ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1120
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en gezagsrecht bij overbrenging van minderjarige naar Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 juni 2009, betreft het een verzoek van de Centrale Autoriteit van het Ministerie van Justitie inzake de internationale kinderontvoering van een minderjarige, geboren in het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank had eerder op 6 oktober 2008 een beslissing genomen over de teruggeleiding van de minderjarige [B], maar hield de beslissing over de proceskosten aan in afwachting van een verklaring van de Centrale Autoriteit op basis van artikel 15 van het Haagse Verdrag. De Centrale Autoriteit werd in de gelegenheid gesteld om te reageren op een beslissing van de High Court of Justice van 27 maart 2009, maar maakte van deze mogelijkheid geen gebruik.
De rechtbank besloot zonder nadere zitting uitspraak te doen. In de overgelegde beslissing van de High Court werd geconcludeerd dat de vader geen gezag had over de minderjarige. De rechtbank nam deze conclusie over, wat leidde tot de vaststelling dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland op 31 maart 2008 niet in strijd was met het gezagsrecht. Hierdoor was er geen sprake van een ongeoorloofde overbrenging volgens artikel 3 van het Verdrag.
De rechtbank wees het verzoek tot teruggeleiding af en compenseerde de proceskosten, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters R.G. de Lange-Tegelaar, M. Kramer en A.C. Olland, en werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.