Parketnummer 09/528541-06
Datum uitspraak: 30 november 2009
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 3 september 2009 en 16 november 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Cleef en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. P.J. Silvis, advocaat te Schiedam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 oktober 2006 te Zevenhuizen, gemeente
Zevenhuizen-Moerkapelle, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg,
[adres] (disco [disco]), in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X], welk geweld
bestond uit het stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam,
en/of (terwijl die [X] op de grond lag) het trappen en/of schoppen in het
gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met de andere portiers openlijk geweld heeft gepleegd tegen [X].
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van openlijk geweld. Een van de portiers werd belaagd en daarop hebben de portiers getracht om een veilige situatie te behouden. Daarbij zijn over en weer klappen gevallen, maar van disproportioneel geweld is geen sprake geweest. De belastende verklaringen zijn alle afkomstig van vrienden van [X] en het is niet de enige keer dat deze mensen zich tegen de portiers hebben gekeerd.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende vast.
In de nacht van zaterdag 30 september op zondag 1 oktober 2006 was verdachte werkzaam als portier bij discotheek [disco] in Zevenhuizen. Rond 3.00 uur stond hij, samen met zijn collega’s en medeverdachten [A] en [B], bij de uitgang, terwijl collega en medeverdachte [C] (alias [C]) naast hen bij de ingang stond. Op een gegeven moment liep [X] richting de uitgang en sloeg zonder aanleiding [C] tegen het hoofd, waardoor deze op de grond viel. [X] werd hierop door de verdachte bij zijn nek gegrepen2 en mee naar buiten genomen, gevolgd door [C], nadat die weer bij zijn positieven was gekomen. Medeverdachten [A] en [B] sloten de deuren, zodat er niemand naar buiten kon gaan. Na enige tijd zijn, op aandringen van de vrienden van [X] en de eigenaar van de discotheek de deuren weer opengegaan. Door de verdachten is op [X] ingeslagen en geschopt.3 De verdachte schopte [X] op het hoofd en het lichaam. Medeverdachte [A] heeft [X] eveneens geschopt en geslagen.4 Alle verdachten waren daarbij in meer of mindere mate betrokken.5 Ze gingen helemaal uit hun dak.6 [C] heeft [X] hard in zijn gezicht geslagen waardoor deze op de grond viel. Toen [X] op de grond lag, heeft [C] hem nog een paar schoppen gegeven.7 Nadat [X] door [Y] en [Z] in een taxi was gezet, kwamen alle verdachten weer op [X] af en schopten en sloegen zij hem opnieuw.8 [X] had na de vechtpartij twee blauwe ogen, een opgezet hoofd en twee gekneusde ribben en heeft een week niet kunnen werken.9
De verdachten hebben verklaard dat [X] in reactie op de klap die [C] kreeg wel geschopt en geslagen is, maar dat dit was met het doel hem onder controle te houden en aan de politie over te dragen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [X] erop duidt dat er meer geweld is gebruikt dan een enkele klap of schop teneinde hem onder controle te houden en aan de politie over te dragen. Nu het letsel van [X], zowel zijn verklaring als die van de getuigen ondersteunt, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 01 oktober 2006 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle,
met anderen op de openbare weg, [adres] (disco [disco]) openlijk
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[X], welk geweld bestond uit
het stompen en slaan tegen het hoofd en tegen het lichaam en, terwijl die [X]
op de grond lag, het trappen en schoppen in het gezicht en tegen het lichaam.
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar.
Ter terechtzitting van 16 november 2009 heeft de raadsman van verdachte een beroep gedaan op noodweer op grond waarvan verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft hij aangevoerd dat van portiers niet verlangd kan worden dat zij degene die een collega heeft neergeslagen en vervolgens niet tot bedaren te brengen is, zomaar laten gaan. De verdachten hebben niet meer gedaan dan geprobeerd de rust te bewaren en bepaalde mensen te ontzetten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De portiers mochten, op het moment dat tegen (een van) hen wederrechtelijk geweld werd gebruikt op een manier zoals dat in het onderhavige geval is gebeurd, de veroorzaker van dat geweld aanhouden en op een passende manier in bedwang houden. De rechtbank is echter van oordeel dat het door de verdachten toegepaste geweld, niet uitsluitend hiertoe diende en dat door de verdachten meer geweld is gebruikt dan noodzakelijk was om [X] onder controle te brengen en aan de politie over te dragen. Hierbij moet eveneens rekening worden gehouden met hun getalsmatige overmacht. Zelfs toen [X] door zijn vrienden in een taxi werd gezet en de politie onderweg was, zijn de portiers doorgegaan met hem te slaan en te schoppen. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 80 uren. Zij heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat [X] de aanstichter was en is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren. Zij acht een hogere werkstraf voor verdachte gerechtvaardigd, gelet op het letsel van [X], het geweld dat is gebruikt en het feit dat het feit met drie anderen is gepleegd.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit en stelt zich daarom op het standpunt dat er geen straf dient te worden opgelegd.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Voorts heeft de rechtbank gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank merkt hierbij nog het volgende op.
De verdachte heeft, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen een discotheekbezoeker, [X]. Nadat [X] een collega van verdachte tegen de grond had geslagen, heeft verdachte samen met die collega en twee andere portiers, [X] tegen zijn lichaam en hoofd geslagen en geschopt. Zij zijn daarbij veel verder gegaan dan noodzakelijk voor de aanhouding van [X]. [X] heeft daardoor letsel opgelopen, waardoor hij een week niet heeft kunnen werken.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 2 februari 2007, in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten die, zoals verdachte ter terechtzitting heeft medegedeeld, telkens in de uitoefening van zijn werk als portier werden gepleegd.
Verdachte is inmiddels met zijn portierswerkzaamheden gestopt, zodat de rechtbank de kans op recidive laag inschat.
Voorts laat de rechtbank het aandeel van [X] in de gang van zaken zwaar meewegen.
6. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[X] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.100,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van deze vordering van de benadeelde partij onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering betwist en de niet-ontvankelijkheid van [X] bepleit. Omdat de eigen schuld van [X] moet worden meegewogen, is de vordering niet van eenvoudige aard.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering door de verdachte wordt betwist en niet van eenvoudige aard is. Daardoor leent de vordering zich niet voor afdoening in het strafproces. De benadeelde partij kan zijn vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 40 (veertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij [X] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mrs M. Soffers, voorzitter,
S.M. Borkent en J.J. Peters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coskun, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2009.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met bijlagen van de politie Hollands-Midden, startend met nummers PL1622/06-008988, doorlopend genummerd van blz. 1 t/m 61
2 Proces-verbaal verhoor van [verdachte], p. 37
3 Proces-verbaal van aangifte door [X], p. 44; Proces-verbaal van verhoor van [Y] , p. 31; Proces-verbaal van verhoor van [W], p. 33-34 en zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 15 januari 2009
4 Proces-verbaal van verhoor [Y], p. 31 e.v.
5 Verklaring [Z] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2009
6 Proces-verbaal van verhoor van [Z], p. 36
7 Proces-verbaal van verhoor van [W], p. 33-34 en zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 15 januari 2009
8 Proces-verbaal van verhoor van [Y] , p. 31; Proces-verbaal van verhoor van [Z], p. 36
9 Proces-verbaal van verhoor van [X], p. 45; letselverklaring van huisarts [huisarts] d.d. 20 oktober 2006