Sector familie- en jeugdrecht
Rekestnummer: FA RK 07-7447
Zaaknummer: 300579
Datum beschikking: 25 juni 2009
Beschikking op het op 11 december 2007 ingekomen verzoek van:
[verzoeker]l,
de man,
blijkens het overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wonende te [plaats A], doch feitelijk elders verblijvende,
advocaat: mr. E.D.A. Geleijns te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[mevrouw A],
de vrouw,
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
Procedure
Bij beschikking van 1 juli 2008 van deze rechtbank en kamer is - voor zover hier van belang - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, een aantal nevenvoorzieningen getroffen en de behandeling van en beslissing op de verzoeken ten aanzien van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, de omgangsregeling, de kinderalimentatie, de echtelijke woning en de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 17 oktober 2008 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- de brief, ingekomen op 21 oktober 2008 (naar de rechtbank begrijpt per abuis gedateerd op 30 september 2008) van de zijde van de man, met bijlagen;
- het faxbericht d.d. 12 november 2008 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- de brief d.d. 1 mei 2009 van de zijde van de man, die onder meer aanvullende verzoeken bevat, met bijlagen;
- de brief d.d. 5 mei 2009 van de zijde van de man, die onder meer aanvullende verzoeken bevat, met bijlagen;
- de brief d.d. 11 mei 2009 van de zijde van de man, met bijlage.
Op 14 mei 2009 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: beide partijen, bijgestaan door hun advocaat.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 20 mei 2009 van de zijde van de man, met bijlage;
- het faxbericht d.d. 27 mei 2009 van de zijde van de vrouw.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, tenzij uit hetgeen hierna is aangegeven anders volgt.
Verzoeken met betrekking tot de minderjarigen
De behandeling van de verzoeken aangaande de verblijfplaats van de minderjarigen, de omgangsregeling en de kinderalimentatie zijn in voormelde beschikking aangehouden omdat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen laatstelijk was verlengd tot 24 april 2009. Thans is gebleken dat er een nieuwe verlenging heeft plaatsgevonden van beide maatregelen tot 1 april 2010.
De rechtbank is van oordeel dat partijen, gelet op deze laatste verlenging, in deze procedure geen belang hebben bij hun verzoeken ten aanzien van de minderjarigen. In deze procedure zijn deze verzoeken dan ook niet toewijsbaar. De rechtbank ziet geen reden voor aanhouding van de behandeling van deze verzoeken, zoals door de man verzocht, nu de maatregelen nog bijna een jaar zullen voortduren en er thans geen enkele duidelijkheid is over de periode daarna. Indien de maatregelen op een bepaald moment zouden worden opgeheven, zal in overleg met de hulpverlenende instanties beoordeeld moeten worden welke verblijfplaats en omgangsregeling in het belang van de minderjarigen is. Een eventueel te betalen kinderalimentatie is in beginsel ook dan pas aan de orde. Uiteraard kunnen partijen zich te allen tijde opnieuw tot de rechtbank wenden voor een beslissing op hun verzoeken, als deze weer actueel worden.
De echtelijke woning
Reeds vóór de vorige terechtzitting d.d. 3 juni 2008 is gebleken dat de echtelijke woning verkocht zal moeten worden omdat geen der partijen financieel in staat is om de woning toegedeeld te krijgen. In voormelde beschikking d.d. 1 juli 2008 is de vrouw in de gelegenheid gesteld - conform haar toezegging daartoe - haar medewerking te verlenen aan de verkoop en eigendomsoverdracht van deze woning. Gebleken is dat de woning via ERA de Koning makelaardij sinds eind januari 2009 in de verkoop staat.
Gelet op het bovenstaande heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek - kort gezegd - tot het treffen van dwangmaatregelen om ervoor te zorgen dat de vrouw meewerkt aan het verstrekken van een opdracht aan een makelaar; het eerste gedeelte van het verzoek zoals in voormelde beschikking weergegeven onder 4.b. zal dan ook worden afgewezen.
De man heeft het tweede gedeelte van zijn verzoek, zoals in voormelde beschikking weergegeven onder 4.b. - kort gezegd te bepalen dat de beschikking in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw benodigd voor de levering van de woning - gehandhaafd.
Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank door de man voldoende gemotiveerd en de noodzaak van een dergelijke maatregel is voldoende gebleken. De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen de extreme problemen tussen partijen rondom hun relatiebreuk, het feit dat partijen gedurende een periode van een half jaar na de vorige terechtzitting niet in staat zijn gebleken gezamenlijk een opdracht aan een makelaar te verstrekken, het totale gebrek aan communicatie tussen partijen, alsmede haar eigen waarnemingen ter terechtzittingen met betrekking tot de houding van de vrouw bij het maken van afspraken.
De rechtbank acht daarnaast niet aannemelijk dat de communicatie tussen partijen in de nabije toekomst zal verbeteren, nu de vrouw ter terechtzitting heeft aangegeven niet rechtstreeks met de man te willen communiceren, maar evenmin via haar advocaat met hem te willen communiceren, omdat zij daar geen geld voor heeft.
De rechtbank acht het verzoek om de man te machtigen tot het te gelde maken van de echtelijke woning te onbepaald en zij zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank acht het in het kader van deze procedure passend en voldoende om te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de echtelijke woning en te bepalen dat, indien de vrouw voormelde medewerking weigert, deze beschikking in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw ten aanzien van de verkoop en de eigendomsoverdracht van voormelde echtelijke woning.
De rechtbank zal aldus beslissen.
Verdeling gemeenschap van goederen
In voormelde beschikking is onder de nummers a. tot en met n. de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap weergegeven, zoals die tussen partijen niet in geschil is.
De rechtbank zal hierna puntsgewijs de waardering en toedeling van deze goederen bespreken. Daarna zal de rechtbank enkele goederen bespreken die volgens een der partijen tevens in de te verdelen gemeenschap van goederen dient te worden betrokken. Ten slotte zal de rechtbank de aanvullende verzoeken van de zijde van de man beoordelen.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de peildatum voor de waardering van de diverse boedelbestanddelen. Nu tevens geen der partijen genoegzaam heeft gemotiveerd dat op grond van de redelijkheid en billijkheid afgeweken moet worden van de hoofdregel van waardering zal de rechtbank deze hoofdregel, namelijk waardering per de datum van de feitelijke verdeling, tot uitgangspunt nemen. Nu dit echter een in de toekomst gelegen nog onbekende datum is, zal de rechtbank uit praktisch oogpunt - onder meer omdat partijen waardes per de peildatum dienen op te vragen - deze datum thans vaststellen op 1 juni 2009.
a, b en c. de echtelijke woning te [plaats A], de aan deze woning gekoppelde hypothecaire geldleningen bij Fortis ASR Bank en de aan deze geldleningen verbonden levensverzekering bij Fortis ASR Bank, polisnummer [P]
Partijen zijn het erover eens dat de woning dient te worden verkocht en overgedragen, dat bij de overdracht met de verkoopopbrengst de hypothecaire geldleningen dienen te worden afgelost en dat de verzekering bij de overdracht van de woning dient te worden afgekocht. De overwaarde of onderwaarde die alsdan resteert dient tussen partijen bij helfte te worden gedeeld.
d. de inboedel van de echtelijke woning
Geen der partijen heeft aan de rechtbank een overzicht verschaft van de omvang van de te verdelen inboedel en de waarde daarvan. De rechtbank kan derhalve geen inhoudelijke beslissing nemen over de verdeling van de inboedel. De vrouw heeft verklaard ook geen beslissing te wensen omdat de inboedel volgens haar al feitelijk is verdeeld en zij geen nadere verrekening wenst. Ter terechtzitting heeft de man verklaard dat hij ook geen verdere beslissing omtrent de inboedel wenst als hij nog van de vrouw zijn (studie)boeken en lp's krijgt. De vrouw heeft ter terechtzitting daarmee ingestemd, waarna de afspraak is gemaakt dat de vrouw deze goederen in de schuur zal zetten en dat de man deze goederen daar op kan komen halen op maandag 18 mei om 19.30 uur. De rechtbank behoeft gezien het vorenstaande omtrent de inboedel niets meer te beslissen.
