8. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op het door hem overgelegde taxatieverslag en de bijbehorende matrix en met hetgeen hij overigens nog heeft aangevoerd, hierin geslaagd.
Naar volgt uit het verslag is de waarde van de woning bepaald met behulp van de vergelijkingsmethode. De in het taxatieverslag genoemde vergelijkingsobjecten [b-straat 1], [c-straat 1] en [b-straat 2] zijn (ook) naar het oordeel van de rechtbank van de genoemde objecten het best vergelijkbaar met de woning. Het vergelijkingsobject [b-straat 1] kent zelfs dezelfde zogenoemde vlokcodering als de woning, hetgeen bedoelt aan te geven dat beide panden wat betreft ligging, kwaliteit en onderhoud goed overeenkomen. Op basis van de uit de matrix blijkende verkoopprijzen van voornoemde vergelijkingsobjecten heeft verweerder een gemiddelde vierkante meter prijs voor de opstal van deze vergelijkingsobjecten berekend, waarbij voor elk van de objecten is uitgegaan van de waarde in een situatie van een gemiddelde ligging, kwaliteit en onderhoudstoestand (vlokcodering 3). De op deze wijze herleide gemiddelde vierkante meter prijs van deze drie objecten bedraagt € 2.293 per m². Van dit bedrag heeft verweerder vervolgens € 200 (2 x € 100) afgetrokken in verband met het feit dat aan de woning een vlokcodering is toegekend die qua kwaliteit en onderhoud onder het gemiddelde ligt. De gemiddelde vierkante meter prijs van de best vergelijkbare objecten is op deze wijze bepaald op € 2.093. Vervolgens heeft verweerder de vierkante meter prijs van het vergelijkingsobject met de laagste prijs per m², zijnde het pand [c-straat 1] (€ 2.040) eveneens met € 200 per m² verlaagd, hetgeen resulteert in een vierkante meter prijs voor dat object van € 1.840. Bij het bepalen van de vierkante meter prijs voor de opstal van de woning heeft verweerder het gemiddelde van deze twee laatste vierkante meter prijzen, te weten € 1.966 gehanteerd. Dit brengt de waarde voor de opstal van de woning op 253 x € 1.966 = € 497.398. Op grond van de mindere staat van onderhoud heeft verweerder daarenboven een extra bedrag van € 16.445 van de waarde van de woning afgetrokken.
De rechtbank stelt vast dat de hierboven geschetste berekeningswijze van verweerder, zoals in de matrix zichtbaar gemaakt, een ingewikkelde is. Met name de tussenstap, waarbij zowel van de woning als van de referentieobjecten de berekende prijs per m² brutovloeroppervlak wordt herberekend naar de situatie alsof de ligging, kwaliteit en onderhoud van de opstal op gemiddeld niveau ligt, zal naar het voorkomt eerder tot onnauwkeurigheden of een speculatieve uitkomst leiden dan wanneer, zoals gangbaar is, de vergelijking van de woning met de referentieobjecten op bedoelde onderdelen rechtstreeks plaatsvindt. In het onderhavige geval acht de rechtbank de onderbouwing van de door verweerder bepleite waarde echter toereikend. De in het taxatieverslag verstrekte gegevens over de verkoopprijs, brutovloeroppervlakte, perceelsgrootte van en bijgebouwen bij de referentieobjecten laten zien dat bij de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning acht is geslagen op de ten opzichte van die objecten bestaande verschillen. Na op de verkoopprijs de becijferde waarde van de grond en de waarde van de bijgebouwen in mindering te hebben gebracht, resteert voor de referentieobjecten een rekenprijs per vierkante meter brutovloeroppervlak die tussen de € 2.020 en € 2.900 ligt, hetgeen voor de drie best vergelijkbare referentieobjecten (zonder toepassing van een "vlokcodering") op een gemiddelde vierkante meter prijs neerkomt van € 2.373, hetgeen aanzienlijk hoger is dan de uit de matrix bij het taxatierapport af te leiden vierkante meter prijs voor de woning van € 1.901, in welk laatste bedrag eerder genoemde onderhoudscorrectie van € 16.445 is verdisconteerd. In aanmerking genomen al hetgeen partijen hebben aangevoerd, kan niet anders wordt geoordeeld dan dat verweerder bij de vaststelling van de WOZ-waarde in voldoende ruime mate met de door eiser genoemde factoren, weergegeven in rechtsoverweging 5, rekening heeft gehouden.