ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4601

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-611029-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 1 februari 2009 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een auto, heeft zeer onvoorzichtig gehandeld door plotseling en zonder noodzaak te remmen op de provinciale weg N470, wat leidde tot een aanrijding met een achter hem rijdende auto. Dit ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee medeweggebruikers, de heer [A] en mevrouw [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in zijn spiegels heeft gekeken voordat hij remde, wat zijn onvoorzichtigheid onderstreept. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig wordt verklaard aan roekeloos rijgedrag, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die door het ongeval letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 6.811,80 aan de heer [A] en € 4.193,16 aan mevrouw [B]. De rechtbank heeft ook de proceskosten door de benadeelde partijen begroot op nihil, met de verplichting tot betaling aan de Staat in geval van niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/611029-09
Datum uitspraak: 26 november 2009
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 november 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.W. Streefland-Brink en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.F.A. Enait, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 februari 2009 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto),
daarmede rijdende over de weg, de N470 Groenekade zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- rijdende op de N470 Groenekade, zijnde een provincialeweg alwaar een
maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold, een voor hem rijdende auto
(Audi, type A6 Quattro) op de rotonde met een, gelet op de situatie ter
plaatse, te hoge snelheid via de rechterrijstrook en/of het verdrijvingsvlak
heeft ingehaald tengevolge waarvan zijn, verdachtes auto slipte en/of
(vervolgens)
- dicht voor die auto (Audi) is gaan rijden en/of blijven rijden en/of
(vervolgens)
- een (aantal) ma(a)l(en) zonder noodzaak heeft geremd en/of (vervolgens)
- rijdende in een tunnelbak plotseling zonder noodzaak (krachtig) heeft
geremd en/of (daarbij) zijn motorrijtuig midden op de weg tot stilstand heeft
gebracht, althans zijn snelheid heeft teruggebracht tot een (zeer)lage
snelheid waardoor die achter hem rijdende auto (Audi) krachtig moest remmen
teneinde een aanrijding te voorkomen tengevolge waarvan een achter die Audi
rijdende bestuurder van een Golf tegen die Audi is gebotst, waardoor (een)
ander(en) (genaamd 1) [A] en/of 2) [B]) zwaar
lichamelijk letsel, te weten ad 1) whiplash en/of bewegingsbeperking en/of
tintelingen in de arm en/of ad 2) whiplash en/of hoofdpijn en/of nekpijn, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 februari 2009 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de N470
Groenekade, als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- rijdende op de N470 Groenekade, zijnde een provincialeweg alwaar een
maximumsnelheid van 80 kilometer per uur gold, een voor hem rijdende auto
(Audi, type A6 Quattro) op de rotonde met een, gelet op de situatie ter
plaatse, te hoge snelheid via de rechterrijstrook en/of het verdrijvingsvlak
heeft ingehaald tengevolge waarvan zijn, verdachtes auto slipte en/of
(vervolgens)
- dicht voor die auto (Audi) is gaan rijden en/of blijven rijden en/of
(vervolgens)
- een (aantal) ma(a)l(en) zonder noodzaak heeft geremd en/of (vervolgens)
- rijdende in een tunnelbak plotseling zonder noodzaak (krachtig) heeft
geremd en/of (daarbij) zijn motorrijtuig midden op de weg tot stilstand heeft
gebracht, althans zijn snelheid heeft teruggebracht tot een (zeer)lage
snelheid waardoor die achter hem rijdende auto (Audi) krachtig moest remmen
teneinde een aanrijding te voorkomen tengevolge waarvan een achter die Audi
rijdende bestuurder van een Golf tegen die Audi is gebotst, waardoor (een)
ander(en) (genaamd 1) [A] en/of 2) [B]) zwaar
lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 februari 2009 een verkeersongeval heeft veroorzaakt dat aan zijn schuld te wijten is, waardoor twee anderen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Subsidiair wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij gevaarlijk heeft gereden ten gevolge waarvan bij twee anderen zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte door roekeloos te handelen het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte reed op 1 februari 2009 in zijn auto, een groene [merk], op de provinciale weg N470, komende uit de richting van Delft en gaande in de richting van Zoetermeer.Het betreft een provinciale weg waar ter plaatse een maximum snelheid van 80 km/h geldt2.Vlak voordat het ongeval plaatsvond, reed verdachte reed met zijn auto vóór een grijze Audi. Verdachte en de bestuurder van de Audi reden door een tunnelbak. Aan het einde van die tunnelbak heeft verdachte geremd waarna hij heeft zijn auto op de rijbaan volledig tot stilstand gebracht.3 De bestuurder van de Audi kon zijn auto vlak achter de auto van verdachte tot stilstand brengen zonder deze te raken.4 Achter de Audi reed een Volkswagen. De bestuurder van deze Volkswagen remde krachtig, maar kon zijn auto niet op tijd tot stilstand brengen en reed tegen de Audi aan. Hierdoor botste de Audi alsnog tegen de achterkant van de auto van verdachte.5
Een van de inzittenden van de Volkswagen, mevrouw [B], is na de aanrijding met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Haar huisarts heeft op 5 februari 2009 gemeld dat mevrouw [B] last heeft van hoofdpijn en nekpijn (ook bij nekrotatie) bij elke beweging, door welke klachten zij tevens slecht sliep.6 Mevrouw [B] heeft op 6 april 2009 - ruim twee maanden na het ongeval – zelf verklaard dat zij nog steeds veel pijn had in haar nek en kampte met concentratieproblemen. De fysiotherapeut en manueel therapeut bij wie zij in behandeling is, hebben beiden gezegd dat zij bij de aanrijding een whiplash heeft opgelopen. Verder heeft mevrouw [B] verklaard dat zij de week daarvoor heeft getracht een paar uur te werken, maar dat zij veel last van haar nek ondervond en wederom volledig in de Ziektewet zat.7
De bestuurder van de Volkswagen, de heer [A], heeft op 6 april 2009 - ruim twee maanden na het ongeval - verklaard dat hij enkele dagen na de aanrijding last kreeg van hoofdpijn en hij vlekken zag voor zijn ogen. De fysiotherapeut heeft hem medegedeeld dat hij door de aanrijding een whiplash heeft opgelopen. De heer [A] heeft voorts verklaard dat hij volledig in de Ziektewet zat.8 Een chirurg heeft op 9 april 2009 gerapporteerd dat de heer [A] verhoogde spierspanning had in de nek-/schouderregio, wat zich uitte in pijn, bewegingsbeperking, vermoeidheid en tintelingen in de arm. Deze chirurg verwachtte volledig herstel binnen zes maanden.9
De rechtbank overweegt ten aanzien van het ten laste gelegde, in het bijzonder ten aanzien van de mate van schuld van verdachte en omtrent het letsel van mevrouw [B] en de heer [A] verder het volgende.
Vast staat dat verdachte komend uit de tunnelbak zonder noodzaak heeft geremd en zijn auto op de rijbaan tot stilstand heeft gebracht.Verdachte heeft ter terechtzitting echter ontkend dat hij daarbij plotseling en krachtig heeft geremd. Wel heeft hij, zo heeft hij verklaard, voordat hij remde niet in zijn spiegels gekeken of er behalve de Audi nog andere auto’s achter hem reden.10
De vriendin van verdachte, die bij verdachte in de auto zat, heeft verklaard dat zij zag dat verdachte geïrriteerd raakte omdat de Audi bleef kleven en zij vervolgens zag en voelde dat verdachte hun auto tot stilstand bracht.11 Deze verklaring past veel meer bij een plotseling remmen dan een geleidelijk tot stilstand komen, zoals verdachte heeft verklaard. Verder verklaren ook de overige betrokkenen dat verdachte in één keer op zijn rem ging staan. 12 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte aan het einde van de tunnelbak plotseling krachtig heeft geremd.
