Parketnummers: 09/925285-09 en 09/925082-09 (TUL)
Datum uitspraak: 28 juli 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B.]
geboren te [geboortedatum 1972]
[adres]
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 juli 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.R. Knobbout en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. M.J. Boers, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 april 2009 te Leidschendam, gemeenteLeidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 400 euro) en/of een (hand)tas met inhoud, (te weten: en/of
- (vier) portemonnee(s) (met daarin: en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 2000 euro) en/of
- diverse (bank)passen en/of
- een rijbewijs) en/of
- een trouwring en/of
- een gouden damesring en/of
- een memorecorder en/of
- een kadobon van Sundays en/of
- een mobiele telefoon van het merk Nokia,)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- bij en/of naar de keel grijpen en/of het vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of
- het (vervolgens) richten van een pistool, althans een vuurwapen, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het (vervolgens) richten van een pistool, althans een vuurwapen, op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toevoegend "Meer, meer", althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het (vervolgens) tonen en/of voorhouden van een pistool, althans een vuurwapen, aan die [slachtoffer 3] en/of
- (daarbij) (dreigend) de woorden toevoegend "Ik ga schieten, ik ga schieten" en/of "Ik maak je dood" en/of "Achtervolg mij niet" en/of "Wegblijven",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
hij op of omstreeks 03 april 2009 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 400 euro) en/of een (hand)tas met inhoud, (te weten: en/of
- (vier) portemonnee(s) (met daarin: en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 2000 euro) en/of
- diverse (bank)passen en/of
- een rijbewijs) en/of
- een trouwring en/of
- een gouden damesring en/of
- een memorecorder en/of
- een kadobon van Sundays en/of
- een mobiele telefoon van het merk Nokia,)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bij en/of naar de keel grijpen en/of het vasthouden van [slachtoffer 2] en/of het (vervolgens) richten van een pistool, althans een vuurwapen, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het (vervolgens) richten van een pistool, althans een vuurwapen, op het lichaam van [slachtoffer 1] en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toevoegend "Meer, meer", althans woorden en/of handelingen van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het (vervolgens) tonen en/of voorhouden van een pistool, althans een vuurwapen, aan [slachtoffer 3] en/of
- (daarbij) (dreigend) de woorden toevoegend "Ik ga schieten, ik ga schieten" en/of "Ik maak je dood" en/of "Achtervolg mij niet" en/of "Wegblijven",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 april 2009 met anderen met geweld een geldbedrag en/of een handtas met inhoud van [slachtoffer 1] heeft gestolen, dan wel heeft afgeperst. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan in die zin dat verdachte het geldbedrag door afpersing heeft verkregen en de handtas met inhoud heeft gestolen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde (bedreiging met) geweld niet kan worden bewezen. De raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] bij of naar haar keel heeft gegrepen. Tevens kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat verdachte met het pistool heeft gedreigd en het pistool heeft gericht op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], daar verdachte bij binnenkomst in de snackbar niet naar zijn pistool heeft gegrepen. Daarnaast kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat verdachte "meer, meer" heeft geroepen, omdat hij op desbetreffende tijdstip nog geen geld heeft kunnen bemachtigen. Voorts zou verdachte niet "ik schiet, ik schiet" tegen [slachtoffer 3] hebben gezegd, omdat verdachte toen uitsluitend aan het rennen was. De verdediging concludeert dat alleen kan worden bewezen dat verdachte diefstal heeft gepleegd en dat voor het overige vrijspraak moet volgen.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd niet kan worden vastgesteld hoeveel geld is weggenomen.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank gaat op grond van de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgend feiten en omstandigheden.
Op 3 april 2009, omstreeks 15.00 uur, vond er een overval plaats op café/[snackbar] aan [adres] te Leidschendam.
