ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4675

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/9449
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting na verbeterde aangifte door fiscale partner

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting die aan eiser is opgelegd na een verbeterde aangifte door zijn (ex-)partner. Eiser en zijn partner beëindigden hun samenleving in 2006, maar waren in 2005 fiscale partners en hadden een gezamenlijke eigen woning. In hun aangiften voor het jaar 2005 gaven zij ieder de helft van de belastbare inkomsten uit de eigen woning aan. Later diende de partner een verbeterde aangifte in, waarbij zij een groter deel van de hypotheekrente aan zichzelf toerekende. De Belastingdienst legde daarop een navorderingsaanslag op aan eiser, omdat de onderlinge verdeling van de inkomsten uit de eigen woning onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de verbeterde aangifte moest worden gezien als een gezamenlijke wijziging van de onderlinge verhoudingen tussen eiser en zijn partner. Eiser's claim dat zijn elektronische handtekening zonder zijn medeweten was geplaatst, werd verworpen, omdat de rechtbank aannam dat de handtekening met medeweten en medewerking was geplaatst. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de navorderingsaanslag.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, afdeling 4, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/9449 IB/PVV
Uitspraakdatum: 5 november 2009
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
drs. [X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 21 november 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB).
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is [A] verschenen, bijgestaan door [B].
IIBESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
IIIOVERWEGINGEN
3.1Eiser heeft vanaf 1998 samengewoond met [Y]. In januari 2003 hebben eiser en [Y] samen de woning op het adres [a-straat 1] te [Q] (hierna: de woning) gekocht. In 2006 is de samenleving beëindigd. De woning is op 1 december 2006 verkocht.
3.2Gedurende het jaar 2005 was de woning voor eiser en [Y] een eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet IB 2001 (hierna: de Wet). Het eigenwoningforfait, als bedoeld in artikel 3.112, eerste lid, van de Wet, bedroeg in 2005 € 2.647,-. Eiser en [Y] hadden de woning gefinancierd met een hypothecaire lening ter grootte van € 400.000,-, waarover in 2005 in totaal € 20.000,- rente is betaald.
3.3[Y] heeft voor het eerst op 30 maart 2006 haar aangifte IB voor het jaar 2005 ingediend. Eiser deed dit op 7 april 2006. In hun aangiften hebben eiser en [Y] ieder de helft van de belastbare inkomsten uit eigen woning aangegeven. Eiser heeft een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 47.625,- en de daarin begrepen belastbare inkomsten uit eigen woning waren € 8.677,- negatief. [Y] koos in haar aangifte voor het fiscale partnerschap met eiser. Eiser maakte die keuze in zijn aangifte niet.
3.4Op 19 mei 2006 heeft [Y] een verbeterde aangifte ingediend. Bij deze aangifte heeft zij de belastbare inkomsten uit eigen woning aangegeven voor een bedrag van € 11.493,- negatief.
3.5De aanslag van eiser is conform de aangifte vastgesteld op 21 april 2007. De aanslag van [Y] is conform de verbeterde aangifte vastgesteld op 18 juli 2007. Vervolgens heeft verweerder eiser de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, zich op het standpunt stellend dat eiser en [Y] met de verbeterde aangifte gezamenlijk kozen voor een andere verdeling van de belastbare inkomsten uit eigen woning en dat het daarvan aan eiser toe te rekenen gedeelte nader moest worden vastgesteld op € 5.860,- negatief (€ 2.647,- -/- € 20.000,- + € 11.493,-). Verweerder heeft de navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.442,- (€ 47.625,- + € 8.677,- -/- € 5.860,-). Bij het opleggen van de navorderingsaanslag heeft verweerder eiser een vergrijpboete opgelegd van € 295,-. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de navorderingsaanslag gehandhaafd en de vergrijpboete laten vervallen.
3.6In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser stelt dat dit niet het geval is omdat de verbeterde aangifte niet door hem is gezien en ondertekend en dat [Y] met het aangeven van meer dan de helft van de belastbare inkomsten uit eigen woning valsheid in geschrifte heeft gepleegd.
