ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4684

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/925952-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en mishandeling van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen en mishandeling van een minderjarige. De verdachte heeft meerdere keren met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet van zestien had bereikt, ontuchtige handelingen verricht en deze minderjarige bovendien meerdere malen mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer heeft gesteld, wat heeft geleid tot ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte ontkende de tenlastegelegde feiten en toonde geen inzicht in de ernst van zijn daden.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor bepaalde feiten zou worden vrijgesproken, terwijl voor andere feiten een gevangenisstraf van 24 maanden werd geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de tenlastegelegde feiten, waardoor de verdachte voor die feiten werd vrijgesproken. Voor de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 750,-- aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk werd toegewezen, maar dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, die tot op heden op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/925952-07
Datum uitspraak: 27 november 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 januari 2008, 16 april 2008, 11 juni 2008, 10 april 2009 en 13 november 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.B. Baumgarten, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr H.A.C. Banning heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1, 1e alternatief/cumulatief en 4 ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1, 2e alternatief/cumulatief, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.954,45 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige, zijnde een geldbedrag van € 40,--.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht daarbij de schademaatregel aan verdachte op te leggen.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter
terechtzitting -:
1.
hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007
tot en met 27 oktober 2007 te [P], althans in Nederland door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [X] (geboren op [geboortedatum] 1991) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [X]
geduwd/gestopt en/of
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [X]
geduwd/gestopt en/of
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de anus van die [X]
geduwd/gestopt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- (meermalen) die [X] (hard) aan haar haren naar achteren heeft
getrokken, en/of
- (meermalen) die [X] in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft
geslagen en/of geschopt, en/of
- (meermalen) met kracht de benen van die [X] omhoog en/of uit elkaar
heeft geduwd, en/of
- door zijn, verdachtes, leeftijd en/of fysiek en/of geestelijk overwicht over
die [X] (aldus) voor die [X] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
EN/OF
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007
tot en met 05 juli 2007 te [P], althans in Nederland, met
[X] (geboren op [geboortedatum] 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [X], hebbende verdachte
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [X]
geduwd/gestopt en/of
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [X]
geduwd/gestopt en/of
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de anus van die [X]
geduwd/gestopt
art 245 Wetboek van Strafrecht
art 242 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007
tot en met 27 oktober 2007 te [P], althans in Nederland een ander,
genaamd [X] (geboren op [geboortedatum] 1991)door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld, misleiding dan wel door misbruik
van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van
een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [X], immers heeft
verdachte
- veel aandacht aan die [X] geschonken, en/of
- een (seksuele) relatie met die [X] aangegaan, en/of
- die [X] gezegd dat zij voor hem, verdachte, in de prostitutie moest
gaan werken, en/of
- die [X] op de weg naar school opgewacht, en/of
- die [X] naar zijn, verdachtes, verblijfplaats vervoerd/gebracht, en/of
- de telefoon en/of de Ipod en/of de ketting van die [X] afgepakt, en/of
- (meermalen) die [X] geslagen/gestompt/geschopt, en/of
- (meermalen) die [X] aan de haren getrokken, en/of
- die [X] in het gezicht gebeten, en/of
