ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7646

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/30007
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting van Pakistaanse vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 augustus 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel van eiser, een Pakistaanse vreemdeling. Eiser was op 11 maart 2009 in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder beroepen tegen de oplegging van de maatregel ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming en verzocht om opheffing van de maatregel en schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten en bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, omdat zij zich voldoende voorgelicht achtte.

De rechtbank heeft de verstrekte informatie van verweerder, de staatssecretaris van Justitie, beoordeeld. Uit deze informatie bleek dat er in 2007 en 2008 verschillende lp-akkoorden (laissez-passer) zijn afgegeven aan ongedocumenteerde Pakistaanse vreemdelingen, met variërende doorlooptijden. De rechtbank concludeert dat er voor eiser, ondanks de lange doorlooptijd van een eerdere lp-aanvraag, nog steeds een reëel zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is, gezien de belangenafweging. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C. Hagen, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/30007
V-nr: *
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
eiser [naam], geboren [datum] in1978, van (gestelde) Pakistaanse nationaliteit,
gemachtigde: mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg
en:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder.
1. Procesverloop
Op 11 maart 2009 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel, laatstelijk bij uitspraak van 18 juni 2009, ongegrond verklaard.
Op 19 augustus 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Daarbij heeft hij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Op 21 augustus 2009 heeft verweerder de rechtbank inlichtingen verstrekt over de voortgang van de voorbereiding van de uitzetting. De rechtbank heeft deze inlichtingen op dezelfde datum doorgezonden aan de gemachtigde van eiser. Deze heeft per faxbericht van 25 augustus 2009 op verweerders inlichtingen gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten en op grond van artikel 96 van de Vw 2000 bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
1. Gelet op de inhoud van het dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
2. Uit de door verweerder verstrekte gegevens is het volgende gebleken. Eiser is op 12 juni 2009 in persoon gepresenteerd bij de Pakistaanse autoriteiten. De laissez-passer (lp)-aanvraag is in onderzoek genomen. Hiernaar heeft verweerder op 29 juni, 20 juli en 11 augustus 2009 schriftelijk gerappelleerd. Op 10 juli en 12 augustus 2009 heeft verweerder vertrekgesprekken gevoerd met eiser. De vertaling van de brief van eiser aan de Pakistaanse autoriteiten, die volgens eiser niet zou kloppen, wordt opnieuw vertaald door een andere tolk.
3. In reactie op de door verweerder verstrekte gegevens heeft eiser het volgende aangevoerd. Uit een brief van verweerder van 19 mei 2009 aan eiser waarin eiser heeft verzocht om een overzicht van afgifte van lp’s door de Pakistaanse autoriteiten, is gebleken dat aan ongedocumenteerde Pakistani zelden een lp wordt verstrekt – 1 in 2007 en 2 in 2008 - en dat de doorlooptijd van één van de in 2008 verstrekte lp’s achttien maanden bedroeg. Er is dan ook geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn. Dat in de andere zaak van 2008 binnen korte termijn een lp was afgegeven komt omdat aan die vreemdeling al eerder een lp was verstrekt.
Verder heeft eiser, blijkens het vertrekgesprek van 13 augustus 2009, een geschreven brief verstuurd aan de Pakistaanse autoriteiten. Deze brief is vertaald maar beide stukken ontbreken in het dossier. Dit is wel van belang omdat uit de vertaling afgeleid zou kunnen worden dat eiser zou trachten het onderzoek te frustreren, terwijl dat niet het geval is. De vertaling moet betrekking hebben op een brief van een andere vreemdeling. Verweerder dient de bewuste brieven aan het dossier toe te voegen.
4. Het onderhavige beroep is een vervolgberoep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank dient te beoordelen of de voortgezette toepassing daarvan sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure gerechtvaardigd is te achten.
