ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1182

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
334521 - FA RK 09-2634
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doorhaling van inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 31 augustus 2009 uitspraak gedaan over het verzoek van de man tot doorhaling van de inschrijving van een echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man betoogde dat de rechtbank Rotterdam geen internationale rechtsmacht had om het echtscheidingsverzoek van de vrouw te behandelen, omdat zij op het moment van indiening in [plaats A] woonachtig was en niet in [plaats B]. De vrouw daarentegen stelde dat de rechtbank Rotterdam wel bevoegd was, aangezien zij de Nederlandse nationaliteit heeft en meer dan zes maanden in Nederland woonde op het moment van indiening.

De rechtbank oordeelde dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat deze procedure als een verkapt hoger beroep wordt gebruikt. De rechtbank kon daarom niet ingaan op de rechtsmacht van de rechtbank Rotterdam. Daarnaast voerde de man aan dat de echtscheidingsbeschikking niet rechtsgeldig aan hem was betekend, waardoor deze niet in kracht van gewijsde was gegaan. De vrouw betwistte dit en stelde dat zij de beschikking correct had gepubliceerd in de Staatscourant.

De rechtbank concludeerde dat de betekening van de echtscheidingsbeschikking niet op de juiste wijze had plaatsgevonden, omdat de man op het moment van betekening niet op het adres in [plaats B] verbleef, maar in [plaats A]. Hierdoor was de echtscheidingsbeschikking niet rechtsgeldig betekend en kon deze niet in kracht van gewijsde gaan. De rechtbank gelastte daarom de doorhaling van de akte van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Tevens werd bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-2634
Zaaknummer: 334521
Datum beschikking: 31 augustus 2009
Doorhaling akte burgerlijke stand ex artikel 1:24 BW
Beschikking op het op 30 maart 2009 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker],
wonende te [plaats A] (Verenigde Staten van Amerika),
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.L.A. Verburgt te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
1. [mevrouw A],
wonende te [plaats B],
hierna te noemen: de vrouw
advocaat: mr. S.A. Ray te Rotterdam.
2. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
Feiten
* Partijen zijn gehuwd op [datum] 2004 te [plaats A] (Verenigde Staten van Amerika).
* Na het huwelijk zijn partijen in [plaats A] gaan wonen.
* De vrouw staat sedert [datum] 2007 ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente [plaats B].
* Op 25 juli 2007 heeft de vrouw bij de rechtbank te Rotterdam een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend.
* Dit echtscheidingsverzoek is betekend aan het adres [B] te [plaats B], op welk adres de man sedert 25 januari 2001 staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
* Op 14 augustus 2007 heeft de vrouw bij de rechtbank te Rotterdam een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend. Dit verzoek is betekend aan het adres van de man te [plaats A].
* Blijkens de door de vrouw overgelegde brief d.d. 3 september 2007 aan de rechtbank Rotterdam heeft mr. L.S. Timmermans zich namens de man gesteld in zowel de echtscheidingsprocedure als de voorlopige voorzieningenprocedure met de vermelding dat zij noch de man stukken van de rechtbank heeft ontvangen en dat zij graag een afschrift van de ingediende verzoekschriften ontvangt. Tevens is in deze brief het adres van de man te [plaats A] vermeld.
* Op 19 september 2007 hebben de man en de vrouw een convenant gesloten. In dit convenant is onder meer het volgende opgenomen:
3. Het huwelijk is duurzaam ontwricht op grond waarvan de man en vrouw voornemens zijn de Nederlandse en/of Amerikaanse Rechtbank te verzoeken de echtscheiding uit te spreken. Partijen beogen de gevolgen van een voorgenomen scheiding door middel van mediation met elkaar te regelen.
[...]
7.3 Lopende procedures
Op dit moment zijn verschillende juridische procedures tussen partijen aanhangig (voorlopige voorzieningen bij de Rechtbank Rotterdam: 289726/F2 RK 07- 1871; Centrale Autoriteit te Den Haag: IKO 07/0095). Partijen zullen in elk geval voormelde voorlopige voorzieningen procedures terzake [C] aanhangig in Nederland en/of in de USA omgaand intrekken. De man zal voormelde Haagse Conventie (1980) zaak intrekken.
* Tussen de man en de vrouw hebben mediationgesprekken plaatsgevonden van begin oktober 2007 tot begin juni 2008.
* Bij beschikking d.d. 10 december 2007 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen partijen uitgesproken onder toewijzing van de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen. Blijkens deze beschikking is de man niet in de procedure verschenen. De advocaat van de man is niet in deze beschikking vermeld.
* De vrouw heeft de echtscheidingsbeschikking aan de man laten betekenen op 30 juni 2008 op het adres [B] te [plaats B].
* Op 7 juli 2008 is de echtscheidingsbeschikking gepubliceerd in de Staatscourant, met de vermelding dat beide partijen in [plaats B] wonen.
