ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4953

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/14251
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het Europees recht op asielverzoeken van vreemdelingen in Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2009 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Russische vreemdeling, had op 29 oktober 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen op 23 maart 2009, met de stelling dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar overdracht aan Zwitserland niet mogelijk was vanwege haar relatie in Nederland en de humanitaire omstandigheden.

De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en de Verordening (EG) 343/2003, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de Overeenkomst Benelux/Zwitserland geen bepalingen bevatte voor de behandeling van asielverzoeken, en dat de strekking van de Overeenkomst EG/Zwitserland breder was. Dit leidde tot de conclusie dat de toepassing van Vo 343/2003 op het asielverzoek van eiseres voorrang had boven de Overeenkomst Benelux/Zwitserland.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van de IND vernietigd en bepaald dat de IND opnieuw op de aanvraag van eiseres moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de IND veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 322. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van Europees recht op asielverzoeken en de verantwoordelijkheden van lidstaten.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 09/14251
Uitspraak
in het geding tussen:
[vreemdeling],
geboren op [datum],
mede namens haar minderjarige dochter,
[dochter],
geboren op [datum],
van Russische nationaliteit,
IND dossiernummer [...], eiseres,
gemachtigde mr. H.A. Limonard, advocaat te Leeuwarden;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. M.S. Veld,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1. Procesverloop
Op 29 oktober 2008 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 23 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Bij brief van 20 april 2009 is daartegen beroep ingesteld. Het beroep is voorzien van gronden bij brief van 20 mei 2009. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 13 oktober 2009 behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder d, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen indien de vreemdeling op grond van een verdragsverplichting tussen Nederland en een ander land zal worden overgedragen aan dat land van eerder verblijf, terwijl dat land partij is bij het Vluchtelingenverdrag, het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (hierna: Anti-Folterverdrag), dan wel zich anderszins heeft verplicht artikel 33 Vluchtelingenverdrag, artikel 3 EVRM en artikel 3 Anti-Folterverdrag, na te leven.
2.2 De Zwitserse autoriteiten hebben bij brief van 12 januari 2009 het verzoek van Nederland aanvaard om eiseres over te nemen op grond van de Overeenkomst tussen de Benelux-Staten en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen en verblijvende personen (hierna: de Overeenkomst Benelux/Zwitserland).
2.3 Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Nederland een relatie heeft met de heer [naam] en dat deze relatie een belemmering vormt voor haar overdracht aan Zwitserland. Zij verzoekt verweerder haar asielverzoek aan zich te trekken op grond van artikel 3, tweede lid, juncto artikel 15 Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: Vo 343/2003). Eiseres stelt dat haar asielverzoek en die van haar partner door Nederland behandeld moeten worden en dat sprake is van een uitzonderlijk geval van humanitaire aard.
2.4 Aangezien eiseres zich beroept op bepalingen van Vo 343/2003 dient de rechtbank als eerste te toetsen of verweerder de aanvraag terecht met toepassing van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000 heeft afgewezen door aan Zwitserland om overname van eiseres te verzoeken op grond van de Overeenkomst Benelux/Zwitserland.
2.5 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 14 september 2009 (LJN: BJ8611) overwogen dat het Schengen-acquis met ingang van 12 december 2008 op Zwitserland van toepassing is in zijn betrekkingen met onder meer Nederland. De rechtbank neemt de overwegingen van de Afdeling over. Daaruit volgt dat – gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 14, tweede lid, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (hierna: de Overeenkomst EG/Zwitserland) – met ingang van 12 december 2008 de bepalingen van Vo 343/2003 eveneens van toepassing zijn op Zwitserland.
2.6 De rechtbank neemt in aanmerking dat weliswaar het asielverzoek van eiseres en het voornemen dateren van voor 12 december 2008, maar dat zowel het overnameverzoek aan, als het akkoord van de Zwitserse autoriteiten en – meest bepalend – het bestreden besluit dateren van na die datum. De vraag is of verweerder gelet op deze tijdslijn het verzoek aan Zwitserland had moeten baseren op Vo 343/2003 in plaats van op de Overeenkomst Benelux/Zwitserland.
2.7 De rechtbank merkt op dat de Overeenkomst Benelux/Zwitserland anders dan Vo 343/2003 geen bepalingen bevat met betrekking tot het behandelen van asielverzoeken. Dit betekent dat de strekking van de Overeenkomst EG/Zwitserland, waardoor het supranationale recht van Vo 343/2003 van toepassing is op Zwitserland, breder is dan de Overeenkomst Benelux/Zwitserland. Nu bovendien de Overeenkomst EG/Zwitserland van later datum is dan de Overeenkomst Benelux/Zwitserland en artikel 30 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht zich tegen die uitleg niet verzet, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van Vo 343/2003 op eiseres’ asielverzoek voorgaat voor de toepassing van de Overeenkomst Benelux/Zwitserland. Hierbij is in aanmerking genomen dat de Overeenkomst EG/Zwitserland geen regel van overgangsrecht kent voor de toepassing van Vo 343/2003 op Zwitserland; artikel 29 Vo 343/2003 mist toepassing, omdat die bepaling slechts ziet op deze overgang van de Overeenkomst van Dublin naar Vo 343/2003.
2.8 Het voorgaande betekent dat verweerder het bestreden besluit ten onrechte heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000. Het bestreden besluit dient reeds daarom te worden vernietigd. Wat verder is aangevoerd behoeft geen bespreking.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van verweerder om de rechtsgevolgen in stand te houden in te willigen, reeds omdat een terugnameakkoord van Zwitserland op grond van Vo 343/2003 ontbreekt.
2.9 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen met inachtneming
van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,-- te voldoen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, en door deze en D.K. Bloemers als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2009.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.