Parketnummer: 09/754002-09
Datum uitspraak: 23 november 2009
De politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 november 2009.
De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.M. Gruppelaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte
mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[A] B.V. en/of [tijdschrift] in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 te Amsterdam en/of [P] en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de mailbox(en) van een persoon genaamd [aangever], of in een deel daarvan, is binnengedrongen waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal,
- naar een onbekende (grote) hoeveelheid personen een (grote) hoeveelheid berichten verstuurd met daarin een verwijzing naar een internetadres met daarop een te downloaden computerspel en/of aan dat computerspel onlosmakelijk verbonden een voor de downloader onzichtbaar meedraaiend computerprogramma welke na het downloaden op zoek gaat naar het wachtwoord van bovengenoemde mailbox en/of
- het door voornoemd computerprogramma achterhaalde wachtwoord van bovengenoemde mailbox ingetoetst op de website behorende bij die mailbox en/of zich aldus de toegang tot (de inhoud van) die mailbox verschaft
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
art 51 Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 te Amsterdam en/of [P] en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de mailbox(en) van een persoon genaamd [aangever], of in een deel daarvan, is/zijn binnengedrongen waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal,
- naar een onbekende (grote) hoeveelheid personen een (grote) hoeveelheid berichten verstuurd met daarin een verwijzing naar een internetadres met daarop een te downloaden computerspel en/of aan dat computerspel onlosmakelijk verbonden een voor de downloader onzichtbaar meedraaiend computerprogramma welke na het downloaden op zoek gaat naar het wachtwoord van bovengenoemde mailbox en/of
- het door voornoemd computerprogramma achterhaalde wachtwoord van bovengenoemde mailbox ingetoetst op de website behorende bij die mailbox en/of zich aldus de toegang tot (de inhoud van) die mailbox verschaft;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
2.
[A] B.V. en/of [tijdschrift] in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 te Amsterdam en/of [P] en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerd(e) werk(en), te weten de mailbox(en) van een persoon genaamd [aangever], of in een deel daarvan, is/zijn binnengedrongen, waarna
hij/zij vervolgens emails, althans gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin hij/zij zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft/hebben overgenomen, afgetapt of opgenomen, immers heeft/hebben hij/zij een backupprogramma geïnstalleerd,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
art 138a lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 te Amsterdam en/of [P] en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerd(e) werk(en), te weten de mailbox(en) van een persoon genaamd [aangever], of in een deel daarvan, is/zijn binnengedrongen, waarna verdachte en/of zijn mededaders vervolgens emails, althans gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte en/of zijn mededaders zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft/hebben overgenomen, afgetapt of opgenomen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders een backupprogramma geïnstalleerd;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan computervredebreuk gepleegd door [tijdschrift], dan wel aan het medeplegen van dit feit. Tevens wordt verdachte verweten dat hij feitelijk heeft leidinggegeven aan het doorsturen van e-mails door middel van een geautomatiseerd werk, dan wel dat hij dit feit samen met een ander heeft gepleegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de politierechter wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte weliswaar als hoofdredacteur eindverantwoordelijk is voor de artikelen die verschijnen in [tijdschrift], doch dat de rechtspersoon, te weten [A] B.V. en/of [tijdschrift], niet is gedagvaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zonder de beschikking over bijvoorbeeld verhoren van redactieleden, notulen van vergaderingen of e-mailverkeer niet kan worden vastgesteld dat [tijdschrift] de dader is van het strafbare feit. Hij heeft daartoe opgemerkt dat deze vaststelling noodzakelijk is vanwege het accessoiriteitsvereiste en dat het ontbreken van deze vaststelling een veroordeling in de weg staat.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair heeft de raadsman opgemerkt dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Weliswaar is de hacker door de redactie aangesteld om de handelingen te verrichten, doch de gehele hackactie is volledig uitgevoerd door de hacker “[X]” en niet door verdachte en/of [tijdschrift].