[slachtoffer 2], werkneemster van de snackbar, bevond zich in het achtergedeelte van de snackbar toen zij geklop op de achterdeur hoorde. Ze deed de deur een stukje open en zag een getinte man met een soort bivakmuts op zijn hoofd. Zij zag dat deze man een pistool in zijn hand had. Uit angst heeft [slachtoffer 2] gegild. De man duwde de deur open en stapte naar binnen. Hij probeerde [slachtoffer 2] bij haar keel vast te pakken en ging met het pistool in de richting van haar hoofd. [slachtoffer 2] is vervolgens weggerend naar de voorkant van de snackbar.2 De eigenaar van de snackbar, [slachtoffer 1], die op het gegil van [slachtoffer 2] af kwam, zag een haar onbekende man staan, met een vuurwapen in zijn hand. Hij richtte het vuurwapen afwisselend op haar en op [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] heeft zich omgedraaid en is naar het restaurantgedeelte aan de voorkant van de snackbar gelopen. Zij heeft de kassalade uit de kassa gehaald en naar voren gegooid in de hoop dat de overvaller daar naartoe zou lopen. Vervolgens is zij aan de voorzijde naar buiten gerend en heeft daar om hulp geroepen.3
Toen [slachtoffer 3] dat hoorde, is hij in de deuropening van de snackbar gaan staan. Hij zag de overvaller vanuit de keuken in zijn richting komen en het pistool op hem richten. Hij hoorde de overvaller tegen hem zeggen: "ik ga schieten, ik ga schieten" en "ik maak je dood". Daarna draaide de overvaller zich om en heeft de snackbar via de achterdeur verlaten. [slachtoffer 3] is hem achterna gerend. Tijdens het rennen, heeft de overvaller zich omgedraaid en het pistool op [slachtoffer 3] gericht. Hij zei: "achtervolg mij niet" en "wegblijven" 4. [slachtoffer 3] zag dat de overvaller de bijrijdersdeur van een blauwe auto opendeed, die op de Frisolaan geparkeerd stond. Hij ging de auto niet in, maar liep weg. 5 Niet lang daarna is, op basis van het signalement van de overvaller en diens locatie, verdachte aangehouden. Hij heeft bekend dat hij de overval heeft gepleegd.6
Volgens verdachte was het idee om de snackbar te overvallen afkomstig van medeverdachte [A.]. Verdachte verbleef in de periode rond 3 april 2009 bij medeverdachte [C.], die zei dat hij een klusje voor hem had. Hij moest een diefstal plegen bij een snackbar omdat een kennis van [C.] dat niet zelf wilde doen. Volgens verdachte ontmoette hij die kennis, [A.], op 2 april 2009 bij [C.] thuis. [A.] vertelde dat een kennis of een ex van hem een snackbar had in Leidschendam en dat zij veel geld in een tas zou hebben. De volgende dag zijn [A.], [C.] en verdachte in de auto van [A.] naar Leidschendam gereden. Daar is [A.] naar de achterzijde van de snackbar gereden en heeft aangewezen welke deur van de snackbar was. 7 Verdachte heeft vervolgens een andere broek en een beige jas aangedaan, zodat hij een ander signalement zou hebben. Hij heeft een bivakmuts op gedaan en is naar de snackbar gegaan. Hij had een pistool bij zich om mensen af te kunnen schrikken. Hij had dit op 2 april 2009 geleend van een kennis. Toen verdachte in de snackbar was, heeft hij een deel van het geld dat uit de kassalade op de grond was gevallen opgeraapt.8 Hij heeft het pistool gebruikt om daarmee te dreigen. Op weg naar buiten, heeft hij een damestas meegenomen. Deze tas lag op de plaats die [A.] van te voren had gezegd9. In die tas zaten portemonnees met daarin de omzet van de snackbar van een aantal dagen, diverse bankpassen, een rijbewijs, een trouwring, een gouden damesring, een memorecorder, een kadobon van Sundays en een mobiele telefoon (Nokia).10 Hij is vervolgens naar de auto van [A.] terug gerend.11 Daar kreeg hij van [A.] te horen dat hij weg moest gaan, omdat ze anders aangehouden zouden worden door de politie. Hierop heeft verdachte de tas is de auto gegooid en is hij weggerend.12 [A.] en [C.] zijn weggereden. [C.] heeft verklaard dat [A.] onder het rijden de tas in het water heeft gegooid. [A.] zou er een zwarte portemonnee eruit hebben gehaald.13 De tas met inhoud is dezelfde middag in het water gevonden.14 Alleen de zwarte portemonnee met daarin de omzet van de snackbar ontbrak.15 Verdachte heeft verklaard dat de tas van [slachtoffer 1] die door een voorbijganger in het water is gevonden, de tas is die hij heeft weggenomen uit de snackbar.16
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat [A.] het initiatief heeft genomen voor de overval door verdachte, al dan niet via [C.], op te dragen de diefstal te plegen. Er was sprake van een vooropgezet plan. [B.] zou de overval plegen en [C.] en verdachte zouden op hem wachten. Derhalve acht de rechtbank het medeplegen als tenlastegelegd bewezen. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], alsmede gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij het pistool bij zich had om mensen af te kunnen schrikken, dat hij ermee heeft lopen zwaaien en dat hij zich kan herinneren dat hij iets heeft gezegd tegen [slachtoffer 3], acht de rechtbank voorts voldoende aannemelijk dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] naar haar keel te grijpen en bij de overval gedreigd heeft geweld te zullen gebruiken.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat hij bij de kassalade 'meer, meer' heeft geroepen.
