Afdeling 3, meervoudige kamer
Reg.nrs.: AWB 08/9247, 09/776 en 09/803 BESLU
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[A], wonende te [plaats 1],
[B] en [C], wonende te [plaats 2]
[D], wonende te [plaats 3], eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, verweerder.
Bij besluiten van 16 juli 2008, verzonden op 18 juli 2008 en gewijzigd bij besluiten van 23 juli 2008, heeft verweerder aan eisers een last onder dwangsom opgelegd wegens het innemen van een ligplaats aan de Duifpolderkade in de Noordvliet in strijd met artikel 5.3.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Vergunningen- en handhavingsbeleid ligplaatsen voor vaartuigen in de gemeente Midden-Delfland.
Bij besluiten van 12 november 2008 heeft verweerder de hiertegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen deze besluiten bij brieven van 19 december 2008, bij de rechtbank ingekomen op 22 december 2008, beroep ingesteld.
Ook hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
Bij uitspraak van 2 maart 2009 heeft de voorzieningenrechter de bestreden besluiten geschorst totdat uitspraak is gedaan op de beroepen.
De beroepen zijn op 22 juli 2009 ter zitting behandeld door een enkelvoudige kamer.
Eisers zijn in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [E].
De enkelvoudige kamer heeft de zaken verwezen naar een meervoudige raadkamer.
Partijen hebben ermee ingestemd een nadere zitting achterwege te laten.
1. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het bestreden besluit bevoegd is genomen.
2.1 Ingevolge artikel 5.3.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Midden-Delfland, laatstelijk vastgesteld op 22 april 2008, is het verboden zonder vergunning van verweerder met een vaartuig een ligplaats in te nemen op door verweerder aangewezen gedeelten van openbaar water. De Noordvliet is aangewezen als water waar de verbodsbepaling geldt.
2.2 Ingevolge het zevende lid kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde, volksgezondheid en milieuhygiëne;
b. in het belang van het voorkomen en beperken van overlast;
c. in het belang van de veiligheid op het openbaar water;
d. indien het vaartuig, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving naar het oordeel van verweerder schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
e. indien sprake is van strijdigheid met het door verweerder vastgestelde ligplaatsenbeleid.
3. Bij besluit van 18 december 2007 heeft verweerder het ligplaatsenbeleid vastgesteld. In dit beleid is de Duifpolderkade aangewezen voor "openbare aanlegplaatsen voor dagrecreatie. Geen mogelijkheden voor vaste ligplaatsen".
4. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt voorts het volgende.
4.1 De gemeente Midden-Delfland is deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling voor het recreatieschap Midden-Delfland (de Regeling), die strekt ter behartiging van de belangen van de openluchtrecreatie, zoals omschreven in artikel 2 van de Regeling, met als uitvoerend orgaan een openbaar lichaaam, het Recreatieschap Midden-Delfland. Het recreatieschap heeft als organen onder andere een raad en een dagelijks bestuur.
4.2 Ingevolge artikel 8 van de Regeling is de raad bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen te maken. Daarin kan straf worden gesteld op overtreding van bij of krachtens de verordening gegeven voorschriften.
4.3 Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Regeling zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan ter beoordeling toe aan de minister, gedeputeerde staten van Zuid-Holland, aan burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en aan dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Delfland. Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen acht weken na de datum van verzending van het ontwerp. Het ontwerp behoeft de instemming van alle deelnemers.
Onder "deelnemers" wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling verstaan: het Rijk en alle aan de regeling deelnemende publiekrechtelijke lichamen.
Ingevolge artikel 9, derde lid, van de Regeling vindt de afkondiging van de verordeningen van het recreatieschap plaats door bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant en het provinciaal blad van Zuid-Holland, alsmede in elk van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.
4.4 Artikel 10, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat, voor zover een verordening van het recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van de provincie Zuid-Holland of één van de aan de regeling deelnemende gemeenten, eerstgenoemde verordening de onderlinge verhouding regelt. De verordening kan bepalen dat de verordening van de provincie of van een gemeente voor het hele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
5.1 Op 27 maart 2008 heeft de raad van het recreatieschap de Algemene Verordening Recreatieschap Midden-Delfland 2007 (de Algemene verordening) vastgesteld.
Deze verordening bevat onder meer bepalingen over het gebruik van openbare wateren en het innemen van ligplaatsen.