Hoewel verdachte verantwoordelijk is voor de hoofdredactie, is hij niet actief betrokken geweest bij de hackactie. De raadsman heeft dan ook geconcludeerd dat er geen enkele uitvoeringshandeling is verricht door verdachte en er dan ook geen sprake kan zijn van medeplegen.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De politierechter stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. 1
Op 17 december 2008 werd door de heer [coördinator], coördinator beveiliging en bewaking bewindslieden van het Ministerie van Defensie, namens de heer [aangever], staatssecretaris van het Ministerie van Defensie aangifte gedaan. Op 16 december 2008 werd door de aangever een e-mailbericht in zijn privé mailbox, [e-mailadres], aangetroffen. Het betrof een e-maiberichtl verstuurd via [e-mailadres 2]. De mail was verstuurd op 16 december 2008 en ondertekend door verdachte. In deze mail werd aangegeven dat men de mailbox van aangever opzettelijk had gehackt en dat dit was gebeurd door het weekblad [tijdschrift]. Tevens werd in deze mail melding gemaakt van een nog uit te brengen artikel van [tijdschrift] in hun eindejaarsnummer omtrent de veiligheid van het mailverkeer van bewindslieden en dat de e-mail van aangever in dat kader was gehackt. 2 3
In het eindejaarsnummer van [tijdschrift] is een artikel verschenen onder de kop “Yes, we’re in” waarin wordt aangegeven dat én op welke (onrechtmatige) wijze door een hacker toegang is gekregen tot de privémailbox van de staatssecretaris van het Ministerie van Defensie. Beschreven wordt dat via Hyves in groepsberichten een mail wordt verspreid met daarin een link naar een te down te loaden computerspel (whack the mole). Aan dit computerspel is een voor de downloader niet zichtbaar meedraaiend computerprogramma, verbonden. Dit programma gaat na het downloaden op zoek naar het wachtwoord van de privémailbox van aangever. Het daarmee achterhaalde wachtwoord is vervolgens de toegang tot die mailbox verschaft. Tevens wordt beschreven dat, nadat toegang is verkregen, een back-up programma wordt geïnstalleerd waardoor alle e-mails die binnenkomen in de mailbox ook direct, onzichtbaar voor aangever, binnenkomen in het programma van de hacker. Met behulp daarvan zijn een aantal mails doorgestuurd waaronder twee privéberichten van aangever.4
Het artikel is geschreven door [Y], die als verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij werkzaam is als freelancer. Hem is door iemand van de hoofd- of eindredactie van [tijdschrift] omstreeks oktober-november 2008 verzocht een niet al te technisch artikel te schrijven over de mogelijkheid om een mailbox van een bewindspersoon te hacken. Iemand van de algemene redactie, wiens naam hij niet wil noemen, heeft hem uiteindelijk gekoppeld aan de hacker. Deze persoon heeft hij in het artikel omschreven als [X].
De redactie van de [tijdschrift] heeft [X] gevraagd of hij de mailbox van aangever kon hacken. Het hacken is gebeurd zoals in het artikel omschreven. De hacker heeft vervolgens de e-mails uit de mailbox binnengetrokken, aldus [Y]5.
Verdachte heeft verder ter terechtzitting erkend dat een tot heden onbekende hacker genaamd “[X]” namens [tijdschrift] de hackactie heeft gepleegd alsmede dat dat is gebeurd op de in de dagvaarding omschreven wijze. Hij heeft verklaard dat hij hiervan op de hoogte was en dat hij als hoofdredacteur eindverantwoordelijk is voor alle publicaties in [tijdschrift].6
Beoordeling ten aanzien van feit 1 primair
De raadsman heeft aangevoerd dat de rechtspersoon, te weten [A] B.V. en/of [tijdschrift], niet is gedagvaard en dat derhalve niet kan worden vastgesteld dat [tijdschrift] en/of [A] B.V., de dader is van het strafbare feit.
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen volgt dat de hele actie op touw is gezet enkel en alleen ten behoeve van een (niet al te) technisch artikel in de [tijdschrift] dat moest gaan over de (mogelijkheid van) het hacken van de privémailbox van een bewindspersoon. Daartoe is namens de hoofd- of eindredactie van [tijdschrift] een hacker aangezocht die in contact is gebracht met [Y] voornoemd. Onder deze omstandigheden is de politierechter van oordeel sprake is geweest van een dusdanige bewust en nauwe samenwerking dat ten aanzien van [tijdschrift] en [A] B.V., onder welke naam [tijdschrift] staat geregistreerd, sprake is van medeplegen van computervredebreuk.
Aangezien verdachte daarnaast zelf heeft aangegeven op de hoogte te zijn geweest van de opdracht aan de hacker en daarnaast als hoofdredacteur eindverantwoordelijk te zijn voor alle artikelen die door de redactie geplaatst worden in [tijdschrift], valt hij aan te merken als degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van het feit.
Op basis van het vorenstaande acht de politierechter dan ook voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leidinggeven computervredebreuk.
Beoordeling ten aanzien van feit 2, primair:
Ook met betrekking tot dit feit heeft naar het oordeel van de politierechter te gelden dat uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking dat ten aanzien van [tijdschrift] en [A] B.V. sprake is van medeplegen alsmede dat verdachte, gelet op zijn eigen verklaring ook ten aanzien van dit feit valt aan te merken als degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen ervan.
1.
