Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr.: AWB 09/18131
V-nummer: [..]
Inzake: [..], eiser,
gemachtigde mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam,
tegen: het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA),
verweerder.
I Procesverloop
1 Eiser, geboren op […], bezit de Nigeriaanse nationaliteit. Hij verblijft als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in Nederland.
Op 16 februari 2009 heeft eiser verweerder verzocht om vergoeding van de kosten van een contra-expertise ter weerlegging van een documentenonderzoek van Bureau Documenten.
Bij besluit van 29 april 2009 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2 Op 19 mei 2009 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op
13 oktober 2009. Ter zitting is verschenen eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is zonder voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen.
II Overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (Wet COA) is het COA belast met de materiele en immateriële opvang van asielzoekers.
1.2 Ingevolge artikel 12 van de Wet COA kan de Minister van Justitie regels stellen met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers. Deze regels zijn neergelegd in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005).
1.3 Ingevolge artikel 9, eerste lid onder g, van de Rva 2005 omvat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval de betaling van buitengewone kosten.
1.4 Ingevolge artikel 17, eerste lid van de Rva 2005 kan een asielzoeker een vergoeding ontvangen voor buitengewone kosten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel g van deze regeling, die hij heeft gemaakt.
Ingevolge het tweede lid zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald.
Ingevolge het derde lid worden buitengewone kosten slechts betaald voorzover vooraf door het orgaan aan de asielzoeker toestemming is verleend voor het maken van deze kosten, met uitzondering van kosten die voortvloeien uit noodsituaties waarin geen mogelijkheid bestond tot het verzoeken om toestemming.
Ingevolge het vierde lid wordt de toestemming als bedoeld in het derde lid, uitsluitend verleend indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling kan worden voorzien.
2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de kosten die verbonden zijn aan een contra-expertise ter weerlegging van een documentenonderzoek niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu het niet noodzakelijk is een dergelijke contra-expertise te laten verrichten. De resultaten van een documentenonderzoek betreffen vastgestelde feiten. Dit onderzoek is met de vereiste zorgvuldigheid verricht en met waarborgen omkleed. Deze onderzoeksresultaten zijn op een door de rechter te controleren wijze tot stand gekomen. Indien eiser van mening is dat de onderzoeksresultaten niet juist zijn dan kan eiser in beroep deze resultaten door de rechter laten controleren. De rechter kan zonder dat een contra-expertise is ingediend, toetsen of het onderzoek juist is verricht of de vastgestelde feiten op juiste wijze tot stand zijn gekomen en of uit die vastgestelde feiten de juiste conclusie is getrokken.
3 Eiser kan zich niet verenigen met het standpunt van verweerder en voert daartoe het volgende aan. De door eiser overgelegde documenten zijn van belang voor eisers asielaanvraag. Nu de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) van mening is dat deze stukken niet echt zijn, kan niet alleen het verstrekken van onjuiste gegevens worden tegengeworpen, doch ook dat eiser ter staving van zijn asielaanvraag geen reis- of identiteitsdocumenten heeft overgelegd. Door de beslissing van verweerder wordt eiser niet in de gelegenheid gesteld om een contra-expertise te laten verrichten. Eiser beschikt niet over voldoende financiële middelen om op eigen kosten een contra-expertise te laten verrichten. Eiser kan thans niet meer doen dan stellen dat de documenten naar zijn mening juist zijn hetgeen feitelijk geen weerlegging is van onderzoeksresultaten. Gezien het belang van een contra-expertise in de asielprocedure zijn de kosten voor deze contra-expertise noodzakelijk. Voorts is aangevoerd dat in het kader van de belangenafweging door verweerder een onjuiste maatstaf is gehanteerd. Eiser wordt in zijn positie van asielzoeker sterk benadeeld. Verweerder treedt hierdoor in de mogelijke beoordeling van de asielzaak door de rechter en loopt hiermede vooruit op de mogelijke te nemen beslissing.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 Verweerder heeft in het kader van eisers asielprocedure een documentenonderzoek door Bureau Documenten doen plaatsvinden. Het betreft onderzoek naar een viertal (identiteits)documenten, waaronder een geboorteakte. Onbetwist is dat de uitkomsten van het documentenonderzoek van wezenlijk belang zijn voor de beslissing op eisers asielaanvraag. In geschil is de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de kosten voor het verrichten van de door eiser gewenste contra-expertise niet noodzakelijk in de zin van artikel 17 van de Rva 2005 zijn.
