ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0718
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse eiser uit Bagdad en de beoordeling van de situatie in Irak onder artikel 15 van de Definitierichtlijn
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een eiser van Iraakse nationaliteit, afkomstig uit Bagdad. De eiser heeft een beroep gedaan op artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn, waarin bescherming wordt geboden aan personen die een reëel risico lopen op ernstige schade als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, onvoldoende is ingegaan op de gedetailleerde informatie die het UNHCR-rapport biedt over de situatie in Irak, en met name in Bagdad. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de verweerder niet volstaat, aangezien deze niet heeft aangegeven op basis van welke criteria is geconcludeerd dat er in Bagdad geen sprake is van een situatie die bescherming onder artikel 15 rechtvaardigt.
De eiser heeft zijn asielrelaas onderbouwd met bewijsstukken, waaronder dreigbrieven en rapporten van de UNHCR, die de onveiligheid in Bagdad illustreren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiser niet automatisch betekent dat hij niet in aanmerking komt voor bescherming, zolang zijn herkomst geloofwaardig is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het besluit van de verweerder vernietigd en bepaald dat de verweerder opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser.