ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0432

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/420083-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelnemen aan vechtpartij met geweld tegen een weerloos slachtoffer

Op 5 oktober 2009 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een vechtpartij. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. L.P.H. de Milliano MDR, werd beschuldigd van het deelnemen aan een vechtpartij waarbij het slachtoffer tegen het hoofd is geslagen, geduwd en getackeld, wat leidde tot de val van het slachtoffer. De officier van justitie, mr. A.M.A. Keulen, eiste vrijspraak voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar vroeg wel om een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie voor de meer subsidiair tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat niet kon worden aangetoond dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de gewelddadigheden na de val van het slachtoffer. De rechtbank achtte de eerste twee handelingen in de tenlastelegging niet bewezen, omdat deze betrekking hadden op de gebeurtenissen na de tackle. De verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar het meer subsidiair tenlastegelegde feit werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.

De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere onbestraftheid. De rechtbank benadrukte dat vechtpartijen tussen jongeren op de openbare weg een ernstig probleem vormen, dat niet alleen letsel kan veroorzaken, maar ook de gevoelens van veiligheid in de samenleving ondermijnt. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechtbank de zaak behandelde met gesloten deuren voor de medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/420083-09
Rolnummer 0007
Datum uitspraak: 5 oktober 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte C],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 september 2009, waarbij de zaken van vier medeverdachten tegelijkertijd zijn behandeld.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. L.P.H. de Milliano MDR, advocaat te Katwijk ZH, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. A.M.A. Keulen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven te beroven, met
dat opzet,
terwijl verdachte (weerloos) op de grond ligt, met kracht
- tegen en/of op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
terwijl verdachte weerloos op de grond ligt, met kracht
- tegen en/of op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X], welk geweld
bestond uit
- op en/of tegen het hoofd schoppen en/of trappen (terwijl die [X] weerloos
op de grond ligt) en/of
- in de buik en/of tegen de rug en/of tegen de/een be(e)n(en) schoppen en/of
trappen (terwijl die [X] weerloos op de grond ligt) en/of
- in tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd stompen en/of slaan en/of
- het duwen van die [X] en/of
- het tackelen van die [X], tengevolge waarvan die [X] ten val komt;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair tenlastegelegde betrekking heeft op de gebeurtenissen nadat het slachtoffer was getackeld en ten val was gekomen. Niet kan worden aangetoond dat verdachte een van de daders is geweest die het slachtoffer ook nog na deze val heeft geschopt of getrapt terwijl deze weerloos op de grond lag, dan wel dat verdachte nog enige andere actieve betrokkenheid heeft gehad bij die gewelddadigheden.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder meer subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
hij op 21 maart 2009 te [P] met anderen, op de openbare weg, de [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X], welk geweld bestond uit
- tegen het hoofd slaan en
- het duwen van die [X] en
- het tackelen van die [X], tengevolge waarvan die [X] ten val komt.
De rechtbank acht de eerste twee handelingen in de tenlastelegging niet bewezen nu deze betrekking hebben op de gewelddadigheden die ontstonden toen het slachtoffer na de tackle ten val was gekomen. Zoals al eerder uiteengezet kunnen deze handelingen niet aan verdachte worden toegerekend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een vechtpartij waarbij het slachtoffer tegen het hoofd is geslagen, geduwd en getackeld, waardoor deze ten val is gekomen. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij naar de plek des onheils is gegaan terwijl hij wist dat er mogelijk een vechtpartij zou plaatsvinden.
Vechtpartijen tussen groepen jongeren op de openbare weg zijn een regelmatig voorkomend en ergerlijk verschijnsel, welke niet alleen tot letsel voor de betrokkenen kunnen leiden, maar ook de gevoelens van veiligheid op de openbare weg ernstig kunnen ondermijnen.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie, in het verleden niet eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 10 juni 2009, waarin naar voren komt dat verdachte goed functioneert in het gezin en in zijn vrije tijd.
Ten slotte zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding onder meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
meer subsidiair:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van 40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 20 DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, kinderrechter, voorzitter,
mr. drs. S.M. Borkent, kinderrechter,
en mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2009.