e. en f. de personenauto's, Peugeot 207 en Citroën Picasso
Partijen zijn het ter terechtzitting eens geworden over toedeling van de Peugeot aan de vrouw en van de Citroën aan de man, zonder nadere verrekening. De rechtbank zal aldus beslissen.
g. het Somanya Forrest Project
In de stukken is dit boedelbestanddeel ook wel aangeduid als de investering in voormeld project, omdat partijen in het verleden een bedrag aan dit project hebben betaald. Een in het verleden betaald bedrag is echter geen boedelbestanddeel. De rechtbank begrijpt partijen aldus dat er sprake is een aandeel in het project, welk aandeel in de verdeling dient te worden betrokken. Partijen zijn het er ter terechtzitting over eens geworden dat dit aandeel aan de vrouw zal worden toegedeeld, zonder nadere verrekening.
h. spaarrekeningen ten behoeve van de kinderen
De man wil spaarrekeningen ten behoeve van de kinderen in de verdeling betrekken, maar de vrouw betwist dat er dergelijke rekeningen zijn. Nu de man zijn verzoek vervolgens niet nader heeft geconcretiseerd, zal de rechtbank geen spaarrekeningen ten behoeve van de kinderen in de verdeling betrekken.
i. en j. een spaarrekening bij Spaarbeleg, rekeningnummer [Q] en een spaarrekening bij Robeco, rekeningnummer [R]
De rechtbank zal beide rekeningen, die op naam van de man staan, aan de man toedelen, zoals door de man ter terechtzitting voorgesteld en door de vrouw niet weersproken.
De man heeft ter terechtzitting verklaard dat op beide rekeningen op dat moment nagenoeg geen saldo staat, hetgeen door de vrouw niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De rechtbank gaat er gezien het vorenstaande vanuit dat er ook op de peildatum 1 juni 2009 geen saldo op deze rekeningen staat, zodat er ter zake van de saldi van deze bankrekeningen niets tussen partijen behoeft te worden verrekend.
In de stukken en ter terechtzitting is uitgebreid gesproken over opnames en betalingen die beide partijen van deze bankrekeningen hebben gedaan in de periode tussen hun uiteengaan en de echtscheiding. De vrouw stelt dat zij, als gevolg hiervan, nog een bedrag van de man te vorderen heeft.
Gebleken is dat ieder der partijen in de periode vóór de echtscheiding een aanzienlijk bedrag, afkomstig van deze rekeningen, heeft opgemaakt aan kosten van de huishouding en kosten van levensonderhoud. Dit geld is echter thans niet meer aanwezig en kan dus niet meer verdeeld worden. De rechtbank ziet in dit kader ook geen reden voor het vaststellen van een vordering van de vrouw op de man. De stelling van de vrouw dat de man genoeg zou moeten hebben gehad aan zijn salaris en dat hij dit geld dus onterecht heeft opgemaakt kan hier niet aan af doen. Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Daarnaast ziet de rechtbank niet hoe de stelling van de vrouw dat zij het door haar opgenomen geld nodig had omdat de man de op dat moment geldende voorlopige alimentatie niet betaalde (hetgeen door de man overigens gemotiveerd wordt betwist) in het kader van de verdeling kan leiden tot een vordering van de vrouw op de man van de helft van het door haar opgemaakte bedrag.
Volgens de vrouw is er thans nog een bedrag in contanten van € 15.000,-, welk bedrag op dit moment in bezit is van de man. De vrouw stelt in dit kader dat zij door de/een bank is gebeld om € 35.000,- in contanten op te halen (afkomstig van de Spaarbelegrekening), dat zij daarvan voor een bedrag van € 20.000,- diverse uitgaven heeft gedaan en dat een bedrag van € 15.000,- door haar thuis is opgeborgen. Dit bedrag is volgens de vrouw echter vervolgens door de man meegenomen.
De man betwist zowel de stelling van de vrouw over het door haar moeten ophalen van € 35.000,- in contanten als de stelling dat hij € 15.000,- uit haar woning heeft meegenomen. Volgens de man heeft de vrouw zich deze bedragen toegeëigend.
