ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3774
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel en uitzetting naar Irak
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 juli 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling door de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, die de Iraakse nationaliteit heeft, had op 2 juli 2009 een beroepschrift ingediend tegen de maatregel van bewaring die op 20 november 2008 was opgelegd. Tijdens de openbare behandeling op 17 juli 2009 heeft de vreemdeling zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door drs. [B].
De vreemdeling voerde aan dat uitzetting naar Centraal-Irak van een persoon afkomstig uit Noord-Irak onrechtmatig is, en verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De Staatssecretaris heeft echter schriftelijk informatie verstrekt over de uitzettingsprocedures en betoogd dat er voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de voortzetting van de maatregel onrechtmatig maken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de Staatssecretaris over de uitzettingen naar Bagdad geloofwaardig is en dat de controles op de luchthaven van Bagdad geen schending van artikel 3 van het EVRM met zich meebrengen.
De rechtbank concludeerde dat Noord-Irak en Centraal-Irak samen één nationale staat vormen, waardoor de toelating van uit Noord-Irak afkomstige personen in Centraal-Irak gewaarborgd is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.