Op grond van het onder 3.3 overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende kennelijke schrijf- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:
hij op 03 april 2009 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag en een handtas met inhoud, (te weten:
- portemonnees (met daarin:
- een geldbedrag en
- diverse bankpassen en
- een rijbewijs) en
- een trouwring en
- een gouden damesring en
- een memorecorder en
- een kadobon van Sundays en
- een mobiele telefoon van het merk Nokia,)
toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- naar de keel grijpen van die [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op die [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op die [slachtoffer 1] en
- het tonen en/of voorhouden van een pistool aan die [slachtoffer 3] en
- daarbij dreigend de woorden toevoegend "Ik ga schieten, ik ga schieten"
en/of "Ik maak je dood" en/of "Achtervolg mij niet" en/of "Wegblijven",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
hij op 03 april 2009 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 1],
welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het:
- naar de keel grijpen van die [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op die [slachtoffer 2] en
- het richten van een pistool op die [slachtoffer 1].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte alle aanwijzingen van de reclassering opvolgt, ook als dit een behandeling van zijn verslaving, al dan niet bij een forensische verslavingskliniek, inhoudt.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat de gevorderde straf te hoog is. Hiernaast is volgens de raadsvrouw sprake van een voortgezette handeling en dient derhalve alleen met één strafbepaling rekening te worden gehouden. De raadsvrouw stelt voorts dat verdachte momenteel geen grote afhankelijkheid van drugs heeft en dat behandeling hiervan onnodig is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op 3 april 2009 op klaarlichte dag een snackbar overvallen. De overval was van tevoren gepland en voorbereid en had ten doel de opbrengst van de snackbar die [slachtoffer 1], de ex-vriendin van [A.], in haar tas zou hebben te bemachtigen. Verdachte is de snackbar binnengegaan en heeft [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een pistool bedreigd. Zij wisten niet dat het pistool niet geladen was.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele en psychische gevolgen voor de slachtoffers. Zij hebben door de overval grote angst bij deze slachtoffers teweeg gebracht, zoals ook blijkt uit de ter zitting door [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voorgelezen slachtofferverklaringen. De overval heeft een enorme impact gehad hun leven.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien maakt een dergelijke gewapende overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
De rechtbank neemt in de bepaling van de strafmaat het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 april 2009 betreffende verdachte in aanmerking. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 2004 regelmatig soortgelijke feiten pleegt. Sterker nog, verdachte was pas één dag uit detentie toen hij onderhavige feiten pleegde. Ten voordele van verdachte strekt echter zijn proceshouding. Hij heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven bij de politie en ter terechtzitting bij herhaling spijt betoond van zijn daden.
Naast het bovenstaande heeft de rechtbank kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Palier omtrent verdachte d.d. 9 juli 2009. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte kampt met een alcohol- en drugsverslaving en daaruit voortvloeiend delictgedrag. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke straf noodzakelijk is. Enerzijds om verdachte in te scherpen zich in de toekomst verre van het plegen van strafbare feiten te houden, anderzijds om verdachte onder behandeling te kunnen stellen door een verslavingskliniek via de reclassering.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank de navolgende gevangenisstraf dan ook passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen 1) [slachtoffer 2], 2) [slachtoffer 3] en 3) [slachtoffer 1] (als voorschot), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit plaatsvond tot aan de dag waarop de vordering wordt voldaan. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot 1) € 1.781,00 subsidiair 27 dagen hechtenis, 2) € 560,00 subsidiair 11 dagen hechtenis en 3) € 3.960,00, subsidiair 49 dagen hechtenis, ten behoeve van genoemde slachtoffers.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de vorderingen van alle drie benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, wegens onvoldoende onderbouwing van de geleden schade.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] bepleit de raadsvrouw dat niet kan worden vastgesteld dat € 400,00 aan kasgeld is weggenomen, daar alleen € 80,00 bij verdachte is aangetroffen. Voorts is volgens de verdediging op basis van het dossier niet te verifiëren of € 2.000,00 in de weggenomen portemonnees zat. Hiernaast stelt de verdediging dat onvoldoende duidelijk is dat de situatie van [slachtoffer 1] overeen komt met de situatie van de benadeelde partij in het ter onderbouwing meegestuurde vonnis van rechtbank Zutphen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] stelt de raadsvrouw dat onvoldoende vast is komen te staan dat zij desbetreffende reisafstand daadwerkelijk heeft afgelegd. Tevens is ook hier niet duidelijk hoe de situatie van [slachtoffer 2] overeenkomt met die van de benadeelde partij in voornoemd vonnis van rechtbank Zutphen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] bepleit de raadsvrouw dat de kosten voor de medicijnen voor deze benadeelde partij onvoldoende zijn onderbouwd door middel van kwitanties en dat onduidelijk is of deze medische kosten worden vergoed door zijn ziektekostenverzekeraar. De raadsvrouw stelt voorts dat onduidelijk is wat de ernst van de gevolgen voor [slachtoffer 3] zijn geweest, daar medische rapporten of berichten daaromtrent ontbreken.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
1) Vordering [slachtoffer 2]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de reiskosten in verband met bezoeken aan een therapeut, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak, daar onderbouwing van deze kosten ontbreekt.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 1.650,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de ondergane situatie door [slachtoffer 2] in grote lijnen overkomt met die van de benadeelde in het vonnis van rechtbank Zutphen van 29 september 2004. In beide zaken is sprake van diefstal met geweld en woordelijke bedreiging van de aanwezigen. Naar objectieve maatstaven kan de aanwezigheid van psychische schade vastgesteld worden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.650,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 3 april 2009 is ontstaan.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.650,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres]
Tevens bepaalt de rechtbank dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen.