De rechtbank acht door de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 15.000,- thans in bezit van de man is. Een briefje van de man waarop hij heeft vermeld dat hij in afwezigheid van de vrouw bankafschriften en fotoalbums heeft opgehaald, acht de rechtbank onvoldoende ter onderbouwing van de stelling van de vrouw. De rechtbank gaat er derhalve gezien de vaststaande feiten, waaronder het feit dat de vrouw erkent dat zij dit bedrag in huis heeft gehad, vanuit dat de vrouw over dit bedrag is blijven beschikken. De vrouw heeft derhalve ook in dit kader geen vordering op de man en de man maakt op de helft van dit bedrag geen aanspraak.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, beide rekeningen aan de man toedelen zonder nadere verrekening.
k. een bankrekening bij ABN AMRO Bank, rekeningnummer [S]
Beide partijen zijn het erover eens dat deze rekening wordt opgeheven. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen hiertoe zullen overgaan en zal bepalen dat het saldo dat na opheffing resteert bij helfte tussen partijen dient te worden gedeeld.
l. een op naam van de vrouw staand spaardepot
De man wil een spaardepot van de vrouw in de verdeling betrekken, maar de vrouw betwist dat zij een dergelijk depot heeft. Nu de man zijn verzoek vervolgens niet nader heeft geconcretiseerd, zal de rechtbank geen spaardepot van de vrouw in de verdeling betrekken.
m. een zestal verzekeringen bij Centraal Beheer Achmea, polisnummers [T], [U], [V], [W], [X], [Y]
De man zal deze polissen aan de man toedelen, zoals door de man is verzocht en waartegen de vrouw geen bezwaar heeft gemaakt.
Nu de man heeft verklaard deze verzekeringen te zullen voorzetten, acht de rechtbank het redelijk dat voor de waardering van deze polissen de contante waarde wordt gehanteerd per 1 juni 2009 en niet de afkoopwaarde, nu van afkoop geen sprake zal zijn. De rechtbank acht het redelijk dat hierbij rekening wordt gehouden met de belasting die de man te zijner tijd over de uitkering verschuldigd zal zijn, zoals de man ook voorstaat. Nu de hoogte hiervan thans nog niet bekend is, zal de rechtbank het belastingpercentage in redelijkheid bepalen en wel op 30%. De man dient derhalve aan de vrouw uit te keren de helft van de contante waarde van deze zes polissen per 1 juni 2009, op welke waarde een latente belastingsclaim van 30% in mindering wordt gebracht.
De rechtbank ziet geen aanleiding een van de polissen, die volgens de man voor de kinderen is bestemd, op een andere wijze in de verdeling te betrekken. De vrouw betwist de door de man genoemde bestemming van deze polis en de man heeft zijn verzoek gelet op deze betwisting niet nader onderbouwd.
n. de beëindigingsvergoeding van Shell
Tussen partijen is in geschil of de door de man van Shell ontvangen beëindigingsvergoeding tussen partijen moet worden gedeeld. De vrouw is van mening dat deze vergoeding in de gemeenschap van goederen valt en tussen bij partijen bij helfte moet worden gedeeld. De man betwist dit. Om meerdere redenen komt volgens de man aan de vrouw geen deel van dit geld toe.
De rechtbank zal eerst beoordelen of het bedrag van de vergoeding in de gemeenschap van goederen valt. Slechts als dit het geval is, komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de stelling van de man dat de vergoeding op grond van de redelijkheid en billijk anders dan bij helfte verdeeld moet worden.
Volgens de man verzet de verknochtheid van de beëindigingsvergoeding zich ertegen dat deze vergoeding in de gemeenschap valt.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat naar vaste rechtspraak het antwoord op de vragen of een goed op bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt - een en ander als bedoeld in art. 1:94 lid 3 BW - afhangt van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.
