Zittinghoudende te Amsterdam
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken
eiser [naam], geboren [datum] in 1986, van gestelde Sierraleoonse nationaliteit,
gemachtigde: mr. M. Spapens, advocaat te Amsterdam,
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
Bij besluit van 17 januari 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 22 juli 2002 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 14 februari 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser ontvangen.
Het onderzoek door de meervoudige kamer van de rechtbank heeft plaatsgevonden ter zitting van 23 juni 2009. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Eiser heeft het volgende relaas aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd.
Eisers ouders zijn jaren geleden door de rebellen in Sierra Leone gedood. De rebellen hebben eiser en zijn broer toen meegenomen. Eiser heeft een tijd bij de rebellen verbleven, maar heeft op zeker moment weten te ontsnappen. Eiser is toen naar Freetown gegaan waar hij gedurende lange tijd op straat heeft gewoond en als bagagesjouwer op de markt heeft gewerkt. Op een dag heeft hij Sierra Leone, met behulp van een derde, via de haven van Freetown kunnen verlaten.
3. Standpunten van partijen
1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser toerekenbaar geen reisdocumenten heeft overgelegd. Eisers asielrelaas is voorts ongeloofwaardig nu het positieve overtuigingskracht ontbeert. Eiser heeft immers zeer vage en summiere verklaringen afgelegd over zijn land van herkomst en uit een taalanalyse van Bureau Land en Taal (BLT) volgt dat eiser eenduidig niet te herleiden is tot Sierra Leone. Hiermee staat tevens vast dat eiser een mogelijk onderzoek naar opvangmogelijkheden in zijn land van herkomst frustreert, zodat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Omdat eiser geen duidelijkheid heeft verschaft over zijn nationaliteit, komt eiser, in verband met zijn medische situatie, voorts evenmin een beroep toe op artikel 3 van het Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hem ten onrechte het niet overleggen van reis- documenten is tegengeworpen. Voorts kan eiser niet veel over zijn woonomgeving of land van herkomst vertellen omdat eisers gezondheid zwak is en hij van zijn vader enkel in diens gezelschap naar buiten mocht. Dat eiser ook niet veel over Freetown kan vertellen komt omdat eiser, gelet op zijn gezondheidstoestand, feitelijk alleen maar bezig was met overleven. Bovendien heeft eiser geen jaren maar maanden in Freetown verbleven.
De conclusie van de door eiser overgelegde contra-expertise luidt dat er niets gevonden kan worden wat het verhaal van eiser tegenspreekt. De uitkomsten van de taalanalyse zijn niet inzichtelijk en de contra-expertise biedt aanknopingspunten voor gerede twijfel aan de juistheid en volledigheid van het rapport. Voorts beschikt eiser over een op 19 februari 2008 door de Sierraleoonse autoriteiten opgestelde nationaliteitsverklaring. Eisers asielrelaas is wel geloofwaardig. Eiser kan niet worden tegengeworpen dat hij het onderzoek naar opvangmogelijkheden in Sierra Leone heeft gefrustreerd. Tot slot volgt uit de rapportage van het Bureau Medische Advisering (BMA) dat het stopzetten van de huidige medische behandeling tot een noodsituatie op korte termijn zal leiden. De door eiser benodigde medische behandeling is in Sierra Leone niet voorhanden.
4. Wettelijk kader, beleid en de geldende jurisprudentie
1. In artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, wordt afgewezen, indien de desbetreffende vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2. In het tweede lid, aanhef en onder f, van artikel 31 van de Vw 2000, is bepaald dat bij het onderzoek naar de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel mede wordt betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren, dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
3. Op grond van paragraaf C4/3.6.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, voor zover hier relevant, wordt, wanneer is vastgesteld dat reisdocumenten ontbreken, onderzocht of het aannemelijk is dat het ontbreken daarvan niet aan de betreffende asielzoeker is toe te rekenen. Indien de betreffende asielzoeker omtrent de reisroute en het ontbreken van documenten een consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaring aflegt, geeft hij blijk van de wil tot medewerking aan de vaststelling van de reisroute. Wanneer de verifieerbare elementen blijken te kloppen, kan de conclusie zijn dat het volledig ontbreken van documenten inzake de reisroute niet aan de vreemdeling is toe te rekenen.
4. Indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 mogen ingevolge het eerste lid van dat artikel, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, p. 40-41) en volgens de ter uitvoering daarvan vastgestelde beleidsregels, in het relaas van de vreemdeling om het geloofwaardig te achten geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen; van het asielrelaas moet in dat geval positieve overtuigingskracht uitgaan.
5. Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank dient gelet op het weergegeven kader eerst te beoordelen of verweerder eiser in redelijkheid artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft kunnen tegenwerpen en dientengevolge heeft kunnen concluderen dat op voorhand afbreuk wordt gedaan aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
2. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat eiser geen documenten over zijn reisroute heeft overgelegd en dat eiser er evenmin in is geslaagd zijn reisroute door verklaringen aannemelijk te maken. Uit onderzoek in het Lloyd’s Sea Searcher systeem is gebleken dat eisers verklaringen over zijn reis niet kloppen. Dat dit systeem mogelijk niet sluitend is doet niet af aan de verplichting voor eiser om zijn reisroute aannemelijk te maken. Zelfs van een persoon met een zwakke gezondheid mag worden verwacht dat hij meer informatie verstrekt dan eiser heeft gedaan, aldus verweerder.
3. Eiser heeft aangevoerd dat het ontbreken van reisdocumenten per definitie niet aan eiser kan worden toegerekend gelet op de wijze - als verstekeling - waarop eiser naar Nederland is gereisd. Bovendien voelde eiser zich tijdens de reis niet goed en was hij nog jong, waardoor hij niet op allerlei details van de reis heeft gelet. Omdat de informatie uit het Lloyd’s Sea Searcher systeem niet volledig is, heeft verweerder voorts ten onrechte het onderzoek door de zeehavenpolitie aan zijn standpunt ten grondslag gelegd, aldus eiser.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen reisdocumenten heeft overgelegd. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij geen consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaringen over zijn reis heeft afgelegd. De rechtbank wijst daarbij op eisers verklaring in het eerste gehoor dat hij op een dag in 2002 naar een plek in Freetown is gelopen waar schepen lagen. Hij weet niet precies waar dit was en de naam van de haven is hem onbekend. Voorts weet eiser niets te vertellen over het schip zelf. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hier in redelijkheid geen genoegen mee hoeven nemen. Dat eiser als verstekeling heeft gereisd, zich tijdens de reis niet fit voelde en nog jong was, vormt, anders dan eiser stelt, geen afdoende verklaring voor het niet verstrekken van nadere, meer gedetailleerde informatie over de reis.
5. Vervolgens ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van eisers asielrelaas geen positieve overtuigingskracht uitgaat.
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert omdat eiser zeer vage en summiere verklaringen over zijn land van herkomst heeft afgelegd en de uitkomst van de taalanalyse eiser eenduidig buiten Sierra Leone plaatst.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd nader toegelicht dat de afwijzing van de aanvraag is gebaseerd op voornoemde argumenten in onderlinge samenhang bezien. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding zich eerst te buigen over de vraag of verweerder de uitkomst van de taalanalyse aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
7. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), onder meer in de uitspraak van 14 juli 2004 in zaak no. 200401127/1, is een door het BLT opgestelde taalanalyse een deskundigenadvies aan verweerder. Indien het rapport taalanalyse op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag verweerder bij de beoordeling van de aanvraag in beginsel uitgaan van de conclusies van het rapport, tenzij sprake is van concrete aanknopingspunten om aan de juistheid en volledigheid ervan te twijfelen.
8.1 De rechtbank ziet zich eerst geplaatst voor de vraag of de door eiser ingebrachte contra-expertise in de onderhavige beoordeling een rol kan spelen nu verweerder de deskundigheid van de contra-expert heeft bestreden. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat het Fula niet de moedertaal van de contra-expert is en de contra-expert evenmin gebruik heeft gemaakt van de kennis van een ‘native speaker’ van het Fula van Sierra Leone.
