ECLI:NL:RBSGR:2009:BK3144

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/753177-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een kluis uit een dependance van het gemeentehuis te [P]

Op 11 november 2009 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen beschuldigd werd van diefstal van een kluis uit een dependance van het gemeentehuis te [P]. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, verscheen ter terechtzitting. De officier van justitie, mr. P. Gruppelaar, vorderde vrijspraak voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar eiste wel een gevangenisstraf van 101 dagen voor de meer subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, diefstal in vereniging, wel bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met anderen de kluis had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 weken, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving, en oordeelde dat de handelwijze van de verdachte getuigde van brutaliteit en respectloosheid ten aanzien van andermans bezit. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de toepasselijke wetsartikelen, waaronder art. 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, in acht nam.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/753177-09
Datum uitspraak: 11 november 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres]
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 oktober 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. P. Gruppelaar heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder meer subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 maart 2009 te [P] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente [P], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit het (onverhoeds) van achteren bij de
schouders beetpakken van die [X] en/of (vervolgens) het vastpakken van
de armen/polsen van die [X] en/of het duwen van die [X] (de gang
in) en/of (vervolgens) het op de grond (op zijn rug) leggen van die [X]
en/of het (met tie-wraps) samenbinden van de handen van die [X] en/of het
(met veters) samenbinden van de voeten, althans de schoenen van die [X];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
NN op of omstreeks 6 maart 2009 te [P], tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente [P], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan die NN en/of zijn mededader(s) en/of aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het (onverhoeds) van achteren bij de schouders beetpakken van
die [X] en/of (vervolgens) het vastpakken van de armen/polsen van de [X]
en/of het duwen van die [X] (de gang in) en/of (vervolgens) het
op de grond (op zijn rug) leggen van die [X] en/of het (met tie-wrap)
samenbinden van de handen van die [X] en/of het (met veters) samenbinden
van de voeten, althans de schoenen van die [X],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 06 maart 2009 te [P] en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door het vluchtvoertuig (een busje van [bedrijf]) te huren en/of ter beschikking te stellen en/of te besturen;
art 310, art 312 lid 1, 312 lid 2 ahf/sub 2, art 48 ahf/sub 1 en
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 maart 2009 te [P] tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een kluis (met inhoud), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente [P], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
hij op 06 maart 2009 te [P] tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis
(met inhoud), toebehorende aan de gemeente [P].
Bewijsoverweging
De officier van justitie twijfelt over de vraag of de diefstal met geweld is gepleegd en acht de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten daarom niet bewezen.
De raadsman van verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte stelt kort gezegd dat geen sprake is geweest van geweldshandelingen tegen aangever [X], aangezien [X] zelf ook betrokken was bij de diefstal van de kluis. Om dit laatste te verhullen is een overval in scène gezet. In het licht van deze verklaring roept de verklaring van [X] op een aantal punten vragen op waarover hij zowel bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting is bevraagd. De rechtbank is van oordeel dat [X] deze punten niet heeft kunnen verhelderen.
Op grond hiervan acht de rechtbank wel wettig, maar niet overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van diefstal met geweld. De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het meer subsidiair ten laste gelegde feit, te weten diefstal in vereniging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een kluis uit een dependance van het gemeentehuis te [P]. Verdachte verklaart hierover dat hij deze diefstal samen met aangever [X] en twee anderen als een overval in scène heeft gezet.
Verdachte heeft financiële schade en ongemak berokkend aan de gemeente [P]. Bovendien veroorzaakt diefstal - en in het bijzonder diefstal waarbij in ieder geval naar uiterlijke verschijningsvorm geweld lijkt te zijn gebruikt - gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De handelwijze van verdachte getuigt voorts van brutaliteit en respectloosheid ten aanzien van andermans bezit.
Gelet op het vorenstaande is na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
meer subsidiair
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs M. van Paridon, voorzitter,
J.A. van Dorp en S.A. Steinhauser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Breda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2009.