Ten aanzien van de aard van de beëindigingsvergoeding stelt de rechtbank vast dat deze strekt tot vervanging van inkomen dat de man bij voortzetting van de dienstbetrekking na die ontbinding zou hebben genoten. Dit blijkt uit de door de man overgelegde vaststellingsovereenkomst, waarin staat vermeld dat de vergoeding strekt tot compensatie van de door de man in de toekomst te derven inkomsten als gevolg van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de vergoeding, voor zover die ziet op de periode ná de ontbinding van het huwelijk, op bijzondere wijze aan de man is verknocht op zodanige wijze dat deze verknochtheid zich ertegen verzet dat de vergoeding in de gemeenschap valt. De rechtbank neemt bij dit oordeel in aanmerking het feit dat een uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op voor nog te verrichten arbeid te ontvangen loon evenmin in de gemeenschap valt.
Voor zover de vergoeding ziet op de periode vóór de ontbinding van het huwelijk geldt daarentegen dat zij evenals reeds ontvangen loon wel in de gemeenschap valt. In dit geval is van belang dat arbeidsovereenkomst is beëindigd per 1 september 2008 en dat de beëindigingsvergoeding op de periode daarna ziet. Nu het huwelijk van partijen op
7 oktober 2008 is ontbonden is er een periode van ruim vijf weken tussen de uitkering van de vergoeding en de ontbinding van het huwelijk. De rechtbank rekent van de beëindigingsvergoeding, gelet op het salaris van de man bij Shell en deze periode van vijf weken, in redelijkheid een bedrag van € 4.000,- toe aan deze periode. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat van de vergoeding niets aan de vrouw is toegekomen. De vrouw heeft derhalve nog recht op de helft hiervan, te weten op een bedrag van € 2.000,-.
Partijen verschillen van mening over de oorzaak van het ontslag van de man, maar dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel dan het bovenstaande leiden.
Als de rechtbank al van oordeel zou zijn dat het ontslag aan de man zelf te wijten is, zou zij dienen uit te gaan van de situatie van een nog bestaande arbeidsverhouding en zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, valt een uit een bestaande arbeidsverhouding voortvloeiende aanspraak op voor nog te verrichten arbeid te ontvangen loon evenmin in de gemeenschap.
o. de bonus die de man over het jaar 2007 heeft ontvangen
Uit de na de zitting overgelegde stukken is gebleken dat de man in maart 2008 een prestatiebonus heeft ontvangen van € 9.330,- bruto, door de man onbetwist omgerekend naar € 4.478,40 netto. De vrouw verzoekt de helft hiervan aan haar toe te delen.
Nu de man dit niet gemotiveerd heeft betwist en gesteld noch gebleken is dat deze bonus op de peildatum niet meer aanwezig was, zal de rechtbank een bedrag van € 2.239,20 aan de vrouw toedelen.
p. girorekening man [Z]
De vrouw wil deze rekening in de verdeling betrekken. Zij stelt dat daarop wellicht het bedrag van € 15.000,- staat dat de man volgens haar contant in zijn bezit heeft en geld dat de man van de Robeco-rekening heeft afgehaald. De man dient dan ook inzage hierin te verschaffen.
De man acht het niet redelijk om deze rekening in de verdeling te betrekken, omdat er dan een dubbeltelling plaatsvindt. Zijn salaris inclusief emolumenten wordt op deze rekening gestort, de ontbindingsvergoeding is hierop gestort en verder niets. Alle geschilpunten omtrent de stortingen en uitkeringen zijn al apart aan de rechtbank voorgelegd. Voorts stelt de man dat de vrouw geen enkele inzage heeft gegeven in haar privé-rekeningen. Hij acht het onredelijk dat alleen hij degene is inzage moet geven en saldi moet delen.
De rechtbank ziet geen reden om de man op te dragen om afschriften van deze rekening in het geding te brengen. Geen der partijen heeft de rechtbank een overzicht verstrekt van alle tot de gemeenschap behorende bankrekeningen met de betreffende saldi per datum uiteengaan en per peildatum. Indien partijen dat hadden gedaan had de rechtbank een zuivere verdeling - zonder dubbeltellingen - tot stand kunnen brengen. Partijen hebben er echter voor gekozen om de verdeling van diverse te verdelen uitkeringen, bonussen en onttrekkingen apart aan de rechtbank ter beoordeling voor te leggen en de rechtbank heeft over die geschilpunten haar oordeel gegeven. De vrouw verzoekt thans verdeling van een rekening van de man, waarop onder meer de bonus en de beëindigingsvergoeding zijn gestort, die hiervoor reeds zijn besproken. De vrouw wijst in dit kader ook op de opnames van de man van de Robeco-rekening, maar de rechtbank heeft daarover ook reeds haar oordeel gegeven. Verder heeft de vrouw zelf geen enkele inzage gegeven in de privé-rekeningen op haar naam. De rechtbank gaat in dit stadium van de procedure voorbij aan het aanbod van de vrouw om dit alsnog te doen. De vrouw is hier genoegzaam toe in de gelegenheid geweest.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank bepalen dat ieder der partijen de overige bank-/girorekeningen op eigen naam krijgt toegedeeld, zonder nadere verrekening.
q. vordering (en) op belastingdienst
Geen der partijen heeft de rechtbank voldoende informatie verschaft over een dergelijke vordering, zodat de rechtbank die niet in de verdeling/verrekening kan betrekken.
Aanvullende verzoeken man
De man heeft zijn verzoek in het kader van artikel 1:164 en zijn verzoek omtrent de mediationkosten ingetrokken zodat de rechtbank daarover niets meer behoeft te beslissen.
r. Verrekening lasten echtelijke woning
De man verzoekt de rechtbank te bepalen dat de vrouw de helft van de door hem betaalde woonlasten van de echtelijke woning vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk,
7 oktober 2008, aan hem moet betalen. Het betreft een gemeenschappelijke woning en er is geen rechtsgrond op grond waarvan de man deze lasten geheel voor zijn rekening zou moeten nemen. De man specificeert deze lasten als volgt:
€ 16,48 per maand: woonhuisverzekering
€ 39,31,- per jaar: WA-verzekering
€ 81,50 per jaar: inboedelverzekering
€ 366,68 per maand: hypotheekverzekering
€ 1.147,67 per maand: hypotheekrente
--------------------------------------------------
€ 1.541,- per maand: totaal
De man biedt aan deze lasten voor te schieten totdat de woning is overgedragen, waarna een verrekening plaats kan vinden met de aan de vrouw toekomende bedragen uit hoofde van de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Het verweer van de vrouw is gericht op het feit dat de huwelijksgemeenschap pas op
7 oktober 2008 is ontbonden en dat er bij de draagkrachtberekening van de man rekening is gehouden met het feit dat de man alle lasten van de echtelijke woning voldoet. Dit verweer gaat echter niet op; de man verzoekt immers pas een bijdrage van de vrouw vanaf 7 oktober 2008 en aan de man is slechts in het kader van voorlopige voorzieningen een alimentatiebijdrage opgelegd; hij is sedert de ontbinding van het huwelijk geen bijdrage meer verschuldigd. Nu vaststaat dat de woning gemeenschappelijk is en de vrouw dit verzoek van de man onvoldoende heeft betwist, zal de rechtbank het verzoek toewijzen als na te melden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de vrouw, vanwege het aanbod van de man de lasten voor te schieten zoals voormeld, thans niet met een onredelijke maandlast wordt belast.
s. Ouderbijdrage
De man wenst de door hem aan het LBIO betaalde ouderbijdrage voor de minderjarigen voor de periode vanaf 7 oktober 2008 van de vrouw terug te ontvangen. Volgens de man is de vrouw deze bedragen verschuldigd, omdat zij de kinderbijslag krijgt. De man wenst voor de toekomst dat hij de kinderbijslag krijgt, in welk geval hij de ouderbijdrage ook geheel zal betalen.
Volgens de vrouw heeft de man geen vordering op haar. De vrouw is ermee akkoord dat in de toekomst de kinderbijslag naar de man gaat en dat hij dan ook de ouderbijdrage voldoet.
Voor wat betreft de verschuldigde bijdrage vanaf 7 oktober 2008 overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 69 van de Wet op de jeugdzorg beide ouders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de ouderbijdrage. Als één partij betaalt, is de andere partij bevrijd. In de interne verhouding tussen partijen dient echter ieder der partijen de helft van de bijdrage te betalen.
