ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7930
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Loonbelasting en dwangsommen in relatie tot pensioenvoorziening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 september 2009, staat de vraag centraal of dwangsommen die zijn opgelegd aan de ex-werkgever van eiser, [C] B.V., als loon moeten worden aangemerkt in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Eiser, die tot 1 april 2004 in dienst was bij [C] B.V., had een rechtszaak aangespannen omdat zijn voormalige werkgever een toegezegde pensioenvoorziening niet tijdig nakwam. De rechtbank had [C] B.V. bij vonnis van 21 juli 2004 veroordeeld tot nakoming van deze pensioenvoorziening, met een dwangsom van € 250 per dag bij niet-nakoming. Eiser ontving uiteindelijk een bedrag van € 35.000 aan dwangsommen, maar de Belastingdienst hield hierop loonbelasting en premie volksverzekeringen in.
De rechtbank oordeelt dat de dwangsommen niet als loon kunnen worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de feiten dat de dwangsommen zijn opgelegd omdat [C] B.V. het vonnis niet tijdig nakwam en dat de betaling van de dwangsommen het resultaat was van onderhandelingen tussen eiser en [C] B.V. De rechtbank concludeert dat de dwangsommen niet samenhangen met de voormalige dienstbetrekking van eiser, omdat ze pas geruime tijd na de nakoming van de pensioenvoorziening zijn betaald. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst en verklaart het beroep van eiser gegrond, waardoor de ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen moet worden teruggegeven.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiser kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak kan binnen zes weken na verzenddatum worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.