ECLI:NL:RBSGR:2009:BK5091

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/39557
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een vreemdeling met criminele antecedenten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 november 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van een vreemdeling, eiser, die herhaaldelijk in bewaring was gesteld zonder dat uitzetting mogelijk bleek. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is, gezien zijn herhaalde inbewaringstellingen en de situatie in zijn land van herkomst, Soedan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 november 2009, waarbij ook een tolk aanwezig was. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, heeft betoogd dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor een uitzetting naar Malawi, waar eiser op 27 november 2009 zal worden gepresenteerd.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel eiser herhaaldelijk in bewaring is gesteld, dit niet automatisch betekent dat een nieuwe inbewaringstelling niet gerechtvaardigd kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende heeft gedaan om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen, en dat de belangenafweging, gezien zijn criminele antecedenten, niet in zijn voordeel uitvalt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het oordeel dat de verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat de inbewaringstelling rechtmatig is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om zelf bij te dragen aan het bewijs van hun identiteit en nationaliteit, vooral in het licht van hun juridische status en de gevolgen van herhaalde inbewaringstellingen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 09/39557, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiser] , eiser,
gemachtigde: mr. M.N.R. Nasrullah, advocaat te Rotterdam,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Faddach, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Op 29 oktober 2009 is de rechtbank, door middel van een namens eiser ingediend beroepschrift, ervan in kennis gesteld dat verweerder eiser op 22 oktober 2009 in bewaring heeft gesteld.
1.2. De zaak is op 12 november 2009 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. P.H. van Akenborgh, kantoorgenoot van zijn gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Voorts is ter zitting verschenen J.C. Ingenhoes, tolk.
2. Overwegingen
2.1. Krachtens artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Gelet op het bepaalde in artikel 94, eerste lid, laatste volzin, van de Vw 2000 staat tevens ter beoordeling of er aanleiding is eiser schadevergoeding toe te kennen.
2.2. Eiser voert aan dat hij al vele malen eerder in bewaring heeft gezeten, zonder dat uitzetting mogelijk is gebleken. Gelet hierop bestaat volgens eiser geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Daarnaast merkt eiser op dat hij uit Soedan afkomstig is en dat hij vanwege zijn christelijke achtergrond een vluchteling is. Uitzetting naar Soedan is niet mogelijk, omdat de autoriteiten van Soedan geen christenen terugnemen. Voorts voert eiser aan dat het regelmatig voorkomt dat een taalanalist een verkeerde conclusie trekt. Verweerder bewandelt een kansloos uitzettingstraject en handelt daarmee onvoldoende voortvarend.
2.3. Verweerder brengt naar voren dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. De Soedanese autoriteiten hebben een non-statement afgegeven, er zijn echter voldoende aanknopingspunten om een uitzettingstraject richting Malawi te starten. Op 27 november 2009 zal eiser bij de autoriteiten van Malawi worden gepresenteerd.
Verweerder merkt verder op dat hij een groot belang heeft bij eisers uitzetting. Eiser is ongewenst verklaard en heeft een groot aantal criminele antecedenten. Voorts wijst verweerder op de rechtsplicht die op eiser rust om zelf met documenten te komen die zijn gestelde identiteit en nationaliteit onderbouwen.
2.4. De rechtbank acht het beroep ongegrond en komt daartoe op grond van de navolgende overwegingen.
2.4.1. Eiser wijst er terecht op dat hij herhaaldelijk in bewaring is gesteld zonder dat dit tot zijn uitzetting heeft geleid. Uit het betoog van eiser ter zitting begrijpt de rechtbank dat hij het onmenselijk vindt dat hij keer op keer in bewaring wordt gesteld. De rechtbank wil niet op voorhand uitsluiten dat, indien een vreemdeling keer op keer zonder resultaat in bewaring wordt gesteld, op enig moment moet worden geoordeeld dat een nieuwe inbewaringstelling, gelet op het ingrijpende karakter van deze maatregel en de geringe kans van slagen van een nieuwe poging, niet gerechtvaardigd kan worden geoordeeld. Een dergelijke situatie kan echter pas aan de orde komen indien de vreemdeling zelf het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om zijn uitzetting te bevorderen. Gesteld noch gebleken is dat eiser het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de door hem gestelde identiteit en nationaliteit met stukken te onderbouwen. Ook overigens heeft eiser geen enkel aanknopingspunt geboden voor de conclusie dat ondanks de uitkomst van de taalanalyse en het non-statement moet worden aangenomen dat hij afkomstig is uit Soedan en onmogelijk naar dat land kan worden uitgezet. Hierbij komt nog dat een belangenafweging gezien de criminele antecedenten van eiser niet snel reeds bij aanvang van een nieuwe inbewaringstelling in zijn voordeel zal kunnen uitvallen. Het betoog van eiser heeft de rechtbank dan ook niet kunnen overtuigen van de onrechtmatigheid van de inbewaringstelling.
2.4.2. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Eiser wordt op 27 november 2009 gepresenteerd bij de autoriteiten van Malawi ter verkrijging van een laissez-passer. De rechtbank kan eiser in zoverre volgen in zijn standpunt dat de verklaring van een tolk dat eiser mogelijk uit Malawi komt op zichzelf een vrij magere aanwijzing is, maar bij gebreke aan stukken of argumenten die in een andere richting wijzen en enige inspanning van eiser om aan dergelijke stukken te komen, acht verweerder de keuze van verweerder om te proberen eiser naar Malawi uit te zetten, niet onbegrijpelijk en niet op voorhand kansloos.
Als eiser meent vluchteling te zijn, kan hij asiel aanvragen, althans opheffing van zijn ongewenstverklaring verzoeken. Deze stelling van eiser neemt het zicht op uitzetting niet weg.
2.4.3. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt door een volgens eiser kansloos uitzettingstraject in gang te zetten.
2.5. Ook overigens is niet gebleken dat de toepassing of enuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Er bestaat derhalve geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7. Gezien het voorgaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en M. Noordegraaf, griffier, ondertekend.