ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3646

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/22787
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en het recht op tolkvoorziening in bestuursrechtelijke procedures

Op 23 juli 2009 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vreemdelingenbewaring van een Somalische eiser. De eiser was op 23 juni 2009 in bewaring gesteld met het oog op zijn uitzetting, terwijl hij in afwachting was van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zittingen op 6 en 16 juli 2009 was er geen tolk aanwezig, wat leidde tot aanhouding van de behandeling. De rechtbank oordeelde dat het belang van een spoedige beslissing zwaarder woog dan het ontbreken van een tolk, en besloot de zaak niet opnieuw aan te houden. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. P.L.E.M. Krauth, en de verweerder was de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot.

De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser niet in persoon met bijstand van een tolk was gehoord, dit niet leidde tot opheffing van de bewaring. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser had aangevoerd dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat hij niet gehoord kon worden zonder tolk. De rechtbank concludeerde echter dat de gronden voor de bewaring gerechtvaardigd waren, onder andere omdat eiser geen identiteitspapieren had en de vaststelling van zijn identiteit frustreerde door manipulatie van zijn vingerafdrukken.

De rechtbank benadrukte dat de belangen van de openbare orde en de noodzaak om snel te beslissen op het beroep van de vreemdeling zwaarder wogen dan de procedurele tekortkomingen. De uitspraak biedt inzicht in de afwegingen die de rechtbank maakt bij vreemdelingenbewaring en de vereisten voor het horen van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 09/22787
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
thans verblijvende in het detentiecentrum te Alphen aan den Rijn,
raadsvrouw mr. Y.G.F.M.Coenders,
eiser;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 23 juni 2009 is eiser, met het oog op de uitzetting, in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert en omdat eiser in afwachting is van een beslissing op zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning terwijl de uitzetting achterwege dient te blijven totdat op deze aanvraag is beslist (artikel 59, eerste lid aanhef en onder b, juncto artikel 8, onder f, Vw 2000).
Op 24 juni 2009 heeft eiser tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 juli 2009. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P.L.E.M. Krauth. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Vervolgens is het beroep behandeld ter zitting van 16 juli 2009. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P.L.E.M. Krauth. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet is gerechtvaardigd.
Eiser stelt allereerst dat het beroep gegrond dient te worden verklaard nu eiser, bij afwezigheid van een tolk in de Somalische taal, niet gehoord kan worden conform het bepaalde in artikel 94, tweede lid, Vw2000..
Uit het bepaalde in artikel 94, tweede lid, Vw2000 moet worden afgeleid dat de vreemdeling in persoon door de rechtbank moet worden gehoord tenzij hij zich er mee verenigt dat hij in persoon bij raadsman wordt gehoord. Eiser heeft zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat hij in persoon met bijstand van een tolk, diende te worden gehoord en dat de bewaring, nu dit niet is geschied, onrechtmatig is geworden en moet worden opgeheven.
Doordat eiser niet met bijstand van een tolk in de Somalische taal is gehoord, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 94, tweede lid, Vw2000.
De rechtbank heeft driemaal een tolk opgeroepen om aanwezig te zijn bij de behandeling van het beroep, hetgeen er niet in heeft geresulteerd dat een tolk ter zitting aanwezig was.
De op 2 juli 2009 geplande behandeling van het beroep heeft geen doorgang gevonden omdat geen tolk aanwezig was. Op 6 juli 2009 is een aanvang gemaakt met het horen van eiser en is, vanwege de afwezigheid van de tolk, de behandeling van de zaak aangehouden teneinde eiser op een volgende zitting met een tolk te kunnen horen. Ter zitting van 16 juli 2009 bleek wederom geen tolk aanwezig te zijn.
De rechtbank acht het belang dat binnen een korte termijn wordt beslist op het beroep van de vreemdeling zodanig zwaarwegend dat de zaak niet nogmaals is aangehouden teneinde het horen van eiser voort te zetten met aanwezigheid van een tolk.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft eisers raadsman namens hem het woord gevoerd gepleit voor gegrond verklaring van het beroep en opheffing van de bewaring.
Nu aldus eisers belangen ter zitting zijn behartigd en het onmogelijk is gebleken binnen redelijke termijn na het instellen van het beroep, het beroep ter zitting te behandelen in aanwezigheid van een tolk oordeelt de rechtbank dat het feit dat eiser niet in persoon is gehoord met bijstand van een tolk niet moet leiden tot opheffing van de bewaring.
Eiser heeft verder aangevoerd dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen. Aangezien eiser asielzoeker is heeft hij een w-document, middelen van bestaan en een woon- of verblijfplaats. Voorts kan niet met voldoende zekerheid worden gesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan manifest bedrog door zijn vingerafdrukken te manipuleren. Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van 17 juni 2009 geeft hieromtrent geen duidelijkheid. Eiser stelt dat zijn vingers zijn beschadigd door het werken in de bouw in zijn land van herkomst.
Uit de voortgangsgegevens blijkt dat aan de maatregel van bewaring ten grondslag is gelegd dat eiser niet beschikt over identiteitspapieren als bedoeld in artikel 4.21 Vreemdelingenbesluit 2000, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, geen middelen van bestaan heeft en de vaststelling van zijn identiteit frustreert middels manipulatie van de vingertoppen, waardoor geen dactyloscopisch signalement kan worden verkregen.
De stelling van eiser dat zijn vingerafdrukken zijn beschadigd door het werken in de bouw in zijn land van herkomst wordt ontkracht door het feit dat, na het vertrek van eiser uit zijn land van herkomst, in Italië wel goede vingerafdrukken van eiser zijn gemaakt. Verweerder mag daarom aannemen dat zijn vingerafdrukken niet als gevolg van het werken in de bouw in zijn land van herkomst zijn beschadigd, zodat verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen dat eiser de vaststelling van zijn identiteit frustreert. Voorts kan volgens bestendige jurisprudentie de toelage die eiser van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers ontvangt niet worden aangemerkt als zelfstandige middelen van bestaan en kan de woonruimte op het Asielzoekerscentrum niet worden aangemerkt als vaste woon- of verblijfplaats. Reeds daarom is er geen grond voor het oordeel dat verweerder deze gronden niet aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen, zodat het betoog van eiser niet kan slagen.
Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in strijd is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet is gerechtvaardigd.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Korporaal-Wisman als griffier op 23 juli 2009.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.