ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3759

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/39178
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het relaas en onjuiste informatie over identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 oktober 2009 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 3 november 2008 beroep ingesteld nadat de Staatssecretaris van Justitie op 7 oktober 2008 had besloten zijn aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de afwijzing heeft gebaseerd op het ontbreken van documenten ter staving van de reisroute en de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Eiser had geen overtuigende informatie kunnen verstrekken over zijn woon- en leefomgeving in Somalië, en zijn verklaringen waren tegenstrijdig. De rechtbank heeft ook de uitkomst van een leeftijdsonderzoek en een taalanalyse door Bureau Land en Taal (BLT) in overweging genomen, die beide de geloofwaardigheid van eisers relaas ondermijnden. Eiser had in beroep de conclusies van BLT bestreden met een contra-expertise van De Taalstudio, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet afdoen aan de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris in redelijkheid tot de afwijzing van de asielaanvraag had kunnen komen, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/39178
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
naar zijn zeggen geboren op 20 januari 1990,
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. S. Coenen, advocaat te Utrecht,
en
de Staatssecretaris van Justitie
verweerder,
gemachtigde: mr. H.A.W. Oude Lenferink, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2008 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiser
om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Eiser heeft op 3 november 2008 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 1 september 2009, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.2. Eiser heeft verklaard dat hij behoort tot de Tumal clan en dat zijn broer in november 2006 is vermoord door een man genaamd Abdulqadir, die tot een Abgal (een substam van de Hawiye) behoort. Abdulqadir weigerde te betalen voor zijn kappersbezoek aan de broer van eiser. Op 10 december 2006 is eiser Abdulqadir tegengekomen in een eethuisje, waar hij op eiser is afgekomen en hem heeft mishandeld met een bamboestok en daarbij eisers hand heeft gebroken. Eiser is toen ondergedoken bij een vriend genaamd Abdirahman. Via zijn moeder heeft eiser vernoemen dat Abdulqadir samen met twee gewapende mannen langs is gekomen op zijn huisadres omdat zij eiser wilde vermoorden. Op aandringen van zijn moeder heeft eiser het land verlaten want hij zou nergens in Somalië veilig zou zijn omdat hij tot de Tumal stam behoort.
2.3. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen op grond van de onder 2.1 genoemde wetsbepalingen en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser, met inbegrip van de gestelde identiteit en herkomst, niet geloofwaardig is.
Daartoe is allereerst overwogen dat eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd ten behoeve van de vaststelling van zijn reisroute.
Voorts heeft verweerder geoordeeld dat het asielrelaas positieve overtuigingskracht ontbeert.
Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat een leeftijdsonderzoek – waartoe is besloten omdat twijfel was ontstaan aan de door eiser opgegeven geboortedatum omdat hij ouder oogde en zijn verklaringen over zijn leeftijd niet consequent waren – heeft uitgewezen dat de door eiser opgegeven leeftijd bij zijn aanvraag niet correct kan zijn.
Verder heeft verweerder in aanmerking genomen dat eiser nagenoeg geen (juiste) informatie heeft weten te geven over zijn directe woon- en leefomgeving, meer in het bijzonder over het vluchtelingenkamp en het dorp (Hawa Abdi, gemeente Afgooye, Zuid-Somalië) waar hij stelt vanaf zijn vierde jaar te hebben gewoond. Zo heeft eiser geen namen van gezinnen of medebewoners in het kamp kunnen geven, heeft hij niets kunnen vertellen over het ziekenhuis dat tegenover zijn huis is gelegen, weet hij niet of er heuvels of een rivier in de buurt van het kamp waren en weet hij niet hoeveel kilometer het kamp van Mogadishu af ligt. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over of hij nu wel of niet buitenshuis kwam. Zo heeft hij aan de ene kant verklaard dat hij af en toe naar de moskee ging, terwijl hij later heeft verklaard dat hij nooit naar de moskee is geweest. Tevens heeft eiser niet aan kunnen geven waar de moskee op de door hem getekende plattegrond zou moeten staan en heeft hij niets kunnen vertellen over hoe de andere woningen in het kamp eruit zagen. Verder heeft hij niet kunnen aangeven of er voetpaden door het vluchtelingenkamp liepen en of er bomen in het kamp stonden en heeft hij geen namen kunnen noemen van plaatsen in de buurt van het kamp. Voorts heeft eiser onjuiste informatie verstrekt over hoe ver Afgooye van het vluchtelingenkamp is gelegen. Volgens verweerder valt niet in te zien dat eiser, gelet op de gestelde duur van zijn verblijf in zijn gestelde woon- en leefomgeving, niet in staat zou zijn daarover enige informatie te verstrekken. Eisers verklaring dat hij nooit buiten kwam heeft verweerder in dit verband ontoereikend geacht, temeer nu hij op dit punt tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
Ten slotte heeft verweerder de uitkomst van een door Bureau Land en Taal (BLT) uitgevoerde taalanalyse in aanmerking genomen. Tot het opstarten daarvan is besloten omdat eiser nagenoeg geen en ook onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn directe woon- en leefomgeving. BLT heeft in een rapport van 28 juni 2007 geconcludeerd dat eiser eenduidig niet is te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid- Somalië en eenduidig is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Noord-Somalië. BLT heeft die conclusie gehandhaafd in een weerwoord van 2 oktober 2008, dat is uitgebracht naar aanleiding van een op verzoek van eiser door De Taalstudio op 22 juli 2008 uitgebracht (Engelstalig) rapport van contra-expertise.
