ECLI:NL:RBSGR:2009:BK4544

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/33161
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot vertrek van ongedocumenteerde vreemdeling naar Somalië en de rol van de luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 november 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Somalische vreemdeling en de staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, geboren in 1987 in Zuid-Somalië, had beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland en de vrijheidsontnemende maatregel die op hem was toegepast. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet voldoende had aangetoond dat vrijwillige terugkeer naar Somalië onmogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling, die in Mogadishu was geboren en daar tot kort voor zijn vertrek had verbleven, niet had voldaan aan zijn informatieplicht over zijn reisroute naar Nederland. Hierdoor was het voor de staatssecretaris niet mogelijk om een claim te leggen bij een luchtvaartmaatschappij voor zijn terugkeer. De rechtbank verwierp de stelling van de vreemdeling dat hij niet aan zijn vertrekplicht kon voldoen, en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van informatie over de reisroute bij de vreemdeling ligt, en dat het ontbreken van deze informatie de staatssecretaris belemmerde in het nemen van verdere stappen. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen gronden waren om dit toe te kennen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/33161
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nr: *
in het geding tussen:
eiser [naam], geboren [datum] in 1987, van Somalische nationaliteit,
gemachtigde: mr. J.J. Wedemeijer, advocaat te Alkmaar,
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Remmerswaal, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Op 8 september 2009 is eiser op grond van artikel 13 juncto artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 14 september 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 9 september 2009 heeft eiser een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Bij besluit van 14 september 2009 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiser toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is in het besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 25 september 2009. Eiser is in persoon verschenen en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig A. Mahamed, tolk in de Somalische taal.
De rechtbank heeft bij beslissing van 29 september 2009 het onderzoek heropend teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Op 30 september 2009 heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vrijheidsontnemende maatregel op 30 september 2009 is opgeheven. Op 1 oktober 2009 heeft verweerder de rechtbank aanvullende stukken doen toekomen. De gemachtigde heeft hierop bij faxbericht van 1 oktober 2009 gereageerd.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
1.1. Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Er is geen zicht op uitzetting naar Somalië. Dit dient bij de belangenafweging te worden betrokken. Verweerder weet dat de uitzetting van eiser onmogelijk is en dat hij niet is te claimen bij een luchtvaartmaatschappij. Vrijwillige terugkeer is ook onmogelijk, aangezien een reisdocument niet te verkrijgen is.
1.2. Bij faxbericht van 1 oktober 2009 heeft eiser het volgende aangevoerd. Het is al heel lang het geval dat de luchtvaartmaatschappij Daallo vliegt op de bestemmingen in het noorden van Somalië en Mogadishu. Eiser is afkomstig uit Zuid-Somalië. De noordelijke gebieden van Somalië nemen geen Zuid-Somaliërs op. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 26 maart 2009 (AWB 09/8917) blijkt dat verweerder inmiddels niet meer betwist dat Daallo Airlines geen Somaliërs die reizen met een EU-staat accepteert. Verweerders stelling dat ongedocumenteerde Somaliërs met Daallo Airlines dus vrijwillig terug kunnen keren is dus onjuist of in elk geval onvoldoende onderbouwd. Voorts is verweerder in gebreke gebleven uit te leggen of een EU-staat in de transitvliegvelden en op Mogadishu wel wordt geaccepteerd. Eiser heeft uitgebreid verklaard over zijn reisroute en in de asielprocedure zijn de verklaringen van eiser voor wat betreft het verleden geloofwaardig bevonden. Dit betekent dat verweerder heeft geaccepteerd dat eiser niet met meer informatie kan komen. Er is geen reden om te veronderstellen dat verweerder terug zou kunnen komen op het besluit om geen claim in te dienen, anders had verweerder dat al lang kunnen doen. Hetgeen verweerder heeft gesteld, is in ieder geval onvoldoende om aan te nemen dat verweerder alsnog een claim gaat indienen.
2.1. Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Bij de maatregel op grond van artikel 6 van de Vw 2000 speelt het zicht op uitzetting geen rol. Eiser heeft zelf een grote verantwoordelijkheid te vertrekken, die veel zwaarder weegt dan bij een maatregel op grond van artikel 59 van de Vw 2000. Het is aan eiser om pogingen te ondernemen contacten te leggen met bekenden in Somalië.