- zich (meermalen) door die [X] laten pijpen, terwijl (een) nog
onbekende gebleven perso(o)n(en) zich in dezelfde ruimte en/of auto
bevond(en), en/of
- (meermalen) die [X] gedwongen te kijken terwijl een nog onbekend
gebleven persoon zichzelf aftrok,
terwijl die [X] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
EN/OF
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007
tot en met 27 oktober 2007 te [P], althans in Nederland ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, een ander, genaamd
[X] (geboren op [geboortedatum] 1991), die toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met
geweld, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- te verwerven, te vervoeren, over te brengen, huis te vesten of op te nemen,
met het oogmerk van uitbuiting van die [X] (in de prostitutie) en/of
- te dwingen en/of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen
betaling danwel enige handelingen te ondernemen waarvan hij, verdachte wist
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [X] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van één of meer seksuele
handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, met dat opzet
- veel aandacht aan die [X] heeft geschonken, en/of- een (seksuele) relatie met die [X] is aangegaan, en/of
- tegen die [X] heeft gezegd dat zij voor hem, verdachte, in de
prostitutie moest gaan werken, en/of
- die [X] op de weg naar school heeft opgewacht, en/of
- die [X] naar zijn, verdachtes, verblijfplaats heeft
vervoerd/gebracht, en/of
- de telefoon en/of de Ipod en/of de ketting van die [X] heeft
afgepakt, en/of
- (meermalen) die [X] heeft geslagen/gestompt/geschopt, en/of
- (meermalen) die [X] aan de haren heeft getrokken, en/of
- die [X] in het gezicht heeft gebeten, en/of
- zich (meermalen) door die [X] heeft laten pijpen, terwijl (een) nog
onbekende gebleven perso(o)n(en) zich in dezelfde ruimte en/of auto
bevond(en), en/of
- (meermalen) die [X] heeft gedwongen te kijken terwijl een nog
onbekend gebleven persoon zichzelf aftrok,
terwijl de uitvoering van voorgenomen misdrijf nog niet is voltooid;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007
tot en met 27 oktober 2007 te [P], althans in Nederland opzettelijk
een persoon (te weten [X]), op/tegen het lichaam heeft
geslagen/gestompt/ geschopt en/of met kracht aan de haren heeft getrokken
en/of in de wang, althans het gezicht heeft gebeten, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 oktober
2007 tot en met 21 oktober 2007 te [P], althans in Nederland,
opzettelijk een minderjarige, te weten [X] (geboren [geboortedatum]1991),
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag,
immers heeft verdachte daar toen:
- die [X] op de weg naar school opgewacht/tegengekomen, en/of
- (vervolgens) die [X] meegenomen naar een voor haar ouder(s) onbekende
plaats en/of
- die [X] enige tijd voor haar ouder(s) verborgen gehouden.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De raadsman heeft namens verdachte primair aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging, nu volgens hem de dwingende regels zoals deze zijn neergelegd in de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: de Aanwijzing) niet zijn nageleefd. Hierdoor is in het strafrechtelijk onderzoek niet voldaan aan de criteria van zorgvuldigheid, controleerbaarheid en neutraliteit die worden genoemd in de Aanwijzing, hetgeen een onherstelbaar verzuim met zich meebrengt. Meer in het bijzonder blijkt nergens uit het dossier dat de aangiftes audiovisueel zijn opgenomen.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat dit verzuim niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, dan verzoekt de raadsman om de aangiftes uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank heeft dienaangaande het volgende overwogen.
De Aanwijzing is hoofdzakelijk in het leven geroepen teneinde de professionele bejegening van slachtoffers van zedendelicten en het algemeen belang van waarheidsvinding te waarborgen. De Aanwijzing ziet met name op seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties. Daar waar er sprake is van seksuele handelingen waarbij het slachtoffer in een afhankelijkheidsrelatie staat of stond tot de dader, kan de kwetsbaarheid van het slachtoffer dusdanig groot zijn dat er in het opsporingsonderzoek een aantal extra waarborgen dienen te worden ingebouwd, teneinde zorg te dragen voor een zorgvuldig, professioneel en transparant onderzoek. Een informatief gesprek met het slachtoffer is hier een voorbeeld van.