8.2 De contra-expert heeft zijn gestelde deskundigheid als volgt onderbouwd. Hij is als taalkundige verbonden aan de Western Washington University in de Verenigde Staten van Amerika. Hij houdt zich sinds 1995 bezig met Fula, Mandingo en vele andere West-Afrikaanse talen en hun interactie met niet-Afrikaanse talen. De contra-expert heeft naar drie publicaties verwezen waaruit zijn kennis op het gebied van Fula en Mandingo blijkt. De contra-expert is goed op de hoogte van de fonologische basiskenmerken van onder meer het Fula, Mandingo, Engels, Krio en Frans zoals dat gesproken wordt in West-Afrika. Bovendien is de contra-expert opgegroeid met mensen die afkomstig zijn uit Sierra Leone en Guinee die Fuuta Jalon spreken. De contra-expert spreekt vloeiend Fuuta Jalon en andere varianten van het Fula in dat gebied. De contra-expert heeft kennis opgedaan bij mensen die direct afkomstig zijn uit Sierra Leone en Guinee en hun kinderen die in het gebied zijn opgegroeid. De contra-expert heeft hierdoor, gecombineerd met zijn academische scholing, uitstekende kennis en ervaring met de varianten van het Fula die in de regio worden gesproken, aldus de contra-expert.
9. De rechtbank oordeelt dat de enkele omstandigheid dat het Fula niet de moedertaal van de door de Taalstudio ingeschakelde contra-expert is, mede gelet op diens weergegeven en onbetwiste kennis van en ervaring met het Fula, onvoldoende aanleiding vormt om niet van zijn deskundigheid uit te gaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van 8 juli 2005 van de AbRS (LJN: AT9868).
Beoordeling van de taalanalyse
10. De rechtbank stelt vast dat in het rapport taalanalyse van 2 mei 2006 van het Bureau Land en Taal (BLT) onder meer staat vermeld dat:
- de vreemdeling Fula spreekt met een tongval die hem eenduidig buiten Sierra Leone plaatst. De vreemdeling gebruikt woorden in zijn Fula die niet gangbaar zijn in Sierra Leone, maar typisch zijn voor Guinee;
- de vreemdeling gebrekkig Engels met enkele Krio-elementen spreekt. De vreemdeling spreekt geen Krio, de lingua franca van Sierra Leone;
- de vreemdeling niet in staat is uitgebreide, gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde leefomgeving en land van herkomst.
De taalanalist concludeert dat de vreemdeling eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. De vreemdeling is eenduidig herleidbaar tot de spraakgemeenschap binnen Guinee.
11. De contra-expert komt tot de volgende conclusie:
“Based upon 1) the limited presence of English/Krio loanwords, 2) the limited number of French loans in the recordings, and 3) the information that he provided about his alleged area of origin in Sierra Leone, while it cannot be established in a definite manner that the subject comes from Sefadu Sierra Leone, the possibility cannot be ruled out because there is nothing in the recording that contradicts his claims.”
12. De rechtbank wijst erop dat niet in geschil is dat eiser een variant van het Fuuta Jalon (ook Jaloo genaamd) Fula spreekt die wordt gesproken in het grensgebied van Sierra Leone en Guinee. Uit de door eiser overgelegde contra-expertise leidt de rechtbank af dat de Guinese en Sierra Leoonse variant van het Fula niet sterk van elkaar afwijken. Omdat het Fula aan beide zijden van de grens wordt gesproken, zijn de zogenoemde leenwoorden die een vreemdeling gebruikt een belangrijke indicator bij het bepalen van het herkomstgebied. In het Fula van vreemdelingen die afkomstig zijn uit Guinee zullen meer leenwoorden uit het Frans voorkomen en bij vreemdelingen uit Sierra Leone meer leenwoorden uit het Engels.