3.7Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat eiser en [Y] het gehele jaar 2005 fiscale partners van elkaar waren. Ingevolge artikel 2.17, tweede lid, van de Wet worden gemeenschappelijke inkomensbestanddelen van de belastingplichtige en zijn partner geacht bij hen op te komen in de onderlinge verhouding die zij daarvoor bij het doen van aangifte kiezen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan deze keuze door de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslag van een van hen onherroepelijk vaststaat. Op grond van het vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van artikel 2.17 behoren de belastbare inkomsten uit eigen woning tot de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen.
3.8Het geschil spitst zich toe op de vraag of het indienen van de verbeterde aangifte door [Y] moet worden aangemerkt als een door eiser en [Y] gezamenlijk aangebrachte wijziging in de onderlinge verhouding waarin zij de belastbare inkomsten uit eigen woning tot ieders belastbare inkomen uit werk en woning rekenen.
3.9Tot de gedingstukken behoort een afdruk van enkele emailberichten die eiser en [Y] over en weer naar elkaar hebben gestuurd. Voor zover hier van belang luiden deze berichten als volgt:
"Verzonden: do 18-5-2006 17:44
(...)
[Y],
Ik heb alleen dat deel afgetrokken dat in de 52% schijf valt, zijnde 5860. Jij geeft aan 10000 te hebben afgetrokken; resteert een bedrag van 4140 dat nog afgetrokken kan worden; als jij dat doet geniet ik maximaal belastingvoordeel. Dus wil je dat alsnog doen?
Groeten,
[eiser]"
"Verzonden: vrijdag 19 mei 2006 11:27
(...)
Doe ik, groet [Y]"
"Verzonden: zo 28-5-2006 9:57
(...)
[Y]
Ik heb (...), mijn boekhouder, opdracht gegeven om toch de volle belastingaftrek (10.000 hypotheekrente) alsnog te verwerken in mijn belastingopgave omdat ik via verrekening inkomsten 2006 toch de volle aftrek kan genieten. Wil je, voor zover je mijn aftrek hebt opgegeven, dit corrigeren richting belasting. Excuses voor het eventuele ongemak.
Gr [eiser]"
"Verzonden: zondag 28 mei 2006 20:24
(...)
Beste [eiser],
Ik heb het - zoals telefonisch vorig week besproken - inmiddels al richting de belasting gecorrigeerd en opnieuw ingezonden zoals door jou gevraagd. Ik ga het vooralsnog niet voor een derde keer veranderen.
Dus laat ik het zo, zoals het is. Tegen de tijd dat je weet hoe je het precies wilt verwerken hoor ik wel wat het eindresultaat is.
Groet, [Y]"
"Verzonden: zondag 28 mei 2006 21:30
(...)
[Y],
Het eindresultaat is zoals hiervoor gevraagd. (...) gaat het maandag in orde maken; sorry voor het ongemak.
[eiser]"
3.10Naar verweerder onweersproken heeft gesteld is bij het indienen van de verbeterde aangifte door [Y], evenals bij de eerder ingediende aangifte van haar, gebruik gemaakt van de elektronische handtekeningen van zowel eiser als [Y]. Naar het oordeel van de rechtbank moet de verbeterde aangifte, gelet op het voormelde, worden aangemerkt als een door eiser en [Y] gezamenlijk aangepaste wijziging in de onderlinge verhoudingen waarin zij de belastbare inkomsten uit eigen woning tot hun belastbare inkomen uit werk en woning rekenen. De stelling van eiser dat [Y] hierbij zonder medeweten van hem zijn elektronische handtekening heeft geplaatst maakt dit niet anders omdat verweerder ervan mag uitgaan dat plaatsing van een elektronische handtekening met medeweten en medewerking van diegene geschiedt. Bovendien wijzen de voormeld weergegeven emailberichten erop dat [Y] op dat moment met instemming van eiser de verbeterde aangifte heeft gedaan. Nu hierbij ook, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, de elektronische handtekening van beide partners was geplaatst, mocht verweerder ervan uitgaan dat de aanvankelijk aangegeven verdeling was verlaten ten gunste van deze laatste gezamenlijke verdeling. Verweerder is dus terecht uitgegaan van de onderlinge verhouding volgens de door [Y] ingediende verbeterde aangifte. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld, gelet op de bij de primitieve aanslag in aanmerking genomen aftrek, dat bij eiser nagevorderd dient te worden. Vorenstaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de navorderingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
3.11Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
3.12De rechtbank vindt geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Vink, in tegenwoordigheid van de griffier H. van Lingen.
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.