2) Vordering [slachtoffer 3]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten 'vervoerkosten' en 'medicijnen apotheek', de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Het is immers onduidelijk of de vervoerkosten een
causaal verband hebben met het bewezenverklaarde feit en of de medicijnen door zijn ziektekostenverzekeraar worden vergoed.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 535,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de ondergane situatie door [slachtoffer 3] in grote lijnen overeenkomt met die van de benadeelde in het vonnis van rechtbank Leeuwarden van 24 april 2006, LJN AW6165, waarin € 500,00 is toegekend. In beide zaken is sprake van een bedreiging met een vuurwapen en een mondelinge bedreiging. Naar objectieve maatstaven kan derhalve aanwezigheid van psychische schade vastgesteld worden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 535,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 3 april 2009 is ontstaan.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 535,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3], wonende te [adres]
Tevens bepaalt de rechtbank dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
3) Vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post 'Olympus digital voice recorder', 'kasgeld' en 'portemonnee inhoud', de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak, daar onderbouwing van deze kosten ontbreekt.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van €1.560,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de ondergane situatie door [slachtoffer 1] in grote lijnen overkomt met die van de benadeelde in het vonnis van rechtbank Zutphen van 29 september 2004, parketnummer 06/060249-04. In beide zaken is sprake van winkeldiefstal met geweld en woordelijke bedreiging van de aanwezigen. Naar objectieve maatstaven kan de aanwezigheid van psychische schade vastgesteld worden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.560,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 3 april 2009 is ontstaan.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.560,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres]
De rechtbank bepaalt tevens dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
Hoofdelijkheid
De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partijen, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A. aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal wordt onttrokken aan het verkeer en dat de onder 2 en 3 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de [slachtoffer 1].
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich niet tegen de vordering van de officier van justitie.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, aan [slachtoffer 1] gelasten van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen.
9. De vordering tenuitvoerlegging
9.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 februari 2009, gewezen onder parketnummer 09/925082-09, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in plaats van de tenuitvoerlegging een verlenging van de proeftijd.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 2 februari 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen, omdat verdachte al een dag na zijn invrijheidstelling van zijn vorige veroordeling een strafbaar feit heeft gepleegd.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 3 april 2009,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 6 april 2009;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, waaronder het Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt begeleiding door en/of (ambulante) behandeling van zijn verslaving, al dan niet bij een forensische verslavingskliniek;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
gelast de van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 2 februari 2009, gewezen onder parketnummer 09/925082-09, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 2], een bedrag van € 1.650,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 3], een bedrag van € 535,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 1], een bedrag van € 1.560,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf e tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij dit gedeelte van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van:
- een bedrag groot € 1.650,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], [adres], en
- een bedrag groot € 535,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3], [adres], en
- een bedrag groot € 1.560,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 april 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], [adres]
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor:
- de duur van 25 dagen ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2],
- de duur van 10 dagen ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3],
- de duur van 25 dagen ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1];
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een zwarte pistool, ZASTAVA model 70;
gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: € 80,00 respectievelijk € 83,10.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. P. Poustochkine, voorzitter,
B. Bastein en O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.B.H. Nguyen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2009.
mr. Bastein is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal (p-v) wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met nummer 1573/2009/6144 van politie Haaglanden, met bijlagen.
2 p-v verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 85-86.
3 p-v aangifte, p. 77.
4 p-v verhoor getuige [slachtoffer 3], p. 83.
5 p-v verhoor getuige [slachtoffer 3], p. 83.
6 verklaring verdachte ter terechtzitting.
7 p-v verhoor verdachte p. 96/97 en p-v verhoor verdachte, p. 203, 2e vraag.
8 verklaring verdachte ter terechtzitting.
9 p-v verhoor verdachte [B.], p. 204.
10 p-v aangifte, p. 77.
11 verklaring verdachte ter terechtzitting.
12 p-v verhoor verdachte [B.], p. 99.
13 p-v verhoor [C.], p. 201.
14 p-v verhoor [D.], p. 102.
15 p-v aangifte, p. 127-128.
16 p-v verhoor verdachte [B.], p. 121.