VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[A], wonende te [plaats], verzoeker,
gemachtigde [B],
ter zake van de op of omstreeks 17 juni 2009 namens de Commandant Landstrijdkrachten (hierna: CLAS), verweerder, gedane mondelinge mededeling dat de functie van Plaatsvervangend hoofd sectie S1 bij de 43 Gemechaniseerde brigade (PLV HFD SIE S1 BRIG, vacaturenr. 267553, hierna: de geambieerde functie) niet aan verzoeker wordt toegewezen,
Verzoeker heeft bij brief van 1 juli 2009 bezwaar gemaakt tegen de op of omstreeks 17 juni 2009 gedane mededeling. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 29 juli 2009 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de brief van 15 juli 2009.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter bij brief van 29 juli 2009 medegedeeld dat hij het verzoek om een voorlopige voorziening wenst te handhaven.
Het verzoek is op 21 september 2009 ter zitting behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [C] en mr. [D].
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1 Op 10 juni 2009 is de vacature betreffende de geambieerde functie, waaraan de rang van luitenant is verbonden, gepubliceerd.
2.2 Verzoeker, adjudant-onderofficier bij de Koninklijke landmacht, heeft op 16 juni 2009 gesolliciteerd naar de geambieerde functie.
2.3 Op of omstreeks 17 juni 2009 heeft de senior P&O-adviseur bij de Regionale Personeelsdienst Havelte verzoeker mondelinge medegedeeld dat de geambieerde functie niet aan verzoeker wordt toegewezen.
Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 1 juli 2009 bezwaar gemaakt.
2.4 Bij brief van 15 juli 2009 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat de sollicitatie van verzoeker naar de geambieerde functie is afgewezen omdat de vacature uitsluitend is opengesteld voor kandidaten die de rang van luitenant bekleden en verzoeker de rang heeft van adjudant.
Hiertegen heeft verzoeker bij brief van 29 juli 2009 bezwaar gemaakt.
2.5 Op 14 juli 2009 is de vacature betreffende de geambieerde functie opnieuw gepubliceerd, met als sluitingsdatum 31 augustus 2009. De gewenste begindatum is 1 december 2009.
2.6 Bij brief van 11 augustus 2009 heeft verweerder de voorzieningenrechter medegedeeld dat de geambieerde functie niet aan een kandidaat zal worden toegewezen totdat is beslist op het verzoek om een voorlopige voorziening.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat op of omstreeks 17 juni 2009, gelijktijdig met de mededeling van de beslissing, aan verzoeker is medegedeeld dat de vacaturestelling niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd en dat de vacature nogmaals wordt opengesteld, in die zin dat nu wel adjudanten mogen solliciteren. Verzoeker meent dat hij in de eerste ronde al meegenomen had moeten worden in het functietoewijzingsproces.
Verzoeker heeft in reactie op het verweerschrift aangevoerd dat het vast beleid waar verweerder naar verwijst geen beleid is in de zin van de Awb. Verzoeker betwist dat op of omstreeks 17 juni 2009 enkel sprake is geweest van een mededeling van informatieve aard.
Verzoeker verzoekt, onder verwijzing naar artikel 6:10, eerste lid, onder b, van de Awb, het bezwaar van 1 juli 2009 te beschouwen als zijnde mede gericht tegen het besluit van 15 juli 2009.
4. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat de senior P&O-adviseur bij de Regionale Personeelsdienst Havelte, die verzoeker op of omstreeks 17 juni 2009 mondeling heeft medegedeeld dat de geambieerde functie niet aan hem wordt toegewezen, namens de CLAS sprak. De op of omstreeks 17 juni 2009 gedane mondelinge mededeling dat de geambieerde functie niet aan verzoeker wordt toegewezen is een op grond van artikel 8:1, tweede lid, van de Awb met een besluit gelijk te stellen andere handeling waarbij de ambtenaar belanghebbende is. De brief van 15 juli 2009 is te beschouwen als een nadere motivering van dit besluit. Dit betekent dat het bezwaarschrift van verzoeker van 29 juli 2009 dient te worden beschouwd als een aanvulling op het bezwaarschrift van 1 juli 2009.
5.1 De Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) heeft in zijn uitspraak van 11 maart 1994 (nr. MAW 1992/22, MRT 1996, pag. 364 e.v.) overwogen dat het, mede gelet op de Nota van toelichting bij het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) waarin is vermeld dat artikel 27 de kernbepaling bevat dat bevordering is gerelateerd aan een functie waaraan een hogere klasse of rang is verbonden dan die welke de militair tot dan toe bekleedt, ervoor moet worden gehouden dat het systeem van artikel 27 AMAR inhoudt dat bevordering en functietoewijzing onlosmakelijk zijn verbonden, behoudens de in artikelen 27 en 28 AMAR limitatief opgesomde uitzonderingsgevallen.
5.2 De voorzieningenrechter stelt vast dat de weigering om verzoeker de geambieerde functie toe te wijzen meebrengt dat hij niet wordt bevorderd tot de aan die functie verbonden rang van luitenant. Gelet op artikel 19, eerste lid, aanhef en onder c, van het AMAR is de CLAS bevoegd om een besluit te nemen met betrekking tot functietoewijzing. Voor zover het bestreden besluit is op te vatten als een besluit om verzoeker niet bij de Kroon voor bevordering voor te dragen, wijst de voorzieningenrechter op artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van het AMAR en de uitspraak van de Raad van 9 november 2006, 05/3378, LJN: AZ3048). De voorzieningenrechter geeft verweerder in overweging de eventuele bevoegdheidsgebreken bij de te nemen beslissing op bezwaar te herstellen.
5.3 Verweerder kan geen kopie van de vacaturepublicatie overleggen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat daarin niet expliciet is vermeld dat sollicitaties van adjudant-onderofficieren niet in behandeling genomen zouden worden. Volgens verweerder had verzoeker dat moeten begrijpen omdat het uitgangspunt dat voorkeur gegeven wordt aan horizontale mobiliteit algemeen bekend is (bestendige gedragslijn) en voorts dat uit de bij de vacature horende arbeidsplaatsgegevens bleek dat ging het om een functie in de rang van luitenant. Verzoeker heeft betwist dat sprake is van beleid.
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat sprake is van bekend beleid of een bekende bestendige gedragslijn, reeds omdat drie adjudant-onderofficieren solliciteerden. Evenmin valt in te zien waarom verweerder daarvan bij een vacaturepublicatie geen melding maakt.
Gelet op de vacaturepublicatie van 10 juni 2009 had verweerder verzoeker niet als kandidaat voor de functie mogen uitsluiten. Verweerder dient een inhoudelijke beslissing te nemen op verzoekers sollicitatie van 16 juni 2009.
5.4 De voorzieningenrechter ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding een voorlopige voorziening te treffen, zoals in het dictum is vermeld.
6. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 644,--.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
1. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in dier voege dat
- het op of omstreeks 17 juni 2009 genomen besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar en
- verweerder de tweede sollicitatieprocedure ter zake van de geambieerde functie moet bevriezen tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar;
2. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,--, welke kosten de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie) als rechtspersoon aan verzoeker moet vergoeden;
3. gelast dat voornoemde rechtspersoon aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ad € 150,-- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.S.G. Jongeneel, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum.
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.