Volgens zijn eigen verklaring heeft verdachte daaraan voorafgaand verder niet gecontroleerd of er behalve de Audi nog een of meer andere auto’s achter hem reden. De Volkswagen heeft hij derhalve niet gezien. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld, ten gevolge waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
De door mevrouw [B] en de heer [A] genoemde whiplash blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet ondubbelzinnig uit de medische informatie. Wel staat op grond van voormelde medische informatie en de verklaringen van de slachtoffers voldoende vast dat zij ruim twee maanden na het ongeval nog niet konden werken en beiden volledig in de Ziektewet zaten. Om die reden acht de rechtbank bewezen dat aan hen zodanig letsel is toegebracht dat sprake is geweest van een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 februari 2009 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto),
daarmede rijdende over de weg, de N470 Groenekade zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeer onvoorzichtig als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar plotseling zonder noodzaak krachtig heeft
geremd en daarbij zijn motorrijtuig midden op de weg tot stilstand heeft
gebracht waardoor die achter hem rijdende auto (Audi) krachtig moest remmen
teneinde een aanrijding te voorkomen tengevolge waarvan een achter die Audi
rijdende bestuurder van een Golf tegen die Audi is gebotst, waardoor [A] en [B] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, almede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarom heeft de raadsman gevraagd verdachte geen rijontzegging op te leggen, maar in plaats daarvan eventueel een zwaardere taakstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als verkeersdeelnemer zeer onvoorzichtig gehandeld en daardoor een ongeval veroorzaakt dat lichamelijk letsel bij twee medeweggebruikers tot gevolg heeft gehad. Verdachte heeft aangegeven dat hij zeer geïriteerd was door het weggedrag van de bestuurder van de Audi. Op zichzelf kunnen in het dossier aanwijzingen gevonden worden dat ook deze bestuurder zich niet heeft gedragen zoals van een verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Dit laat echter onverlet dat de (uiteindelijke) reactie van verdachte volstrekt niet door de beugel kan. Verdachte heeft een ernstige fout gemaakt.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 21 oktober 2009 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Dit terwijl verdachte dagelijks als bestuurder van een auto aan het verkeer deelneemt. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte ook thans ten behoeve van zijn werk veelvuldig, ook tijdens werktijd, in een auto moet rijden en dat hij mogelijk zijn baan zal kwijtraken, indien hij een onvoorwaardelijke rijontzegging opgelegd krijgt. De rechtbank acht dit laatste niet gewenst.
Alles in aanmerking nemend zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen alsmede een werkstraf van na te melden duur.
7. De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen, omdat de vorderingen niet van zodanig eenvoudige aard zouden zijn dat zij zich lenen voor afdoening in het strafproces.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De heer [A] en mevrouw [B] hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de deels bij wijze van voorschot gevorderde schadevergoeding, groot € 6.811,80 respectievelijk € 4.193,16.
De rechtbank acht deze vorderingen van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. De vorderingen zijn met stukken onderbouwd en tijdens het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank wijst deze vorderingen dan ook toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de heer [A] een bedrag van € 6.811,80 en aan mevrouw [B] een bedrag van € 4.193,16.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van bedragen groot € 6.811,80 en € 4.193,16 ten behoeve van de slachtoffers genaamd de heer [A] respectievelijk mevrouw [B].
In geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 69 respectievelijk 51 dagen.
Voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen doet de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre vervallen en voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat doet de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre vervallen.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (VEERTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de heer [A] en mevrouw [B], beiden wonende aan [adres], een bedrag van € 6.811,80 respectievelijk € 4.193,16;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van bedragen groot
€ 6.811,80 en € 4.193,16 ten behoeve van de slachtoffers genaamd de heer [A] respectievelijk mevrouw [B];
veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 69 (NEGENENZESTIG) DAGEN respectievelijk 51 (EENENVIJFTIG) DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen en dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Knijff, voorzitter,
mrs E.A.G.M. van Rens en S.A. Steinhauser, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs M. Gest en D.E. Koops, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2009.
mrs Knijff en Steinhauser zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Waarna hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Verkeersongevallenregistratieset, Pv nr PL 1583/2009/2575-9 van de politie Haaglanden, Bureau Verkeer,
3 Verklaring verdachte, proces-verbaal ter terechtzitting d.d 12 november 2009
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], 1 februari 2009, PL1583/2009/2575-3 van politie Haaglanden, Bureau Pijnacker/Nootdorp.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte [A], 4 februari 2009, PL1583/2009/2575-8 van politie Haaglanden, Bureau Verkeer.
6 Aanvraagformulier medische informatie over [B], 1 februari 2009.
7 Proces-verbaal van verhoor betrokkene [B], 6 april 2009, PL1583/2009/2575-17 van politie Haaglanden, Bureau Verkeer.
8 Proces-verbaal van verhoor betrokkene [A], 6 april 2009, PL1583/2009/2575-18 van politie Haaglanden, Bureau Verkeer.
9 Aanvraagformulier medische informatie over [A], 6 april 2009.
10 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 12 november 2009
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], 1 februari 2009, PL1583/2009/2575-5 van politie Haaglanden, bureau Pijnacker/Nootdorp .
12 Zie voetnoot 4 en 5 proces-verbaal van verhoor getuige [E], 1 februari 2009, PL1583/2009/2575-4 van politie Haaglanden, bureau Pijnacker/Nootdorp