2.2. Bij faxbericht van 1 oktober 2009 heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht. Vrijwillige terugkeer naar Somalië is mogelijk. Eiser kan zich hiervoor melden bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), maar de vrijwillige terugkeer kan ook door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) worden ondersteund. Indien de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig reisdocument, zal door de afdeling Bijzonder Vertrek & Boekingen een EU-staat worden verstrekt. Terugkeer naar Somalië is mogelijk, nu Daallo Airlines bereid is om vreemdelingen van Somalische nationaliteit mee te nemen, indien zij te kennen hebben gegeven vrijwillig terug te willen keren. Aangezien vrijwillige terugkeer mogelijk is, is het voor eiser mogelijk om aan zijn vertrekplicht te voldoen en mag van eiser worden verwacht dat hij gebruik maakt van deze mogelijkheid om terug te keren naar Somalië. In het proces-verbaal van bevindingen (gedingstuk 2) is onder het kopje “onderzoek reisroute” vermeld, dat eiser geen verklaring heeft gegeven over zijn reisgegevens en dat nog een onderzoek zal worden gedaan naar zijn identiteit en reisroute. Van eiser kan en mag worden verwacht dat hij voldoende informatie verstrekt over de door hem gevolgde reisroute. Na afloop van de asielprocedure zal op basis van de verklaringen van eiser mogelijk alsnog een claim gelegd kunnen worden op een luchtvaartmaatschappij.
2.3. Bij faxbericht van 7 oktober 2009 heeft verweerder nog nadere inlichtingen verstrekt.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. De rechtbank stelt vast dat de bewaring na de indiening van het beroep is opgeheven. Thans moet worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
4. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
5. Bij een vrijheidsontneming op grond van artikel 6 van de Vw 2000 heeft verweerder slechts de plicht eiser te faciliteren bij zijn vertrek. Voorop staat immers eisers vertrekplicht. Tussen partijen is in geschil of eiser aan voornoemde vertrekplicht kan voldoen.
6. De rechtbank constateert dat het faxbericht van verweerder van 7 oktober 2009 is ingediend na sluiting van het onderzoek. Het kan dan ook niet bij de beoordeling worden betrokken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door eiser overgelegde stukken niet worden afgeleid dat vrijwillige terugkeer van ongedocumenteerde vreemdelingen met Daallo Airlines niet mogelijk is. De rechtbank begrijpt de brief van Daallo Airlines en de door eiser overgelegde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, aldus dat gedwongen terugkeer met een EU-staat niet tot de mogelijkheden behoort. Dat hetzelfde geldt voor vrijwillige terugkeer kan uit die stukken niet worden afgeleid. De stelling van eiser dat hij niet kan terugkeren naar waar hij vandaan komt, namelijk Zuid-Somalië, faalt vanwege het ontbreken van feitelijke grondslag. Het is immers niet in geschil dat eiser is geboren en getogen in Mogadishu (Centraal-Somalië), waar hij ook tot betrekkelijk kort voor zijn vertrek uit Somalië heeft verbleven. Verder is van belang dat eiser geen openheid van zaken heeft gegeven over de wijze waarop hij naar Nederland is gereisd. Daardoor heeft hij belemmerd dat wordt onderzocht of hij wellicht ook langs die reisroute kan terugkeren.
8. Met betrekking tot de stelling van eiser dat een claim op een luchtvaartmaatschappij niet mogelijk is, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder stelt geen claim op een luchtvaartmaatschappij te kunnen leggen, omdat eiser niet voldoende informatie heeft verstrekt omtrent zijn reisroute naar Nederland. De rechtbank acht van belang dat eiser in het eerste gehoor op 10 september 2009 in het kader van zijn asielaanvraag heeft verklaard dat hij in het bezit is geweest van een vliegticket, maar dat hij dit in het vliegtuig is kwijtgeraakt. Verweerder heeft in het voornemen van 13 september 2009, dat in het besluit van 14 september 2009 is ingelast, aan eiser tegengeworpen dat het aan hem is toe te rekenen dat documenten die zijn reisverhaal onderbouwen ontbreken. Eiser heeft dergelijke documenten nog altijd niet overgelegd en ook overigens geen inzicht verschaft in zijn reisroute.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het aan eisers gebrekkige medewerking is te wijten dat verweerder geen concrete stappen heeft kunnen ondernemen om een claim te leggen op een luchtvaartmaatschappij. De plicht die op eiser rust om informatie te verstrekken over de reisroute, valt onder de plicht op grond van artikel 5 van de Vw 2000 om aan zijn vertrekplicht te voldoen. Wanneer eiser meer informatie verstrekt over zijn reisroute, valt niet uit te sluiten dat verweerder alsnog een claim zal kunnen leggen op een luchtvaartmaatschappij.
9. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de stelling van eiser, dat hij niet aan zijn vertrekplicht kan voldoen, verwerpt.
10. De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 niet in strijd is geweest met de Vw 2000 en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd te achten is geweest tot aan de opheffing. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
11. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Fehmers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. van der Wielen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.
Afschrift verzonden op:
Conc.: JW
Coll: AS
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.