5.1 Uit de door verweerder aan eiser verstrekte informatie volgt het volgende. In 2007 zijn er vier lp-akkoorden afgegeven. In drie zaken ondersteund door documentatie (kopie identiteitsdocument). De gemiddelde doorlooptijd van deze zaken bedroeg honderdentwintig dagen. Bij het lp-akkoord zonder documentatie bedroeg de doorlooptijd tien dagen. In 2008 zijn er negen lp-akkoorden afgegeven. In zeven zaken met documentatie (kopie identiteitsdocument). De gemiddelde doorlooptijd in deze zaken bedroeg negentig dagen. Bij de ongedocumenteerde akkoorden bedroeg de doorlooptijd in één zaak achttien maanden en bij de andere zaak twee weken. In deze laatste zaak was al eerder een lp-akkoord afgegeven. In 2007 zijn er circa dertig lp-aanvragen ingediend en in 2008 circa vijfenveertig. De wijze waarop gerappelleerd wordt door verweerder is als volgt. Binnen uiterlijk dertig dagen wordt bij de desbetreffende autoriteiten naar de stand van zaken gerappelleerd. Dit betreft een algemeen rappel. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om tijdens een algemeen rappel voor bijzondere dossiers individuele aandacht te vragen. In beginsel gebeurt dit mondeling. Indien de bewaring wordt opgeheven, worden de Pakistaanse autoriteiten schriftelijk in kennisgesteld om de lp-aanvraag in te trekken. Uitzondering hierop is de categorie vreemdelingen die het label veelpleger hebben gekregen. Op vrijwel iedere lp-aanvraag wordt een antwoord van de Pakistaanse autoriteiten verkregen. Echter de onderzoeksduur varieert.
5.2 Voorts volgt uit de door verweerder aan eiser verstrekte informatie dat er in het geval van eiser in een eerdere bewaring diverse rappels hebben plaatsgevonden na de presentatie van eiser bij de Pakistaanse autoriteiten op 21 juni 2007. Het is niet meer te achterhalen of het dossier van eiser individueel is besproken. Na de opheffing van de bewaring van eiser op 5 oktober 2007 zijn de Pakistaanse autoriteiten schriftelijk door verweerder in kennis gesteld dat de aanvraag door verweerder wordt ingetrokken.
5. Uit het voorgaande volgt niet dat er voor Pakistaanse vreemdelingen, al dan niet gedocumenteerd, in het algemeen geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn bestaat. Het enkele feit dat de doorlooptijd van een in 2008 verstrekte lp aan een ongedocumenteerde vreemdeling 18 maanden bedroeg, betekent niet dat uitgegaan dient te worden van een gemiddelde duur van 18 maanden bij ongedocumenteerde lp-aanvragen. Hiertoe is redengevend dat de doorlooptijd per zaak verschillend kan zijn als gevolg van de door de vreemdeling verstrekte concrete aanknopingspunten voor nader onderzoek. De rechtbank merkt daarbij op dat in 2007 binnen 10 dagen een lp was verstrekt aan een ongedocumenteerde vreemdeling.
Overigens staat het voor de rechtbank niet vast dat eiser niet aan identiteitsdocumenten kan komen.
6. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een reëel zicht op uitzetting vooralsnog niet ontbreekt. Het onderzoek bij de Pakistaanse autoriteiten loopt. Verweerder rappelleert maandelijks naar het lopende onderzoek, laatstelijk op 11 augustus 2009, bij de Pakistaanse autoriteiten.
7. Gelet op de duur van de bewaring tot op heden – ruim 5 maanden – is er nog geen sprake van een verzwaarde belangenafweging. De vraag of het tegenwerpen van frustratie terecht is, is in die zin dan ook thans nog niet aan de orde. Wel draagt de rechtbank verweerder op om in een eventueel volgende voortgangsrapportage de brief en de vertaling van de door eiser geschreven brief aan het dossier toe te voegen.
8. De rechtbank concludeert dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
9. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2009 door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van H.C. Hagen, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op:
Conc.: HH
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.