De rechtbank verwijst hierbij naar de volgende - niet bestreden - passage uit de contra-expertise:
“The subject is a native speaker of Fuuta Jalon (also called Jaloo) Fula spoken both in Guinea and Sierra Leone. The applicant claims to be from the Sefadu area located in the eastern province of Sierra Leone. Due to the proximity of the area and Guinea and the well known historical and familial ties between Fula people from the two countries, in general a Fula from this area in Sierra Leone can be expected to have some limited influence from French. In addition, it should be pointed out that a stronger influence from English/Krio from Sierra Leone should normally also be expected to be found in the spontaneous speech of such a Fula from Sierra Leone. These important facts should be taken into account in order to reach an objective and reliable conclusion on this case.”
13. De taalanalist heeft zijn stelling dat eiser woorden in zijn Fula gebruikt die niet gangbaar zijn in Sierra Leone maar typisch zijn voor Guinee, als volgt onderbouwd:
- siga (zoals)
- non (nee)
- fulawa (dorp)
- mbuudi (geld)
14. De contra-expert heeft hier tegen in gebracht dat het gebruik van “non” inderdaad typisch is voor Guinee maar dat verbazingwekkend is dat de taalanalist alleen de Franse leenwoorden heeft vermeld. De vreemdeling heeft volgens de contra-expert immers tevens de, niet in de taalanalyse vermelde, volgende leenwoorden uit het Engels/Krio gebruikt:
- [ma:keti] (market)
- [so:p] (shop)
- [sori] (sorry)
Tevens heeft de contra-expert gemotiveerd bestreden dat de woorden ‘siga’, ‘fulawa’ en ‘mbuudi’ typisch zijn voor Guinee. Hierbij wijst de rechtbank op de volgende passage (onderaan pagina 5) van de contra-expertise:
“ The analyst’s claim that the Fula words ‘siga’, ‘fulawa’ and ‘mbuudi’ are not common in Sierra Leone is also questionable. The first word ‘siga’ cannot befound in any of the Guinean Fula materials that I know of, and the two last ones are not exclusive to Guinea, but are also used in many rural Fula communities throughout the West African region, including Guinea, Sierra Leone, The Gambia, Senegal etc.”
15. De rechtbank stelt voorts vast dat in het rapport taalanalyse acht woorden zijn vermeld die op een Engelse wijze door eiser worden uitgesproken. Ook worden zeven door eiser gebruikte zinnen geciteerd waarvan de grammatica Engels is. Het rapport taalanalyse bevat, afgezien van het woord ‘non’ (nee), geen eenduidige voorbeelden van woorden die eiser op een Franse wijze uitspreekt of van zinsconstructies die zijn ontleend aan de Franse grammatica.
16. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat onvoldoende inzichtelijk is waarop de taalanalist zijn conclusie heeft gebaseerd dat eiser woorden in zijn Fula gebruikt die niet gangbaar zijn in Sierra Leone, maar typisch zijn voor Guinee. Dit klemt te meer nu de taalanalist tot de eenduidige [cursivering rechtbank] conclusie is gekomen dat eiser te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap van Guinée.
De contra-expert heeft daarentegen concreet aangegeven waarom de onderbouwing van de taalanalist ontoereikend is. Bovendien wijzen de door de taalanalist (bij rechtsoverweging 13 en 14) opgesomde voorbeelden uit eisers Fula op een beïnvloeding door het Engels, wat kenmerkend is voor de Sierraleoonse variant van het Fula. Ook heeft de contra-expert onbetwist gesteld dat eiser bij zijn woordkeuze gebruik heeft gemaakt van drie (bij rechtsoverweging 13 weergegeven) leenwoorden uit het Engels die niet zijn opgenomen in het rapport van de taalanalyse. De taalanalist heeft kenmerken in de spraak die duiden op een Sierraleoonse afkomst van eiser dus niet op een kenbare wijze meegenomen bij de beoordeling van de spraak van eiser, zodat niet inzichtelijk is hoe hij tot zijn eenduidige conclusie is gekomen.