Nu de rechtbank echter niet over voldoende informatie beschikt ten aanzien van de betalingen van de ouderbijdrage in de periode na 7 oktober 2008 kan zij niet bepalen of een de man een vordering op de vrouw heeft.
Nu partijen het er voor de toekomst over eens zijn dat de man de kinderbijslag geheel dient te krijgen en ook de gehele ouderbijdrage zal betalen, zal de rechtbank aldus beslissen.
De man heeft in zijn brieven van 1 en 5 mei 2009 nog gesteld dat hij voor de ouderbijdrage in december 2008 € 1.722,96 aan de vrouw heeft betaald, welk bedrag de vrouw onder zich heeft gehouden, en in maart 2009 € 1.221,26 via een deurwaarder aan het LBIO heeft betaald. De man heeft ten aanzien van deze bedragen echter geen verzoek aan de rechtbank gedaan en de rechtbank heeft geconstateerd dat deze bedragen voor het overgrote deel betrekking hebben op de verschuldigde ouderbijdrage in de periode vóór de ontbinding van het huwelijk. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de man in dit kader niets van de vrouw wenst te vorderen.
t. De door de man betaalde kosten voor de auto, Peugeot 207
De man wil de door hem betaalde kosten voor de Peugeot, in bezit van de vrouw, van de vrouw terugontvangen. De man heeft echter geen bedrag genoemd en het overgrote deel van de overgelegde stukken betreffen kosten van vóór de datum van ontbinding van het huwelijk. Reeds daarom kan in dit kader geen vordering van de man op de vrouw worden vastgesteld. Daarnaast wordt pas in deze beschikking de Peugeot toegedeeld aan de vrouw. De rechtbank overweegt dat de man de autoverzekering van deze auto kan opzeggen zodra de auto op naam van de vrouw staat en dat de vrouw haar auto dan zelf moet verzekeren.
u. Wijziging tenaamstelling auto, Peugeot 207
De man wenst dat de vrouw haar medewerking verleend aan het op haar naam stellen van de Peugeot, hetgeen zij tot op heden nog niet heeft gedaan, ondanks de overeenstemming over de toedeling van beide auto's. De vrouw heeft vervolgens ter terechtzitting haar medewerking aangaande de wijziging van de tenaamstelling toegezegd. Beide partijen stellen echter dat zij de voor de overdracht benodigde stukken niet in hun bezit hebben.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze stukken zoekgeraakt zijn en dat de man, op wiens naam de auto thans staat, vervangende bescheiden zal aanvragen. Hij dient deze bescheiden vervolgens aan de vrouw te verstrekken, uiterlijk op 15 juli 2009. De vrouw kan hiermee de overschrijving van de auto op haar naam bewerkstelligen en zij dient dit vóór 1 augustus 2009 te doen en uiterlijk op 1 augustus 2009 aan de man een vrijwaringsbewijs te verstrekken. De rechtbank wijst toe het verzoek van de man de vrouw te veroordelen mee te werken, op straffe van een dwangsom van € 300,- per maand indien zij nalatig is om mee te werken, met dezelfde motivering als hiervoor vermeld omtrent de medewerking van de vrouw aan verkoop en eigendomsoverdracht van de echtelijke woning. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 6.000,-.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank beslissen als na te melden.