[A] B.V. en [tijdschrift] in de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander meermalen opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de mailbox van een persoon genaamd [aangever], is binnengedrongen waarbij hij enige beveiliging heeft doorbroken en waarbij hij de toegang heeft verworven door een technische ingreep en met behulp van een valse sleutel en door het aannemen van een valse hoedanigheid,
immers heeft [A] B.V en [tijdschrift] en hun mededader opzettelijk wederrechtelijk meermalen,
- naar een onbekende (grote) hoeveelheid personen een (grote) hoeveelheid berichten verstuurd met daarin een verwijzing naar een internetadres met daarop een te downloaden computerspel en aan dat computerspel onlosmakelijk verbonden een voor de downloader onzichtbaar meedraaiend computerprogramma welke na het downloaden op zoek gaat naar het wachtwoord van bovengenoemde mailbox en
- met het door voornoemd computerprogramma achterhaalde wachtwoord van bovengenoemde mailbox de toegang tot (de inhoud van) die mailbox verschaft aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[A] B.V. en [tijdschrift] in omstreeks de periode van 01 oktober 2008 tot en met 16 december 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten de mailbox van een persoon genaamd [aangever] is binnengedrongen, waarna zij vervolgens emails, die waren opgeslagen, werden verwerkt of overgedragen door middel van dat geautomatiseerde werk waarin zij zich wederrechtelijk bevonden, voor zichzelf hebben overgenomen, immers hebben zij een backupprogramma geïnstalleerd,
aan welke gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven.
4. De strafbaarheid van de feiten
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake is van strafbare feiten nu het door verdachte aangevoerde belang, het aan de orde stellen van een maatschappelijk probleem, ook op een andere, minder ingrijpende wijze had kunnen worden gediend. Verdachte had voor een alternatief kunnen kiezen, zoals bijvoorbeeld het aanmaken van een fictief e-mailaccount ten name van een bewindspersoon en een hacker opdragen het wachtwoord van dit account te kraken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met het journalistieke doel dat verdachte voor ogen had en met de zorgvuldigheid waarmee dat journalistieke doel is verwezenlijkt. De intentie was een belangrijke maatschappelijke kwestie aan de orde te stellen, namelijk het aantonen van de kwetsbaarheid van het e-mailverkeer van bewindslieden. Aanleiding was de hack van het privémailadres van Sarah Palin. Het artikel toont aan dat er daadwerkelijk een beveiligingsrisico bestaat en in de aangifte wordt bevestigd dat aangever ook zakelijke correspondentie naar zijn privé e-mailbox stuurt. Het gaat verder om een zeer kortstondige actie waarbij geen schade is berokkend aan aangever. Er zijn geen e-mails uit zijn naam verzonden of virtueel mededelingen gedaan namens hem. Er zijn in het artikel ook geen privé gerelateerde mededelingen over de inhoud van de mailbox gedaan. Vóór publicatie is aangever van de actie op de hoogte gesteld.
Verdachte is mitsdien journalistiek zeer zorgvuldig te werk gegaan en er zijn geen handelingen verricht die onnodig schade zouden berokkenen.
Onder deze omstandigheden is, gelet op het belang van publicatie in verband met het informeren van het publiek over een zaak die het algemeen belang raakt, een veroordeling strijdig met de vrijheid van meningsuiting zoals verankerd in artikel 10, lid 1 van het EVRM. Verdachte dient mitsdien te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3. Het oordeel van de politierechter
Een strafvervolging maakt inbreuk op de artikel 10 eerste lid van het EVRM gewaarborgde vrijheid van meningsuiting indien de gedragingen die worden vervolgd binnen de reikwijdte van dit artikel vallen. Voorop gesteld wordt dat verdachte niet vervolgd wordt voor het publiceren van het onderhavige artikel in [tijdschrift], al hoewel op zichzelf vraagtekens kunnen worden gesteld bij de wijze waarop een en ander is beschreven.
Waar het thans om gaat is of het plegen van de onderhavige feiten met, naar de politierechter aanneemt, geen ander oogmerk dan het langs journalistieke weg aan de orde stellen van een maatschappelijk probleem, zodanig onderdeel uitmaakt van voormelde publicatie dat een strafvervolging verdachte belemmert in die vrijheid van meningsuiting.
Hierbij wordt voorop gesteld dat de vraag of de privé emailboxen van bewindslieden voldoende beveiligd zijn tegen inbraken van buitenaf, op zichzelf een zaak is die het algemeen belang raakt. Het mag immers algemeen bekend worden verondersteld – en uit de aangifte blijkt dat ook – dat het vaak voorkomt dat zakelijk emailverkeer ook naar de privé mailbox wordt gestuurd.
