Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09 / 24981
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
eiseres [naam], geboren [datum] in 1974, van Ghanese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. M.P. Lettinga, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel,
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Prins, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Op 7 juli 2009 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 10 juli 2009 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 17 juli 2009 heeft verweerder eiseres, op het door haarzelf overgelegde vliegticket, naar Spanje uitgezet.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 21 juli 2009. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verstrekken.
Bij faxberichten van 23 juli 2009 heeft verweerder de rechtbank de gevraagde nadere inlichtingen verstrekt. Op 23 juli 2009 heeft eiseres hierop gereageerd. Op 29 juli 2009 heeft verweerder op het bericht van eiseres gereageerd. Beide partijen hebben toestemming verleend de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op 29 juli 2009 gesloten.
1. Eiseres heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Eiseres had op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 dienen te worden vrijgelaten zodra ze te kennen had gegeven Nederland zelfstandig te willen verlaten en daartoe ook de gelegenheid bestond. De wet laat geen ruimte eiseres vast te houden tot het moment dat het vrijwillig vertrek kon worden geëffectueerd. Er was bovendien geen sprake van een zelfstandig vertrek. Vanaf 16 juli 2009 is de voortzetting van de bewaring dan ook onrechtmatig. Eiseres verzoekt om schadevergoeding voor de duur van twee dagen. De schadevergoeding dient € 160,-- per dag te zijn omdat detentie in het uitzetcentrum Schiphol niet vergeleken kan worden met detentie in een huis van bewaring. Eiseres verzoekt de rechtbank aan verweerder de plicht op te leggen een kopie van het paspoort, de Spaanse verblijfsvergunning en het vliegticket naar Spanje aan het dossier toe te voegen.
2. Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd. Eiseres is niet zelfstandig vertrokken. Ze is op 17 juli 2009 vanuit het uitzetcentrum te Schiphol overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee te Schiphol, die haar heeft begeleid naar het vliegtuig. Indien er door het overleggen van het ticket sprake zou zijn van een situatie als genoemd in artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 kan er niet meer dan één dag schadevergoeding voor het verblijf in het uitzetcentrum worden toegekend.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder de bewaring na de indiening van het beroep heeft opgeheven. De rechtbank moet op dit moment beoordelen of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Op 8 juli 2009 is het geldige paspoort van eiseres bij de Vreemdelingenpolitie binnengekomen. Op 13 juli 2009 is de Spaanse verblijfsvergunning van eiseres naar het uitzetcentrum te Schiphol gebracht. Op 13 juli 2009 heeft verweerder een vlucht naar Spanje aangevraagd. Die vlucht stond gepland op 18 juli 2009. Op 16 juli 2009 heeft eiseres een eigen vliegticket overgelegd waarmee zij op 17 juli 2009 aansluitend op de bewaring is vertrokken.
5.1. Ingevolge artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 blijft bewaring van een vreemdeling achterwege indien en wordt beëindigd zodra hij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
5.2. Volgens paragraaf A6/5.3.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 wordt aan dat laatste vereiste voldaan, indien de vreemdeling over een geldig reisdocument, een vlieg- of reisticket (of over voldoende middelen van bestaan) beschikt. Voor vertrek naar een derde land kan van de vreemdeling gevraagd worden dat hij bovendien beschikt over een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning voor dat land.
6. Nu eiseres op 16 juli 2009 een eigen vliegticket heeft overgelegd, beschikte over een geldig reisdocument en bovendien over een geldige verblijfsvergunning voor Spanje, had de bewaring naar het oordeel van de rechtbank op die datum opgeheven dienen te worden. Eiseres had immers reeds te kennen gegeven Nederland te willen verlaten en eiseres was daartoe vanaf die datum ook in de gelegenheid. Verweerder heeft eiseres ten onrechte een dag langer in bewaring gehouden.
7. Hieruit volgt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 16 juli 2009 in strijd was met de wet. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen in vergoeding van de kosten van het ticket, reeds omdat er geen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van verweerder en de door eiseres gestelde schade.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding aan verweerder de plicht op te leggen om een kopie van het paspoort, de Spaanse verblijfsvergunning en het vliegticket naar Spanje toe te voegen aan het dossier. Eiseres heeft hiertoe geen belang gesteld.
10. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 80,-- per dag dat eiseres in het uitzetcentrum ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 80,-- (1 x € 80,--).
11. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 80,-- (zegge: tachtig euro), te betalen aan eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2009.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.