Op grond van het voorgaande heeft verweerder eisers gestelde identiteit en herkomst ongeloofwaardig geacht. De door eiser gestelde Tumal-afkomst is op grond daarvan eveneens ongeloofwaardig geacht, waarbij ook nog is overwogen dat eiser over zijn clanafkomst informatie heeft verstrekt die volgens algemeen bekende informatie niet juist is. Gezien de overwegingen ten aanzien van de door eiser gestelde identiteit en herkomst, heeft verweerder de door eiser gestelde problemen reeds op voorhand niet geloofwaardig geacht. Het asielrelaas bezit daarom geen positieve overtuigingskracht, aldus verweerder.
Omdat het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden heeft verweerder eiser niet in aanmerking gebracht voor een verblijfsvergunning op de voet van artikel 29, eerste lid, onder a, b en c, van de Vw 2000. Eiser is evenmin in aanmerking gebracht voor een verblijfsvergunning op de voet van artikel 29, eerste lid, onder d, omdat de ongeloofwaardigheid mede de gestelde identiteit en herkomst (Zuid-Somalië) omvat. Verweerder gaat gezien de uitkomst van de taalanalyse van BLT overigens wel uit van de Somalische nationaliteit van eiser.
2.4. De rechtbank stelt voorop dat het ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 aan de vreemdeling is om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de staatssecretaris aannemelijk te maken, en niet aan de staatssecretaris om de verklaringen van de vreemdeling gemotiveerd te weerleggen. Voorts behoort volgens vaste rechtspraak de vaststelling of en in hoeverre bij de beoordeling van een asielrelaas wordt uitgegaan van de door de vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van verweerder. Die vaststelling kan door de rechtbank slechts terughoudend worden getoetst.
2.5. De rechtbank stelt vast dat verweerders tegenwerping van het toerekenbaar niet overleggen van documenten ten behoeve van de vaststelling van de reisroute en derhalve de tegenwerping van artikel 31, tweede lid onder f, van de Vw 2000, in beroep niet in geschil is.
2.6. Verweerder heeft gezien het voorgaande de eis mogen stellen dat van het relaas voor het overige een positieve overtuigingskracht zal moeten uitgaan.
2.7. Eiser heeft in beroep de uitkomsten van de door BLT uitgevoerde taalanalyse bestreden, onder verwijzing naar het hiervoor genoemde rapport van contra-expertise van
De Taalstudio van 22 juli 2008. Daarin is geconcludeerd dat eiser met zekerheid kan worden geplaatst in Xaawa Cabdi (Afgooye, Zuid-Somalië). Ter verdere ondersteuning en ter bestrijding van de conclusies van BLT zijn in beroep nog ingebracht een brief van De Taalstudio van 2 juli 2009, een ongedateerde reactie van de contra-expert op het weerwoord van BLT van 2 oktober 2008, en een brief van De Taalstudio van 20 augustus 2009.
2.8. De rechtbank stelt vast dat de uitkomst van het leeftijdsonderzoek en verweerders overwegingen ter zake door eiser niet zijn bestreden. Voorts stelt de rechtbank vast dat ook verweerders overwegingen, voor zover die erop neerkomen dat eiser nagenoeg geen en deels onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn directe woon- en leefomgeving en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, in beroep onbestreden zijn gebleven. Verweerders vaststelling dat eiser onjuiste informatie over zijn clanafkomst heeft verstrekt is evenmin betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerders standpunt dat van het relaas van eiser geen positieve overtuigingskracht uitgaat, reeds door deze overwegingen worden gedragen. Verweerder heeft dit standpunt ter zitting ook ingenomen. Reeds daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser, met inbegrip van de door hem gestelde identiteit en herkomst, niet in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Niet ten onrechte heeft verweerder ter zitting in dit verband benadrukt dat vorenbedoelde overwegingen juist betrekking hebben op identiteit en herkomst.
Nu verweerder in redelijkheid het relaas van eiser, waaronder begrepen zijn gestelde identiteit en herkomst, ongeloofwaardig heeft kunnen achten, kan eisers beroep op de contra-expertise niet leiden tot het beoogde resultaat. De door BLT uitgevoerde taalanalyse en de contra-expertise van De Taalstudio kunnen daarom hier verder onbesproken blijven. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat voor zover onder verwijzing naar de bevindingen van De Taalstudio naar voren is gebracht dat eiser wel degelijk in staat is gebleken informatie te verstrekken over zijn gestelde herkomst(gebied), dit betrekking heeft op het gesprek met eiser dat ten behoeve van de taalanalyse is opgenomen. Het laat, wat er verder ook van zij, onverlet dat eiser, zoals verweerder onbetwist heeft overwogen, tijdens het eerste en nader gehoor daarover nagenoeg geen informatie heeft weten te verstrekken en ook onjuiste informatie heeft verstrekt, ook over zijn gestelde clanafkomst. De contra-expertise kan aldus daarom niet afdoen aan het ongeloofwaardigheidsoordeel van verweerder.
2.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de weigering van verweerder om eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, in rechte stand kan houden. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2009.