ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ9555
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ongewenstverklaring en beoordeling van vreemdelingenbewaring
Op 3 juni 2009 heeft de rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, de beslissing op bezwaar van 8 augustus 2008, waarin de ongewenstverklaring van de vreemdeling is gehandhaafd, vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en geoordeeld dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat opnieuw op het bezwaar tegen de ongewenstverklaring is beslist. Verweerder heeft op 1 juli 2009 hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 2 oktober 2009 hebben de gemachtigden van de vreemdeling en verweerder aangegeven geen nadere informatie te hebben over de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS). De rechtbank oordeelt dat het ongewis is wanneer de tijdelijke belemmering om de vreemdeling uit te zetten zal worden opgeheven, waardoor er geen zicht meer is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van de vreemdeling dient uit te vallen, gezien de lange duur van de vreemdelingenbewaring van bijna zes maanden.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring met ingang van heden onrechtmatig verklaard en het beroep gegrond verklaard. De maatregel van bewaring wordt opgeheven en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op € 644,--. Deze kosten dienen aan de griffier van de rechtbank te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 oktober 2009.