* Deze beschikking is op 22 december 2008 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, onder aktenummer [Z] van het jaar 2008.
* De man heeft eerst in maart 2009 kennis genomen van de echtscheidingsbeschikking, nadat zijn advocaat bij de rechtbank Rotterdam navraag had gedaan naar de stand van zaken in de echtscheidingsprocedure.
* Op 20 maart 2009 heeft de rechtbank Rotterdam een afschrift van de echtscheidingsbeschikking verzonden aan de advocaat van de man.
* De man heeft op 26 mei 2009 ter sauvering van de appeltermijn alsnog appel ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking voor het geval in onderhavige procedure wordt beslist dat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking dient te worden doorgehaald.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 29 april 2009 van de ambtenaar;
- de brief met bijlagen d.d. 27 mei 2009 van de zijde van de man;
- het faxbericht met bijlage d.d. 29 mei 2009 van de zijde van de man;
- het verweerschrift van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 10 juli 2009 van de zijde van de man;
- de brief d.d. 13 juli 2009 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 15 juli 2009 van de zijde van de man.
Op 20 juli 2009 is de zaak ter terechtzitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de man en zijn advocaat;
- de vrouw en haar advocaat;
- de ambtenaar in de persoon van de heer A.R. Baptiste.
Van de zijde van de man en de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.
Verzoek en verweer
Het verzoek - zoals dat thans luidt - strekt ertoe dat de rechtbank:
- primair: doorhaling gelast van de akte van inschrijving rechterlijke uitspraak, aktenummer [Z] van het jaar 2008, ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage en relaterende de echtscheiding tussen de man en de vrouw;
- subsidiair: de behandeling van deze zaak aanhoudt totdat de rechtbank Rotterdam heeft beslist op het verzoek van de man tot herroeping van de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 10 december 2007,
met veroordeling van de vrouw in de werkelijke proceskosten van de man, vermeerderd met het door hem verschuldigde griffierecht.
De ambtenaar heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vrouw heeft verweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht de verzoeken van de man af te wijzen en hem in de kosten van deze procedure te veroordelen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Beoordeling
Het primaire verzoek van de man
Internationale rechtsmacht van de rechtbank Rotterdam
De man legt primair aan zijn verzoek tot doorhaling van de akte van inschrijving rechterlijke uitspraak ten grondslag dat de rechtbank Rotterdam geen internationale rechtsmacht had om kennis te nemen van het door de vrouw ingediende verzoek tot echtscheiding. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de vrouw op [datum] 2007 nog in [plaats A] woonachtig was en niet - zoals uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens blijkt - in [plaats B].
Volgens de vrouw was de rechtbank Rotterdam wel degelijk bevoegd om van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen, nu zij de Nederlandse nationaliteit heeft en zij op het moment van indiening van het verzoek feitelijk al meer dan zes maanden in Nederland woonde.
De rechtbank stelt voorop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen met zich brengt dat deze procedure niet mag dienen als een verkapt hoger beroep. De rechtbank mag derhalve niet treden in de beoordeling en de beslissing van de rechtbank Rotterdam en derhalve ook niet in de beoordeling van de rechtbank Rotterdam ter zake haar rechtsmacht. Voor zover het verzoek gegrond is op de stelling dat de rechtbank Rotterdam geen rechtsmacht had om van het echtscheidingsverzoek kennis te nemen, dient dit dan ook te worden afgewezen.
Ongeldige betekening
Subsidiair legt de man aan zijn verzoek ten grondslag dat de echtscheidingsbeschikking niet rechtsgeldig aan hem is betekend, zodat deze beschikking nimmer in kracht van gewijsde is gegaan en mitsdien ten onrechte is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De man heeft hiertoe aangevoerd dat hij tot 5 maart 2009 nimmer wetenschap heeft gehad van het feit dat de rechtbank Rotterdam op 10 december 2007 de echtscheiding tussen de vrouw en hem heeft uitgesproken en dat deze uitspraak is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
De vrouw heeft betwist dat er sprake zou zijn van ongeldige betekening van de echtscheidingsbeschikking aan de man. Zij heeft naar voren gebracht dat zij conform de wettelijke vereisten heeft gehandeld door publicatie van de echtscheidingsbeschikking in de Staatscourant.
De ambtenaar heeft in dit kader naar voren gebracht dat hij wordt geacht lijdelijk te zijn ten aanzien van de door een deurwaarder en/of advocaat te verrichten handelingen in het kader van de betekening.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:21 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage akten van inschrijving op van in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken tot echtscheiding betreffende buiten Nederland voltrokken huwelijken waarvan de akten niet in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand zijn opgenomen.
Een rechterlijke uitspraak tot echtscheiding gaat in kracht van gewijsde na afloop van de in artikel 820 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde appeltermijn.
Op grond van artikel 820 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding is toegewezen, hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk bekend is gemaakt. Ingevolge het tweede lid geschiedt de openlijke bekendmaking door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant.