17. Voorts heeft de taalanalist geconstateerd dat eiser geen Krio spreekt, de lingua franca van Sierra Leone; hij spreekt gebrekkig Engels met enkele Krio-elementen.
Eiser heeft aangevoerd dat hij wel degelijk Krio spreekt maar dat hij niet in het Krio is gehoord. Volgens eiser heeft hij tijdens de taalanalyse enkele woorden in het Krio laten horen, maar omdat er geen gesprek ontstond en te kennen werd gegeven dat het zo genoeg was, heeft hij het daarbij gelaten.
18. Voor het antwoord op de vraag of eiser tijdens de taalanalyse in de gelegenheid is gesteld om Krio te spreken is de rechtbank aangewezen op hetgeen de deskundigen daarover naar voren hebben gebracht. Ook verweerder heeft hier ter zitting naar verwezen.
19. In het rapport taalanalyse wordt zonder nadere toelichting vermeld dat eiser geen Krio spreekt; hij spreekt gebrekkig Engels met enkele Krio-elementen. De contra-expert vermeldt in dit verband het volgende:
“The subject said that he speaks Krio, but spoke some mixture of Krio and non-standard English. His Krio could have been better tested by greeting him in Krio or asking him simple questions in the language. The subject indicated at the end that he thought someone was going to speak Krio to him, but did not see anyone. As correctly indicated by the applicant, this would have been the best way to test his Krio competence.”
“ The claim that the applicant’s language profile was also taken into account does not do justice to the fact that the subject’s Krio was not well tested in the interview. As noted in the contra-expertise (….), I indicated that the subject himself indicated at the end that he thought that someone was going to talk to him in Krio. As he correctly indicated, if this was done, it would have shown in a more objective way the applicant’s active competence in Krio.“
20. De rechtbank oordeelt, gelet op het vorenstaande, dat voorts evenmin voldoende inzichtelijk is hoe de conclusie van de taalanalist dat eiser geen Krio spreekt, tot stand is gekomen. Het BLT heeft niet gemotiveerd gereageerd op de stelling van eiser, die wordt ondersteund door de contra-expert, dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn beheersing van het Krio naar voren te brengen. Ook is niet duidelijk welke bevindingen van de taalanalist hebben geleid tot de conclusie dat eiser gebrekkig Engels spreekt met enkele Krio-elementen. Het rapport bevat hiertoe geen nadere onderbouwing.
Informatie over leefomgeving en land van herkomst
21. Voorts heeft de taalanalist geconstateerd dat eiser niet in staat is uitgebreide en gedetailleerde informatie te verschaffen over zijn beweerde leefomgeving en het land van herkomst.
22. De rechtbank constateert dat uit het rapport taalanalyse niet zonder meer blijkt welke informatie over zijn gestelde leefomgeving en land van herkomst eiser niet heeft kunnen verschaffen.
Ook blijkt niet dat en op welke wijze de taalanalist hierbij rekening heeft gehouden met eisers verklaringen over de wijze waarop hij in Sierra Leone heeft geleefd. De enkele weergave hiervan onder het kopje ‘relaas vreemdeling’ is daartoe in ieder geval ontoereikend.
De contra-expert is, in tegenstelling tot de taalanalist, van mening dat eiser beschikt over de kennis die van hem verwacht mag worden over Sierra Leone. In dit verband heeft de contra-expert erop gewezen dat opvallend aan de spraak van eiser is dat hij bijzonder weinig gebruik maakt van leenwoorden uit het Frans en/of Engels/Krio. De contra-expert ziet daarin een bevestiging van eisers verklaringen over de wijze waarop hij in Sierra Leone heeft geleefd. De rechtbank verwijst hiervoor naar de volgende passages:
“Based upon the information provided by the subject, it can be said that while the subject provided limited information about Sefadu, his knowledge of Sierra Leone in general is consistent with what can be expected from a young uneducated Fula man who claims to have lived most of his life around his father, and did not interact with other people due to his poor health.”