4.2 Uit het dossier blijkt dat de IND bij brief van 10 december 2008 eiser in de gelegenheid heeft gesteld om een contra-expertise te laten verrichten. Omdat verweerder tot nu toe heeft geweigerd de kosten van de contra-expertise te vergoeden is er thans echter nog geen contra-expertise aangevraagd. Wel heeft eiser bij de IND aangegeven voornemens te zijn een contra-expertise te doen verrichten. Bij brief van 8 september 2009 heeft de IND medegedeeld dat eiser tot 5 oktober 2009 in de gelegenheid wordt gesteld om de resultaten van de contra-expertise te overleggen.
Gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer neergelegd in de uitspraak van 11 juli 2008 (LJN: BD8591), waaruit volgt dat een vreemdeling in de asielprocedure in de besluitvormingsfase in ieder geval een opdrachtbevestiging door het bureau waarbij hij een contra-expertise heeft aangevraagd dan wel een schrijven aan dat bureau waarin hij heeft verzocht om een contra-expertise dient te overleggen, ziet de rechtbank zich eerst geplaatst voor de vraag of een eventuele contra-expertise thans nog een wezenlijke rol kan spelen in de asielprocedure van eiser. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting aangegeven de IND schriftelijk om nader uitstel te hebben verzocht in verband met de onderhavige procedure. De IND heeft op dit verzoek nog niet gereageerd. Nu van een beslissing in de asielprocedure nog niet is gebleken en geen tegenbericht van de IND op het verzoek van eiser is ontvangen, gaat de rechtbank er thans vanuit dat de IND heeft ingestemd met het uitstel in de asielprocedure zoals verzocht door eiser. Niet gezegd kan derhalve worden dat de uit te voeren contra-expertise niet meer van belang kan zijn in de asielprocedure en daardoor niet noodzakelijk in de zin van artikel 17 van de Rva 2005 is.
4.3 Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de IND bij de besluitvorming van de juistheid van een deskundigenadvies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Nu het resultaat van het documentenonderzoek als een deskundigenadvies kan worden beschouwd, ligt het primair op de weg van eiser om concrete aanknopingspunten te verschaffen die reden geven tot twijfel aan de juistheid van dit deskundigenadvies. Het louter plaatsen van kritische kanttekeningen bij een deskundigenbericht, levert blijkens vaste jurisprudentie in ieder geval niet dergelijke concrete aanknopingspunten op; daarvoor is een contra-expertise nodig. Dat een documentenonderzoek door Bureau Documenten met de vereiste zorgvuldigheid is verricht en met waarborgen is omkleed zoals vastgelegd in de IND-werkinstructie nr. 270A maakt het voorgaande niet anders. Immers, ook uit de uitspraak van 27 september 2005 (LJN AU3865) van de Afdeling volgt dat de vreemdeling twijfel aan de authenticiteit van documenten kan trachten weg te nemen door het laten verrichten van een contra-expertise. Daarnaast volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling niet dat er een uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt met betrekking tot de mogelijkheden van het laten verrichten van een contra-expertise voor een documentenonderzoek en een contra-expertise voor een ander soort onderzoek.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verrichten van een contra-expertise noodzakelijk is, indien eisers weerlegging van de onderzoeksresultaten van het documentonderzoek in de asielprocedure een redelijke kans van slagen wil hebben.
4.4 Verweerder heeft derhalve gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd waarom de kosten voor het verrichten van de contra-expertise documentenonderzoek geen noodzakelijke kosten zijn in zin van artikel 17, vierde lid, van de Rva 2005.
5 Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en wegingsfactor 1).
II Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit;
3 bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,--.
Aldus gedaan door mr. C. Laukens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 12 november 2009.
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuurs¬recht¬spraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.