aangevoerd dat de handhaving van de toegangsweigering tot Nederland hem bij toekomstige reizen problemen kan opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 16 februari 2009 de toegang tot Nederland is geweigerd op basis van de Schengengrenscode, omdat hij in het bezit zou zijn van een vals reisdocument. Echter, na de vrijspraak van eiser op 10 april 2009 door de politierechter, is de grondslag voor de toegangsweigering komen te vervallen. De rechtbank concludeert dat de toegangsweigering onrechtmatig was en dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie, het administratief beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, hoewel eiser inmiddels is uitgezet, hij nog steeds belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, met name voor de vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 30 juni 2009 vernietigd en het besluit van 16 februari 2009 herroepen, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien. Eiser heeft recht op vergoeding van de gemaakte proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 966,-, evenals de vergoeding van het betaalde griffierecht van € 150,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem en op 26 oktober 2009 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 25035
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 26 oktober 2009
in de zaak van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum], van Ghanese nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. van Keeken, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft op 16 februari 2009 aan eiser op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de verordening EG 562/2006 (Schengengrenscode) de toegang tot Nederland geweigerd.
1.2 Eiser heeft op 11 maart 2009 tegen de toegangsweigering bij verweerder een administratief beroepschrift ingediend. Verweerder heeft het administratief beroep bij besluit van 30 juni 2009 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit op 10 juli 2009 beroep ingesteld.
1.3 Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2009. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Eiser is op 11 april 2009 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De maatregel is met ingang van 16 april 2009 opgeheven omdat eiser op deze datum is uitgezet naar Spanje. Bij uitspraak van 4 mei 2009 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, eiser een schadevergoeding toegekend omdat de maatregel ten onrechte was opgelegd (AWB 09/13321). De rechtbank heeft aanleiding gezien om schadevergoeding toe te kennen gelet op verweerders ter zitting ingenomen standpunt dat de vrijheidsontnemende maatregel, gelet op de vrijspraak en het rechtmatig verblijf van eiser in Spanje, niet had mogen worden opgelegd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 februari 2009 blijkt dat eiser in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Spanje die geldig is van 20 april 2007 tot 4 maart 2012.
2.3 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op de volgende standpunten gesteld. Eiser is terecht de toegang geweigerd omdat hij niet behoort tot de categorie vreemdelingen genoemd in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder e, van de Schengengrenscode, vanwege de omstandigheid dat hij in het bezit was van een vals paspoort. Dat de authenticiteit van het paspoort duidelijk naar voren is gekomen, volgt verweerder niet nu op 16 februari 2009 een proces-verbaal is opgemaakt ter zake overtreding van artikel 231 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen aanwijzingen dat niet van de juistheid van dit proces-verbaal kan worden uitgegaan. Nu eiser blijkens het proces-verbaal in het bezit is gesteld van een folder met informatie over de communicatie bestaat geen grond voor het oordeel dat eiser niet de mogelijkheid heeft gehad zijn belangen naar behoren te behartigen. Verweerder heeft van het horen van eiser kunnen afzien.
2.4 Eiser heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Eiser is bij vonnis van de politierechter van 10 april 2009 vrijgesproken, zodat geen sprake is van gevaar voor de openbare orde. Daarbij komt dat eiser door het onzorgvuldige besluit psychische problemen heeft gekregen. Eiser heeft bij totstandkoming van het besluit niet de gelegenheid gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. Het besluit is daarmee in strijd met artikel 4:7 Awb. Eiser verzoekt om vergoeding van de proceskosten die gemaakt zijn in verband met het administratief beroep en het beroep.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.9 De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of eiser procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep nu eiser reeds op 16 april 2009 is uitgezet naar Spanje.
2.10 De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat zijn procesbelang is gelegen in de omstandigheid dat de toegangsweigering blijft gehandhaafd waardoor eiser bij een eventuele toekomstige reis naar of via Nederland problemen kan ondervinden. Verweerders gemachtigde ter zitting heeft hierop aangegeven dat de gemachtigde van eiser niet kan worden gevolgd in zijn standpunt op grond van het volgende. Eiser is bij zijn reis vanuit Londen naar Nederland op grond van de Schengengrenscode de toegang geweigerd aan de zogeheten buitengrens. Doordat eiser inmiddels is uitgezet naar Spanje is hem alsnog de toegang verleend tot het Schengengebied, waardoor geen grond bestaat voor de conclusie dat eiser bij een eventuele reis naar of via Nederland problemen zal ondervinden van de toegangsweigering.
2.11 De rechtbank volgt verweerder in voorgaand standpunt, echter uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 31 januari 2008, JB 2008, 60) volgt dat het ontbreken van procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling niet wegneemt dat eiser belang kan hebben bij een beoordeling van het beroep voor zover dit strekt tot vergoeding van de proceskosten in de bestuurlijke voorprocedure. In verband hiermee overweegt de rechtbank het volgende.
2.12 Ter zitting is gebleken dat de vrijspraak door de politierechter in het vonnis van 10 april 2009 onder meer het ten laste gelegde artikel 231 Sr (in het bezit zijn van valse reisdocumenten) betreft. Gelet op deze vrijspraak is de grondslag van de toegangsweigering, te weten dat eiser in het bezit zou zijn van een vals reisdocument en in verband daarmee als een gevaar voor de openbare orde werd beschouwd, komen te vervallen. Na de vrijspraak dient te worden geconcludeerd dat de toegangsweigering onrechtmatig is geweest.
2.13 Ten tijde van het bestreden besluit van 30 juni 2009 was het vonnis van de politierechter van 10 april 2009 bij verweerder bekend. Dat blijkt immers uit eerdergenoemde uitspraak van 4 mei 2009, nevenzittingsplaats Amsterdam, inzake de vrijheidsontnemende maatregel. Verweerder had derhalve moeten concluderen tot gegrondverklaring van het administratief beroep omdat de toegangsweigering onrechtmatig was nu daaraan de grond was komen te ontvallen. Het bestreden besluit kan derhalve niet in stand blijven en zal worden vernietigd, omdat het is genomen in strijd met de Schengengrenscode. Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
2.14 Het besluit in primo kan om dezelfde reden niet in stand blijven en zal worden herroepen. Daarvoor zal de rechtbank gebruik maken van de in artikel 8:72, vierde lid, Awb gegeven bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien.
2.15 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt in verband met het administratieve beroep en het beroep. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 322,- (1 punt voor het administratief beroepschrift, wegingsfactor 1) en € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.16 Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 30 juni 2009;
3.3 herroept het besluit in primo van 16 februari 2009;
3.4 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 966,- te betalen aan eiser;
3.6 draagt verweerder op € 150,- te betalen aan eiser als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en op 26 oktober 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.