ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0429

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/420082-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij geweld

Op 5 oktober 2009 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water. De officier van justitie, mr. A.M.A. Keulen, had gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat de verdachte strafbare betrokkenheid had bij de gewelddadigheden jegens het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere pogingen tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank concludeerde dat de feiten niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De zitting vond plaats met gesloten deuren op 21 september 2009, waarbij ook de zaken van vier medeverdachten werden behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 21 maart 2009 in [P] betrokken zou zijn geweest bij een gewelddadige aanval op het slachtoffer, maar heeft geconcludeerd dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, bestaande uit mr. E. Timmermans als voorzitter, mr. drs. S.M. Borkent en mr. M.C. Bruining. De rechtbank heeft in haar vonnis benadrukt dat de beslissing is genomen op basis van het onderzoek ter terechtzitting en dat de vrijspraak is gebaseerd op het gebrek aan bewijs voor de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/420082-09
Rolnummer 0006
(Verkort vonnis)
De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 september 2009, waarbij de zaken van vier medeverdachten tegelijkertijd zijn behandeld.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk ZH, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. A.M.A. Keulen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten lastegelegde wordt vrijgesproken.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven te beroven, met
dat opzet,
terwijl verdachte (weerloos) op de grond ligt, met kracht
- tegen en/of op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [X],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
terwijl verdachte weerloos op de grond ligt, met kracht
- tegen en/of op het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of
- in de buik, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2009 te [P] met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [X], welk geweld
bestond uit
- op en/of tegen het hoofd schoppen en/of trappen (terwijl die [X] weerloos
op de grond ligt) en/of
- in de buik en/of tegen de rug en/of tegen de/een be(e)n(en) schoppen en/of
trappen (terwijl die [X] weerloos op de grond ligt) en/of
- in tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd stompen en/of slaan en/of
- het duwen van die [X] en/of
- het tackelen van die [X], tengevolge waarvan die [X] ten val komt;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende kan worden aangetoond dat verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad bij de gewelddadigheden jegens het slachtoffer.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, kinderrechter, voorzitter,
mr. drs. S.M. Borkent, kinderrechter,
en mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2009.