Ingevolge artikel II.24, eerste lid, van de Algemene verordening is het behoudens ontheffing van het Dagelijks Bestuur verboden zonder daartoe bevoegd te zijn in de openbare wateren vaartuigen te laten liggen tussen zonsondergang en zonsopgang.
Ingevolge het tweede lid is het verbod als gesteld in het eerst lid niet van toepassing op onder meer de Noordvliet.
5.2 Ingevolge artikel II.26, eerste lid, van de Algemene verordening is het behoudens ontheffing van het Dagelijks Bestuur en onverminderd het bepaalde in artikel II.24, eerste lid verboden in de openbare wateren met enig vaartuig langer dan drie opeenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats ligplaats te hebben, met een vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst opnieuw op dezelfde plaats ligplaats in te nemen en een vaartuig langer dan acht achtereenvolgende uren onbemand te laten.
5.3 Artikel VI.4 van de Algemene verordening bepaalt dat de verordening in werking treedt met ingang van de dag van de publicatie. Voor zover deze verordening voorziet in hetzelfde onderwerp als de verordeningen van de deelnemers van het recreatieschap, houden die verordeningen op te gelden voor het werkingsgebied.
5.4 De Algemene verordening is op 30 mei 2008 bekendgemaakt in het provinciaal blad van Zuid-Holland en op 18 augustus 2008 in de Nederlandse Staatscourant. In de Staatscourant is 30 mei 2008 vermeld als datum waarop de verordening in werking is getreden, met uitzondering van een hier niet van belang zijnde bepaling,.
6. Verweerder stelt dat de Algemene verordening niet in werking is getreden, in de eerste plaats omdat niet de gemeenteraad van Midden-Delfland maar uitsluitend het college van burgemeester en wethouders met het ontwerp van de verordening heeft ingestemd. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde verklaard dat verweerder het ontwerp niet aan de raad heeft voorgelegd.
Verweerder stelt voorts dat de Algemene verordening niet door de gemeente Midden-Delfland is bekend gemaakt, zoals artikel 9, derde lid, van de Regeling eist. Ook daarom is niet voldaan aan de vereisten voor inwerkingtreding van de verordening, aldus verweerder.
7. De rechtbank volgt dit betoog niet.
7.1 De Algemene verordening is vastgesteld nadat alle deelnemers, waaronder het college van burgemeester en wethouders namens de gemeente Midden-Delfland, met het ontwerp hadden ingestemd, en is bekend gemaakt in het provinciaal blad en de Staatscourant. Daarmee is de Algemene verordening rechtsgeldig tot stand gekomen en in werking getreden.
7.2 Dat verweerder er niet voor heeft zorg gedragen dat de gemeenteraad zich over het ontwerp kon uitspreken en niet heeft voldaan aan de uit artikel 9, derde lid, van de Regeling voortvloeiende publicatieplicht, doet hier niet aan af. Uit een oogpunt van rechtszekerheid kan niet worden aanvaard dat een deelnemer aan een gemeenschappelijke regeling zich aan de werking daarvan onttrekt door zich te beroepen op interne totstandkomingsgebreken.
7.3 Verweerder betwist niet dat de openbare wateren in de gemeente Midden-Delfland, waaronder de Noordvliet, zijn gelegen binnen het werkingsgebied van de Algemene verordening en dat deze voorziet in hetzelfde onderwerp als de APV van de gemeente Midden-Delfland.
7.4 Dit betekent dat de bepalingen van de APV die betrekking hebben op het innemen van ligplaats, waaronder het in artikel 5.3.2 van de APV neergelegde verbod en het daarop gebaseerde beleid, vanaf 30 mei 2008 hebben opgehouden te gelden.
7.5 Verweerder was dus niet langer bevoegd tot handhavend optreden. Deze bevoegdheid berust vanaf 30 mei 2008 uitsluitend bij het dagelijks bestuur van het recreatieschap, voor zover wordt gehandeld in strijd met de Algemene verordening.
8. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden besluiten moeten worden vernietigd en de primaire besluiten herroepen.
9. Hetgeen eisers hebben aangevoerd behoeft thans geen bespreking. De beroepen zijn gegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten van 12 november 2008;
herroept de primaire besluiten van 16 juli 2008, gewijzigd bij besluiten van 23 juli 2008, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
bepaalt dat de gemeente Midden-Delfland aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 145 ,-- per beroepschrift vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.C. Dedel-van Walbeek, mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel en mr. G.P. Kleijn, in tegenwoordigheid van de griffier M. van Uitert.
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.