ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0250
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.H.G. Odink
- J. van der Wielen
- Rechtspraak.nl
Vrijheidsontneming en due diligence bij Dublinclaim in vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 oktober 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontneming van eiser, een Ugandese nationaliteit, die in het kader van een Dublinclaim naar Groot-Brittannië zou worden verwijderd. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, niet de vereiste 'due diligence' had betracht bij de uitvoering van de vrijheidsontneming. De rechtbank baseerde haar oordeel op de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 29 januari 2008, waarin werd benadrukt dat de grensdetentie niet langer mag duren dan redelijkerwijs nodig is om het doel te bereiken. In dit geval had het overdragen van het dossier aan bureau Dublin negen dagen geduurd, wat volgens de rechtbank niet voortvarend genoeg was. Verweerder had als reden opgegeven dat de koeriersdienst de dossiers slechts één keer per week ophaalt, maar de rechtbank vond deze uitleg onvoldoende. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, hevelde de bewaring op en veroordeelde de Staat der Nederlanden tot schadevergoeding aan eiser. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiser om in vrijheid te worden gesteld zwaarder wogen dan de belangen van verweerder, vooral gezien de omstandigheden waaronder eiser in Uganda was gedetineerd en mishandeld. De uitspraak benadrukt het belang van voortvarendheid in het vreemdelingenrecht, vooral bij vrijheidsontnemingen die voortvloeien uit Dublinclaims.