ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5512

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329619 / FA RK 09-728
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en onderzoek naar vervalsing handtekening

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 september 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag. De moeder, [mevrouw A], heeft primair verzocht om de gezagsbeschikking, die de vader met ingang van 2 januari 2006 mede belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind [A], nietig te verklaren. De moeder stelt dat zij nooit heeft ingestemd met gezamenlijk gezag en dat de handtekening van haar onder het verzoek tot gezamenlijk gezag vervalst is door de vader. Subsidiair verzoekt zij om wijziging van het gezag, zodat zij alleen belast zal zijn met het gezag over [A]. De vader heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een omgangsregeling, waarbij de minderjarige ieder weekend en op woensdagmiddag bij hem verblijft.

Tijdens de zitting op 23 juni 2009 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechterlijke beslissing ten grondslag ligt aan de aantekening in het gezagsregister en dat de wet geen grondslag biedt voor nietigverklaring of vernietiging van deze aantekening. De rechtbank heeft de moeder's verzoek om een handschriftdeskundige in te schakelen om de authenticiteit van de handtekening te onderzoeken, toegewezen. De rechtbank heeft ook een voorlopige regeling vastgesteld voor de omgang van de minderjarige met de vader, waarbij de minderjarige eens per veertien dagen een weekend en iedere woensdagmiddag bij de vader verblijft. De rechtbank heeft verdere beslissingen aangehouden tot 1 februari 2010, pro forma, en de deskundige H. Hardy benoemd voor het handschriftonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-728
Zaaknummer: 329619
Datum beschikking: 8 september 2009
Gezag
Beschikking op het op 29 januari 2009 ingekomen verzoek van:
[mevrouw A],
de moeder,
wonende te [plaats A]
advocaat: mr. B.R. Capaan te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de heer B],
de vader,
wonende te [plaats A]
advocaat: mr. J. Frissen te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek.
Op 23 juni 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader en de moeder, vergezeld van hun advocaten.
De minderjarige [A], heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Verzoek en verweer
Het verzoekschrift strekt tot wijziging van het ouderlijk gezag, in die zin dat de moeder verzoekt primair de gezagsbeschikking op grond waarvan de vader met ingang van 2 januari 2006 mede belast is met het ouderlijk gezag over de minderjarige [A] nietig te verklaren, althans deze te vernietigen, subsidiair de gezagsbeschikking op grond waarvan de vader met ingang van 2 januari 2006 mede belast is met het ouderlijk gezag over de minderjarige [A] te wijzigen, zodanig dat de moeder alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over [A].
De moeder doet haar primaire verzoek steunen op de stelling dat zij nimmer heeft ingestemd met gezamenlijk gezag en dat de vader haar handtekening onder het daartoe strekkende verzoek d.d. 29 december 2005 heeft vervalst. Haar subsidiaire verzoek doet zij steunen op de omstandigheid dat de verhoudingen tussen partijen tot een nieuw dieptepunt zijn gedaald en mede voor [A] zodanig spanningsvol zijn dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd en zij met het gezag dient te worden belast.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken. Tevens heeft hij zelfstandig verzocht om de vaststelling van een omgangsregeling, inhoudende dat de minderjarige ieder weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 20.00 uur en iedere woensdagmiddag uit school tot 20.00 uur bij de vader zal zijn.
De moeder heeft tegen het zelfstandig verzoek van de vader verweer gevoerd, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
Feiten
- Partijen hebben vanaf eind 1993 tot begin 1999 een affectieve relatie gehad.
- Uit de moeder is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [A], geboren op [datum] 1996 te [plaats B], die door de vader is erkend;
- De minderjarige heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Blijkens een aantekening in het gezagsregister d.d. 2 januari 2006 oefenen partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit.
Beoordeling
Gezag
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:244 BW jo artikel 1 van het Besluit gezagsregisters tekent de griffier rechtsfeiten aan, die betrekking hebben op de gezagsuitoefening over de in het arrondissement geboren minderjarigen. In het gezagsregister wordt op grond van artikel 2 van het Besluit gezagsregisters onder meer aantekening gehouden van de aantekening van gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:252 BW.
Naar aanleiding van een op 29 december 2005 ingekomen verzoekschrift bij deze rechtbank heeft de griffier in dezen op 2 januari 2006 in het gezagsregister op grond van het bepaalde in artikel 1:252 BW aantekening gemaakt van de gezamenlijke uitoefening van het gezag door partijen over de minderjarige.
In geschil is of de handtekening van de moeder in het verzoekschrift tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag door de vader is vervalst.
Volgens de moeder is het verzoekschrift zonder haar medeweten en instemming ingediend en heeft de vader haar handtekening nagemaakt. Zij heeft gesteld zodra zij van de aantekening op de hoogte raakte aangifte te hebben gedaan wegens gebruik van een vals/vervalst geschrift en oplichting. Volgens de moeder heeft de vader haar handtekening vaker vervalst. Zij heeft verzocht om gelasting van een handtekeningenonderzoek en voor zover nodig bewijs aangeboden.
De vader heeft zich verweerd en gesteld dat de aangifte enkel is gedaan met het oog op de onderhavige procedure. Hij heeft tevens gesteld dat de minderjarige van eind 2005 tot midden 2006 bij hem heeft gewoond en dat er op dat moment derhalve alle reden was om het medegezag van de vader te regelen.