De rechtbank zal thans beoordelen of de echtscheidingsbeschikking op juiste wijze aan de man - die niet in de echtscheidingsprocedure is verschenen - is betekend.
Gebleken is dat de echtscheidingsbeschikking niet in persoon aan de man is betekend. Blijkens het overgelegde betekeningsexploot d.d. 30 juni 2008 heeft de deurwaarder een afschrift van het exploot gelaten aan het adres [B] te [plaats B] in een gesloten envelop een en ander conform artikel 47 lid 1 Rv.
Gelet hierop dient te worden beoordeeld of het adres [B] te [plaats B] aangemerkt kan worden als woonplaats van de man als bedoeld in artikel 47 lid 1 Rv.
Het begrip woonplaats in artikel 47 lid 1 Rv betreft de woonplaats naar Nederlands recht zoals gedefinieerd in artikel 1:10 BW. Ingevolge dit artikel bevindt de woonplaats van een natuurlijk persoon zich te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Volgens vaste jurisprudentie wordt onder woonstede verstaan de plaats waar een natuurlijk persoon werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert, kortom de plaats waar een persoon niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en voor een bepaalde tijd en tevens met het plan om wanneer dat doel bereikt is, terug te keren. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de vraag of iemand een woonstede heeft en waar deze zich bevindt, moet worden beantwoord aan de hand van feitelijke omstandigheden.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de man op het moment van de betekening van de echtscheidingsbeschikking (30 juni 2008) zijn woonstede of werkelijke verblijfplaats had in Nederland. Hoewel de man nog altijd staat ingeschreven op een adres in [plaats B] en hij voor zijn werk op regelmatige basis gedurende korte periodes in Nederland verbleef, is niet gebleken dat hij ten tijde van de betekening van de beschikking op het adres [B] te [plaats B] ook daadwerkelijk op dat adres verbleef dan wel kon verblijven. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de man al enige jaren niet beschikt over een geldige verblijfsvergunning. Gebleken is voorts dat de man in 2005 tezamen met de vrouw een appartement in [plaats A] in eigendom heeft verworven ([adres] ) en dat hij thans ook een groot deel van zijn tijd op dit adres doorbrengt en na buitenlandse reizen ook altijd op dit adres terugkeert. Dat ook de vrouw wist dat de man zijn woonplaats op dit adres in [plaats A] heeft blijkt onder meer uit de omstandigheid dat de man en de vrouw ten behoeve van hun dochter [C] een duurzame verzorgingsregeling zijn overeengekomen inhoudende dat [C] afwisselend drie maanden bij haar vader zal wonen in [plaats A] en aansluitend drie maanden bij haar moeder in Nederland. Deze verzorgingsregeling is neergelegd in een kinderconvenant dat mede door de vrouw is ondertekend op 19 september 2007. Blijkens dit convenant zal deze verzorgingsregeling duren tot [C] leerplichtig is (3 juni 2010). Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de man en de vrouw ook feitelijk uitvoering geven aan deze verzorgingsregeling. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de vrouw wist dat de man op 30 juni 2008 (de dag waarop de echtscheidingsbeschikking op het adres [B] te [plaats B] werd betekend) in [plaats A] zijn woonplaats had en niet in [plaats B].
Nu er derhalve sprake is van een bekende woonplaats van de man in [plaats A] had de echtscheidingsbeschikking aan de man betekend moeten worden conform de vereisten van artikel 55 Rv. Ingevolge dit artikel geschiedt de betekening ten aanzien van hen die geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland hebben, maar van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is, aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie die een afschrift van het exploot ten behoeve van degene voor wie het bestemd is, toezendt aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Een tweede afschrift wordt door de deurwaarder per aangetekende brief onverwijld toegezonden aan de woonplaats of het werkelijk verblijf van de betrokkene. Nu Amerika partij is bij het Haags Betekeningsverdrag 1965 had vervolgens uitvoering moeten worden gegeven aan de bepalingen van dit verdrag.
Nu de echtscheidingsbeschikking niet conform de vereisten van artikel 55 Rv is betekend, kan niet worden gesproken van een rechtsgeldige betekening aan de man. Derhalve was de echtscheidingsbeschikking niet in kracht van gewijsde gegaan op 7 oktober 2008 (te weten drie maanden na publicatie in de Staatscourant) en is deze derhalve ten onrechte ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het verzoek tot doorhaling van de akte van inschrijving rechterlijke uitspraak is derhalve toewijsbaar.
Proceskosten
Het door de man en de vrouw gestelde ten aanzien van de proceskosten acht de rechtbank onvoldoende om af te wijken van hetgeen gebruikelijk is in zaken van familierecht, te weten dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man in haar proceskosten en het verzoek van de man tot veroordeling van de vrouw in zijn proceskosten daarom afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
gelast de doorhaling van de akte van inschrijving van rechterlijke uitspraak, aktenummer [Z] van het jaar 2008, voorkomend in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2009.