In casu is weliswaar sprake van een afhankelijkheidsrelatie van het slachtoffer ten opzichte van verdachte, doch slechts in een lichte variant, immers gebleken is dat het slachtoffer weliswaar 15 jaar oud was maar ouder oogde en het leeftijdverschil tussen verdachte en het slachtoffer niet aanzienlijk is. Dit betekent niet dat de Aanwijzing in zijn geheel niet hoeft te worden opgevolgd; ook nu geldt dat het opvolgen van de Aanwijzing de voorkeur verdient teneinde een deugdelijk onderzoek te waarborgen. De rechtbank overweegt echter dat zij, ondanks het feit dat de regels van de Aanwijzing niet volledig zijn toegepast in deze zaak, geen reden heeft om te twijfelen aan de zorgvuldigheid waarmee het opsporingsonderzoek is uitgevoerd. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de deskundigheid van de betreffende zedenrechercheurs. Dat de verhoren niet zijn opgenomen op een geluidsband doet niet af aan de transparantie en zorgvuldigheid waarmee het onderzoek blijkens het dossier is verlopen. Daarenboven is gebleken dat het mogelijk schenden van deze Aanwijzing door de aangifte niet op te nemen, voldoende is gecompenseerd nu aangeefster in aanwezigheid van de raadsman is gehoord bij de rechter-commissaris. Daarbij is niet gebleken dat zij aldaar fundamenteel anders heeft verklaard waardoor aan de inhoud van haar eerdere bij de politie afgelegde aangifte kan worden getwijfeld.
Voorts is niet gebleken dat het openbaar ministerie doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort heeft gedaan aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling. Het betoog van de raadsman leidt daardoor niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank is om dezelfde redenen van oordeel dat bewijsuitsluiting evenmin aan de orde is.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1, 1e alternatief/cumulatief,
2, 1e en 2e alternatief/cumulatief en 4 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank nog het volgende.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangeefster consistent en gedetailleerd zijn en dat deze geloofwaardig zijn. Verdachte heeft het telastgelegde bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting echter ontkend. De rechtbank acht ten aanzien van dit feit aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen nu de aangiftes van aangeefster niet worden ondersteund door ander wettig bewijs. Getuigenissen, afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, bevatten verklaringen uit dezelfde bron, namelijk van aangeefster. Eigen waarnemingen van deze getuigen ontbreken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2e alternatief/cumulatief en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze onderstaand is vermeld:
1.
hij in de periode van 19 mei 2007 tot en met 05 juli 2007 te [P] met [X] (geboren op [geboortedatum] 1991), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [X], hebbende verdachte
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [X] geduwd/gestopt en
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [X] geduwd/gestopt en
- (meermalen) zijn, verdachtes, penis in de anus van die [X] geduwd/gestopt;
3.
hij in de periode van 19 mei 2007 tot en met 27 oktober 2007
te [P] opzettelijk [X] op/tegen het lichaam heeft geslagen/ geschopt en in de wang heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meerdere malen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet van zestien heeft bereikt, ontuchtige handelingen verricht. Verdachte heeft die minderjarige bovendien meerdere malen mishandeld. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens en belangen van het slachtoffer. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige vormen van aantasting van de lichamelijke integriteit. Verdachte heeft geen oog gehad voor de eventuele psychische en lichamelijke schade die hij met zijn handelen bij het slachtoffer kon veroorzaken. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Verdachte heeft de telastgelegde feiten ter terechtzitting ontkend en heeft hierdoor geen inzicht getoond in de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte heeft ter terechtzitting bovendien aangegeven geen behoefte te hebben aan enige vorm van professionele hulp.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport d.d. 9 januari 2008 van drs. M.H. de Groot, klinisch psycholoog. Verdachte is – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister d.d. 8 april 2009 – eerder met politie en justitie in aanraking gekomen en onder meer ter zake van geweldsdelicten veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat de vordering van de officier van justitie mede gebaseerd is op een vrijspraak van feit 1, 1e alternatief/cumulatief en feit 4, terwijl de rechtbank verdachte ook voor feit 2 heeft vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij.
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.994,95.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post materiële schadevergoeding, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit 2 waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post immateriële schadevergoeding, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2e alternatief/cumulatief en 3 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht een bedrag van € 750,--, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2e alternatief/cumulatief en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten zijn toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 245, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e alternatief/cumulatief, 2, 1e en 2e alternatief/cumulatief en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2e alternatief/cumulatief en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Feit 1, 2e alternatief/cumulatief:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[X], een bedrag van € 750,--;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,--, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs H.J. de Graaff, voorzitter,
J.M. Ghrib en D. Nobel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2009.
mrs J.M. Ghrib en D. Nobel zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.