De rechtbank overweegt dat aan de aantekening in het gezagsregister in het onderhavige geval geen rechterlijke beslissing ten grondslag ligt en dat de wet geen grondslag biedt voor nietigverklaring of vernietiging van de in het gezagsregister gemaakte aantekening. Uit het systeem van de wet volgt dat een aantekening van de griffier ex artikel 1:244 BW jo artikel 1:252 lid 1 BW slechts kan worden doorgehaald. De rechtbank wijst op het bepaalde in artikel 1:253p lid 3 BW. De rechtbank leest het primaire verzoek van de moeder als een verzoek tot het gelasten van doorhaling van de aantekening in het gezagsregister d.d. 2 januari 2006 door de griffier.
Het gezagsregister betreft een openbaar register dat door een ieder kan worden geraadpleegd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard van het gezagsregister met zich dat derden ervan mogen uitgaan dat een aantekening van gezamenlijk gezag in het register berust op hetzij een rechterlijke beslissing met betrekking tot het gezag, hetzij een verzoek tot het uitoefenen van gezamenlijk gezag van de ouders en dat in het gezagsregister de historische gang van zaken betreffende het gezag over de minderjarige juist is weergegeven. Gelet hierop heeft de moeder naar het oordeel van de rechtbank belang bij haar primaire verzoek.
Ter terechtzitting hebben beide partijen gepersisteerd in hun standpunten. Op basis van de voorliggende informatie kan niet worden vastgesteld of de handtekening in het verzoekschrift tot uitoefening gezamenlijk gezag onder Verzoeker II daadwerkelijk afkomstig is van de moeder. Of de betreffende handtekening daadwerkelijk afkomstig is van de moeder acht de rechtbank, gelet op de feitelijke onderbouwing van zowel het verzoek van de moeder als het verweer van de vader, van belang voor de beoordeling van het primaire verzoek van de moeder. De rechtbank zal, zoals de moeder ter terechtzitting heeft verzocht, na te noemen handschriftdeskundige opdracht geven onderzoek te doen naar de vraag of de handtekening in het verzoekschrift tot uitoefening gezamenlijk gezag d.d. 29 december 2005 afkomstig is van de moeder en daarover te rapporteren.
Nu beide partijen procederen op basis van een toevoeging wordt aan partijen geen voorschot opgelegd.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank thans niet toe aan beoordeling van het subsidiaire verzoek van de moeder.
Contact/omgang
Aangezien in deze beschikking niet definitief wordt beslist op het primaire verzoek van de moeder en daarmee evenmin op het subsidiaire verzoek van de moeder en derhalve nog niet duidelijk is of sprake is van eenhoofdig, dan wel gezamenlijk gezag, zal de rechtbank ook niet definitief beslissen op het verzoek betreffende de vader met betrekking tot het contact, respectievelijk de omgang. De rechtbank ziet wel aanleiding een voorlopige regeling vast te stellen. Nu er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat sprake is van gezamenlijk gezag, zal de rechtbank in het hiernavolgende de term "contact" gebruiken.
Blijkens de stukken van het geding en het verhandelde ter terechtzitting zijn er geen vaste afspraken betreffende het contact. De minderjarige ziet de vader volgens de vader ieder weekend en bijna iedere woensdag en volgens de moeder bijna ieder weekend en niet iedere woensdag. Zij wil dat een regeling wordt vastgesteld, waarbij de minderjarige eens in de veertien dagen een weekend en eens in de veertien dagen op woensdagmiddag bij de vader verblijft.
Het komt de rechtbank gelet op de huidige feitelijke praktijk, de leeftijd van de minderjarige en om de moeder in de gelegenheid te stellen ook in het weekend met de minderjarige tijd door te brengen in het belang van de minderjarige wenselijk voor dat, voorlopig, een regeling wordt vastgesteld waarbij de minderjarige eens per veertien dagen een weekend en iedere woensdagmiddag bij de vader verblijft.
De rechtbank zal derhalve beslissen als na te melden.
Beslissing
De rechtbank:
beveelt een onderzoek door na te noemen handschriftdeskundige waarbij een oordeel gevraagd wordt naar de vraag of de handtekening in het verzoekschrift uitoefening gezamenlijk gezag d.d. 29 december 2005 afkomstig is van [mevrouw A];
benoemt als deskundige:
H. Hardy,
Bram Limburgstraat 132,
2250 RV Voorschoten,
telefoonnummer: 071-5616819
bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken, verzoeken te doen en op het rapport te reageren. De deskundige zal hiervan, alsmede van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken en van zijn eventuele reactie daarop in zijn schriftelijk bericht doen blijken. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, zal de deskundige daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken;
bepaalt dat de advocaat van de moeder binnen drie weken van deze beschikking aan genoemde deskundige een afschrift van de gedingstukken, voor zover relevant, ter beschikking zal stellen;
bepaalt dat hangende de procedure het ten laste van 's-Rijks kas betaalde deel van de kosten van het onderzoek voorlopig aan partijen in debet zal worden gesteld;
bepaalt dat de deskundige zijn schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend rapport, vergezeld van zijn declaratie zal zenden naar de griffier van deze rechtbank, sector Familie- en Jeugdrecht, Postbus 20302, 2500 EH 's-Gravenhage;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking alsmede het originele verzoekschrift uitoefening gezamenlijk gezag d.d. 29 december 2005 aan de deskundige zendt;
bepaalt dat de minderjarige voorlopig, hangende de onderhavige procedure, bij de vader zal zijn:
- een weekend per veertien dagen van vrijdag na schooltijd tot zondag 20.00 uur;
- iedere woensdagmiddag tot 20.00 uur,
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing - ook ten aanzien van de kosten van het deskundigenonderzoek - aan tot 1 februari 2010 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, kinderrechter, bijgestaan door mr. A.C. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2009.