Verdachte heeft betoogd dat het plegen van de onderhavige strafbare feiten noodzakelijk was voor de onderbouwing van de stelling in het artikel dat het schortte aan die beveiliging. De politierechter wil wel aannemen dat, om effect te sorteren, feitelijke onderbouwing noodzakelijk is. De vraag is dan of verdachte voor een minder verstrekkend alternatief had kunnen kiezen. Van een dergelijk alternatief is de politierechter ten aanzien van de verweten computervredebreuk (feit 1), echter niet gebleken. Immers een verhaal over het binnendringen van een fictief emailaccount, zoals de officier van justitie heeft aangegeven, heeft beduidend minder journalistieke waarde en dus ook minder gevolgen dan wanneer het daadwerkelijk gaat om de privé emailbox van een bewindspersoon.
Strafvervolging voor feit 1 is naar het oordeel van de politierechter dan ook in strijd met het in artikel 10 van het EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting zodat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
Dit heeft echter niet te gelden voor feit 2.
Met het slagen van de hackpogingen was het journalistieke doel bereikt. Immers aangetoond was dat de beveiliging van de privé emailbox van de staatssecretaris van het Ministerie van Defensie niet optimaal was.
Vaststaat dat vervolgens kennis is genomen van de inhoud van de emailbox (die op dat moment leeg was) en dat een programma is geïnstalleerd waardoor alle e-mails die binnen zouden komen in de mailbox ook direct, niet zichtbaar voor aangever, binnen zouden komen in het programma van de hacker. Een aantal e-mails zijn daardoor ter kennis gekomen van de hacker en [Y] waaronder twee privé berichten van aangever.
Naar het oordeel van de politierechter kan hiervoor geen rechtvaardiging gevonden worden in het algemene publieke belang en belemmert strafvervolging van verdachte met betrekking tot dit feit verdachte niet in de artikel 10 EVRM neerlegde vrijheid van meningsuiting
5. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van feit 2 primair
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte strafbaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen andere verweren aangevoerd dan hiervoor reeds besproken.
5.3 Het oordeel van de politierechter
De politierechter acht verdachte strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de politierechter dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, subsidiair 15 dagen hechtenis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft uiterst subsidiair, in geval van een veroordeling, verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat de impact van de aanhouding en het verhoor op het politiebureau al zeer groot is geweest.
6.3. Het oordeel van de politierechter
De politierechter acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Een onbekend gebleven hacker heeft voor het tijdschrift [tijdschrift] in de privé emailbox van de staatssecretaris van het Ministerie van Defensie een programma geïnstalleerd, waardoor kennis kon worden genomen van de inhoud van inkomende e-mails van betrokkene.
Daarmee heeft een grove schending plaatsgevonden van de privacy van betrokkene, hetgeen op geen enkele manier gerechtvaardigd kan worden.
Zeker van verdachte, als hoofdredacteur van [tijdschrift], mag verwacht worden dat hij de grenzen van hetgeen ook in journalistiek opzicht toelaatbaar is, scherp voor ogen heeft en in acht neemt. Met het onderhavige handelen zijn die grenzen zonder meer overschreden.
De politierechter houdt er verder rekening mee dat verdachte, zo blijkt uit uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De politierechter is van oordeel dat een geldboete van na te melden bedrag een passende reactie is op het gedrag van verdachte.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
23, 24, 24c, 51, 138a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder
1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
MEDEPLEGEN VAN COMPUTERVREDEBREUK, GEPLEEGD DOOR EEN RECHTSPERSOON TERWIJL HIJ AAN HET PLEGEN VAN HET FEIT FEITELIJK LEIDING HEEFT GEGEVEN;
ten aanzien van feit 2 primair:
MEDEPLEGEN VAN COMPUTERVREDEBREUK, TERWIJL DE DADER VERVOLGENS GEGEVENS DIE ZIJN OPGESLAGEN DOOR MIDDEL VAN HET GEAUTOMATISEERD WERK WAARIN HIJ ZICH WEDERRECHTELIJK BEVINDT, VOOR ZICHZELF OF EEN ANDER OPNEEMT, GEPLEEGD DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ AAN HET PLEGEN VAN HET FEIT FEITELIJK LEIDING HEEFT GEGEVEN;
ontslaat de verdachte van het bij dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde feit van alle rechtsvervolging;
verklaart het bij dagvaarding onder 2 primair bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 450,-;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 9 dagen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, politierechter,
in tegenwoordigheid van R. van Ast-Natadiningrat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van
23 november 2009.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal pagina 1 tot en met 127, met het nummer 15J2/2008/4680-28, politie Haaglanden, bureau regionale recherche, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van aangifte, blz. 21-24
3 Bijlage bij aangifte, blz. 25, inhoudende een e-mail met als afzender vermeld verdachte
4 Bijlage bij aangifte, blz. 27-29, inhoudende het gepubliceerde artikel in [tijdschrift]
5 Bijlage bij aangifte, blz 76-79
6 Verklaring verdachte ter terechtzitting