*
wijst af:
- het verzoek van zowel de man als de vrouw tot bepaling van de verblijfplaats van de minderjarigen bij hem/haar;
- het (subsidiaire) verzoek van de man tot bepaling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen;
- het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie;
*
bepaalt dat de echtelijke woning te [plaats A], verkocht dient te worden, dat met de opbrengst de hypothecaire geldleningen bij Fortis ASR Bank dienen te worden afgelost en dat de daaraan gekoppelde verzekering bij Fortis ASR Bank, polisnummer [P], bij de overdracht van de woning dient te worden afgekocht;
*
bepaalt dat:
- de vrouw dient mee te werken aan de verkoop en eigendomsoverdracht van voormelde woning te [plaats A];
- deze beschikking, indien de vrouw voormelde medewerking weigert, in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw ten aanzien van de verkoop en de eigendomsoverdracht van voormelde echtelijke woning;
*
bepaalt dat de woonlasten van voormelde woning te [plaats A] voor rekening bij beide partijen komen, ieder voor de helft, in die zin dat de man deze lasten vanaf de datum van ontbinding van het huwelijk tot de datum van overdracht van deze woning geheel voor zijn rekening zal nemen en de helft van deze door hem betaalde lasten van de vrouw ontvangt bij de overdracht van de echtelijke woning, zo mogelijk door middel van verrekening met haar gedeelte van de overwaarde van deze woning;
*
bepaalt dat de beëindigingsvergoeding die de man van Shell heeft ontvangen, voor zover deze vergoeding ziet op de periode ná de ontbinding van het huwelijk - derhalve de totale vergoeding minus € 4.000,- - op grond van haar bijzondere verknochtheid buiten de gemeenschap van goederen waarin partijen waren gehuwd, valt;
*
bepaalt dat vanaf heden de kinderbijslag voor de twee minderjarige kinderen van partijen aan de man toekomt, alsmede dat de ouderbijdrage die partijen - in het kader van de uithuisplaatsing van deze minderjarigen - voor deze minderjarigen verschuldigd zijn voor rekening van de man komt;
*
bepaalt dat de vrouw, indien zij uiterlijk op 15 juli 2009 de benodigde bescheiden van de man heeft ontvangen, vóór 1 augustus 2009 de auto, Peugeot 207 - partijen genoegzaam bekend - op haar naam dient te laten zetten en de man uiterlijk op 1 augustus 2009 een vrijwaringsbewijs dient te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 300,- per maand voor iedere maand waarin zij hier ná 1 augustus 2009 niet aan heeft voldaan, tot een maximum van € 6.000,-;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door de scheiding wordt ontbonden, als volgt vast:
1. aan de man wordt toebedeeld:
1.1de helft van de over- of onderwaarde van voormelde woning te[plaats A], die resteert na verkoop van deze woning, aflossing van de daarop rustende hypothecaire geldleningen bij Fortis ASR Bank en afkoop van de aan deze geldleningen verbonden levensverzekering bij Fortis ASR Bank, polisnummer [P];
1.2 de personenauto, Citroën Picasso, partijen genoegzaam bekend;
1.3 de spaarrekening bij Spaarbeleg, rekeningnummer [Q];
1.4 de spaarrekening bij Robeco, rekeningnummer [R];
1.5 de helft van het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO Bank, rekeningnummer [S], dat resteert na opheffing van deze rekening;
1.6 zes verzekeringen bij Centraal Beheer Achmea, polisnummers [T], [U], [V], [W], [X], [Y];
1.7 de bonus die de man over het jaar 2007 van Shell heeft ontvangen;
1.8 de (privé-)rekeningen op zijn naam;
2. aan de vrouw wordt toebedeeld:
2.1 de helft van de over- of onderwaarde van voormelde woning te [plaats A], die resteert na verkoop van deze woning, aflossing van de daarop rustende hypothecaire geldleningen bij Fortis ASR Bank en afkoop van de aan deze geldleningen verbonden levensverzekering bij Fortis ASR Bank, polisnummer [P];
2.2 de personenauto, Peugeot 207, partijen genoegzaam bekend;
2.3 het aandeel van partijen in Somanya Forrest Project;
2.4 de helft van het saldo van de bankrekening bij ABN AMRO Bank, rekeningnummer [S], dat resteert na opheffing van deze rekening;
2.5 de (privé-)rekeningen op haar naam;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw dient uit te keren:
- de helft van de contante waarde van voormelde zes verzekeringen bij Centraal Beheer Achmea, op welke waarde een latente belastingclaim van 30% in mindering wordt gebracht;
- een bedrag van € 2.000,-, zijnde de helft van voormelde beëindigingsvergoeding, voor zover die ziet op de periode vóór de ontbinding van het huwelijk;
- een bedrag van € 2.239,20, zijnde de helft van de bonus, die de man over het jaar 2007 van Shell heeft ontvangen;
*
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Verbeek, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2009.