ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3516

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5093 & AWB 09/5095
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van verblijfsvergunning aan alleenstaande minderjarige vreemdeling na meerdere rechtszaken

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande minderjarige vreemdeling van Angolese nationaliteit, op 29 december 2004 een aanvraag ingediend om haar verblijfsvergunning te wijzigen van 'verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling' naar 'voortgezet verblijf'. De aanvraag werd door verweerder, de staatssecretaris van Justitie, bij besluit van 6 juli 2005 afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd op 30 augustus 2006 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres op 28 september 2006 beroep ingesteld. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken op 27 april 2007 en 18 september 2008 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, maar verweerder voldeed niet aan deze verplichtingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op 5 november 2009 geoordeeld dat het besluit van 19 januari 2009 van verweerder onvoldoende gemotiveerd was en vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder herhaaldelijk niet in staat was om een deugdelijke motivering te geven en dat er geen ruimte meer was voor een ander besluit dan het honoreren van de aanvraag van eiseres. De rechtbank heeft daarom bepaald dat verweerder aan eiseres de gevraagde verblijfsvergunning verleent met de beperking 'voortgezet verblijf' met terugwerkende kracht vanaf 29 december 2004. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het eerdere besluit van 6 juli 2005 herroepen.

De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vergoed en verweerder veroordeeld tot het betalen van griffierechten. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de hoofdzaak inmiddels was beslist. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een deugdelijke motivering van besluiten door de overheid, vooral in zaken die de rechten van kwetsbare groepen zoals minderjarige vreemdelingen aangaan.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 5093 (beroep)
AWB 09 / 5095 (voorlopige voorziening)
mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 5 november 2009
in het openbaar uitgesproken door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
in de zaak van:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Angolese nationaliteit,
eiseres/verzoekster,
verder te noemen eiseres,
gemachtigde: mr. E.Arslan, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. W.A. Kleingeld, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 19 januari 2009;
herroept het besluit in primo van 6 juli 2005 en bepaalt dat verweerder aan eiseres de gevraagde verblijfsvergunning met de beperking ‘voortgezet verblijf’ verleent met ingang van 29 december 2004;
veroordeelt verweerder in de proceskosten gemaakt in verband met de behandeling van het beroep ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van verweerder die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, dient te vergoeden;
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,- vergoedt.
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 322 te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, in verband met het verzoek;
draagt verweerder op € 145,- aan eiseres te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met het verzoek.
Overwegingen
Eiseres heeft op 29 december 2004 een aanvraag ingediend tot het wijzigen van de beperking van de aan haar verleende vergunning met de beperking ‘verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling’ in de beperking ‘voortgezet verblijf’. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 6 juli 2005 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 26 juli 2005 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 30 augustus 2006 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 28 september 2006 beroep ingesteld en gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 27 april 2007 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen (AWB 06/47462 en AWB 06/47462).
Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft op 31 augustus 2008 hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 18 september 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen (AWB 07/34095 en AWB 07/34471).
Bij besluit van 19 januari 2009 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser op 16 februari 2009 beroep ingesteld. Eiseres heeft op 16 februari 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is en dat het besluit op bezwaar van 19 januari 2009 als zijnde onvoldoende gemotiveerd en mitsdien wegens strijd met art. 7:12, eerste lid, van de Awb dient te worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder niet opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres nu verweerder er een en ander maal blijk van heeft gegeven er niet in te slagen een deugdelijke motivering te geven. Wat steeds blijkt is dat verweerder de eerdere uitspraken van de rechtbank niet onderschrijft, maar daarvan geen hoger beroep heeft ingesteld. Thans dient er van uit te worden gegaan dat er voor verweerder geen ruimte meer bestaat anders te besluiten dan door honorering van de aanvraag van eiseres tot verlening van de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank heeft daarom bepaalt dat verweerder aan eiseres de gevraagde vergunning verleend.
Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Waarvan proces-verbaal.
griffier rechter
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van dit proces-verbaal door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van dit proces-verbaal.