“Based upon these features, it can be said that the subject has extremely limited exposure to English/Krio and French in general. It can also be said that the extremely limited use presence of English/Krio and French features is consistent with his claims that he spent most of his life around his father, and was not allowed to interact with other people or go to other places because of his poor health condition.”
23. Ook wat betreft het niet in staat zijn om uitgebreide en gedetailleerde informatie te verschaffen over de beweerde leefomgeving en land van herkomst, ontbeert het rapport derhalve voldoende inzichtelijkheid.
Conclusie met betrekking tot het rapport taalanalyse
24. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande aldus dat het rapport taalanalyse niet op een inzichtelijke wijze is opgesteld. Verweerder heeft zich zonder nader onderzoek dan ook niet kunnen verlaten op de uitkomst hiervan. De rechtbank verwijst hiervoor mede naar de uitspraak van 19 mei 2009 van de AbRS (200806369/1). Daarom is het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, voorbereid en zal het beroep gegrond verklaard worden.
25.1 Gelet op het doel om een geschil, waar mogelijk, finaal te beslechten, zal de rechtbank zich thans buigen over de vraag of de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het besluit in stand kan laten.
25.2 De rechtbank acht in de onderhavige casus van belang dat het bestreden besluit, zoals verweerder ter zitting heeft verduidelijkt, is gebaseerd op het in onderlinge samenhang bezien van de zeer vage en summiere verklaringen van de vreemdeling over zijn land van herkomst én de uitkomst van de taalanalyse. Naar het oordeel van de rechtbank is het in de eerste plaats aan verweerder om, met in achtneming van deze uitspraak, de samenhang en het onderlinge gewicht te bepalen van enerzijds de verklaringen van de vreemdeling en anderzijds de taalanalyse, en te bepalen welke gevolgen dit heeft voor de beslissing op de aanvraag van eiser en de motivering daarvan. Verweerder kan daarbij de in beroep overgelegde nationaliteitsverklaring van 19 februari 2008 eveneens bij de besluitvorming betrekken. De rechtbank ziet in deze omstandigheden dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
26. De rechtbank merkt voorts op dat het beroep zich tevens richt tegen de afwijzing om eiser, als gevolg van zijn medische situatie, op grond van artikel 3 van het EVRM verblijf toe te staan. Over de medische omstandigheden van eiser wordt in een nota van 2 november 2006 van het BMA onder meer vermeld dat sprake is van een ongeneeslijke ziekte (de sikkelcelziekte) én status na hartoperatie, maar dat eiser zich niet in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium van deze ziekte bevindt indien de behandeling wordt gecontinueerd. Het staken van behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. In Sierra Leone zijn de behandelmogelijkheden onvoldoende, maar in Guinee is behandeling en controle mogelijk, aldus het BMA.
Aangezien de vraag of eisers terugkeer een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie oplevert, onlosmakelijk is verbonden met de vraag of eiser afkomstig is uit Sierra Leone of uit Guinée, zal de rechtbank de beroepsgronden die hierop betrekking hebben, onbesproken laten.
27. Het beroep richt zich, tot slot, tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning als minderjarige vreemdeling. Hoewel door een leeftijdsonderzoek is komen vast te staan dat eiser ten tijde van zijn komst in Nederland minderjarig was, is de vraag of hij op grond daarvan in aanmerking komt (of had dienen te komen) onlosmakelijk verbonden met de geloofwaardigheid van zijn verklaringen over zijn gestelde identiteit en nationaliteit. Nu verweerder opnieuw een besluit zal moeten nemen omtrent de geloofwaardigheid van de identiteit en nationaliteit van eiser, zal de rechtbank de beroepsgronden voor zover gericht tegen de afwijzing van deze genoemde vergunning evenmin verder bespreken.
28. Gezien het voorgaande zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
29. Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644 ,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644 ,-- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, mr. H.J.M. Baldinger en mr. J. Jonkers, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen - van der Hoek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.
Conc.: EW
Coll.: SSS
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.