ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3306

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
242314 - HA ZA 05-1474
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begroting van deskundigenkosten na onderlinge regeling en bezwaar tegen kosten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om de begroting van deskundigenkosten na een onderlinge regeling tussen de partijen. De eiseres in conventie, Unicom Den Haag B.V., en de gedaagden in conventie, [A.] Holding B.V. en [A.], hadden een geschil over de kosten die door de benoemde deskundige, de heer R.M.H. Penninkx RA, in rekening werden gebracht. De rechtbank had eerder een tussenvonnis uitgesproken waarin de deskundige was benoemd en een voorschot op de kosten was vastgesteld. Na de uitvoering van het deskundigenonderzoek en een tussenvonnis waarin de kosten waren besproken, maakten partijen bezwaar tegen de uiteindelijke kosten die de deskundige in rekening bracht, die aanzienlijk hoger waren dan het eerder vastgestelde voorschot.

De rechtbank heeft de feiten en de gang van zaken in de zaak zorgvuldig overwogen. De deskundige had een bedrag van € 44.006,20 inclusief BTW gedeclareerd, terwijl het eerder vastgestelde voorschot € 19.040,-- bedroeg. De rechtbank oordeelde dat de deskundige zich niet had gehouden aan de afspraken over het voorschot en dat hij de kosten niet zonder overleg met de rechtbank en de partijen had mogen laten oplopen. De rechtbank concludeerde dat de kosten van de deskundige redelijkerwijs moesten worden begroot op het eerder vastgestelde bedrag van € 19.040,--, en dat deze kosten bij helfte door beide partijen moesten worden gedragen.

De rechtbank besloot de zaak door te halen, aangezien het geschil uiteindelijk was geëindigd in een minnelijke regeling. De griffier werd opgedragen om het begrote bedrag aan de deskundige te betalen uit het gestorte voorschot. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2009 door mr. E. Weiss, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

begroting deskundigenkosten
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 242314 / HA ZA 05-1474
Beslissing van 3 juni 2009
in de zaak van:
de besloten vennootschap
UNICOM DEN HAAG B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K.Ch. Mensink,
tegen:
1. de besloten vennootschap
[A.] HOLDING B.V.,
gevestigd te Delft,
2. [A.] wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.L. Hofdijk.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als enerzijds "Unicom" en anderzijds "[A.]" (vrouwelijk enkelvoud).
RECHTSOVERWEGINGEN:
De feitelijke gang van zaken
1. Na een tussenvonnis van 29 november 2006, waarbij partijen onder meer in de gelegenheid werden gesteld zich uit te laten over (i) de persoon van een te benoemen deskundige, (ii) de opdracht aan de deskundige en (iii) het aan de deskundige te betalen voorschot, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 11 juli 2007 de heer R.M.H. Penninkx RA, (destijds) werkzaam bij BDO CampsObers Investigations B.V. te Utrecht (hierna "BDO"), benoemd tot deskundige ter beantwoording van een viertal in dat vonnis gestelde vragen. In laatstgenoemd vonnis is verder onder meer bepaald dat:
a. zowel Unicom als [A.] - als aandeel in het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige - uiterlijk op 25 juli 2007 een bedrag van € 9.520,-- dient te hebben gedeponeerd ter griffie van de rechtbank;
b. de deskundige de rechtbank kan verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra de deskundige in de loop van het onderzoek blijkt dat het onderzoek meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
c. de deskundige zijn schriftelijke, gemotiveerde en ondertekende rapport en gespecificeerde declaratie uiterlijk op 10 november 2007 aan de griffie van de rechtbank zal doen toekomen.
2. De hiervoor onder a. bedoelde aandelen in het voorschot op de kosten van de deskundige zijn ter griffie ontvangen op 19 juli 2007 (Unicom) en 26 juli 2007 ([A.]), waarna op 6 augustus 2007 door de rechtbank aan de deskundige is bericht dat hij zijn werkzaamheden kan aanvangen.
3. Op 27 oktober 2008 heeft de deskundige de rechtbank een (2e) conceptrapportage doen toekomen. In de begeleidende brief verzoekt hij om een additioneel voorschot van € 15.000,--, exclusief BTW, ofwel € 17.850,--, inclusief BTW, omdat de "projectbesteding het initiële voorschot inmiddels ruim heeft overschreden".
4. Medio november 2008 hebben partijen aan de rechtbank bericht dat zij het geschil onderling hebben geregeld, waarbij zij bezwaar maken tegen de door de deskundige in rekening te brengen kosten, voor zover deze het in het tussenvonnis van 11 juli 2007 vastgestelde voorschot van (in totaal) € 19.040,-- overstijgen.
5. Bij brief van 24 november 2008 heeft de rechtbank aan de deskundige bericht dat zijn werkzaamheden zijn geëindigd als gevolg van de tussen partijen getroffen regeling. Daarbij is hem gevraagd om een gespecificeerde declaratie (onder meer) inhoudende een toelichting cq omschrijving van de verrichte werkzaamheden en de noodzaak van inzet van andere mensen.
6. Op 5 januari 2009 heeft BDO gereageerd op het hiervoor vermelde verzoek. Daaruit volgt - onder andere - dat de totale kosten die de deskundige in rekening brengt een bedrag van € 36.980,-- exclusief BTW, ofwel € 44.006,20 inclusief BTW, belopen.
7. [A.] heeft vervolgens - bij brief van 18 maart 2009, met bijlagen - gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de door de deskundige in rekening gebrachte kosten. Zij verzoekt die kosten vast te stellen op nihil dan wel op het in het vonnis van 11 juli 2007 vastgestelde voorschot van in totaal € 19.040,-- (inclusief BTW).
8. Bij brief van 20 april 2009 heeft de rechtbank BDO in de gelegenheid gesteld te reageren op de hiervoor onder 4 bedoelde bezwaren van partijen en op voormelde brief van [A.] van 18 maart 2009. BDO heeft daarvan - bij brief van 14 mei 2009 - gebruik gemaakt. Daarbij geeft zij - onder meer - aan dat zij zich kan voorstellen dat haar kosten worden vastgesteld op € 40.460,--, inclusief BTW.
De beoordeling
9. De rechtbank ziet zich thans genoodzaakt om - rekeninghoudend met het standpunt van alle betrokkenen (partijen en deskundige) - de kosten van de deskundige te begroten ex art. 199 lid 1 Rv., met dien verstande dat die begroting - anders dan wettelijk voorgeschreven - in een separate beslissing wordt vastgelegd. De reden hiervoor is gelegen in enerzijds het bezwaar van partijen tegen de door de deskundige in rekening gebrachte kosten en anderzijds de afwezigheid van een schriftelijk (eind)rapport en een proces-verbaal van een mondeling verslag van de deskundige, zoals bedoeld in dat wetsartikel.
10. Blijkens de reactie van BDO van 14 mei 2009 moet haar brief van 5 januari 2009 worden aangemerkt als haar einddeclaratie (ook al geeft zij daarin aan dat in week 5 van 2009 nog een daarop aansluitende factuur zal volgen, welke toezegging zij niet is nagekomen). Dit betekent dat de deskundige zijn kosten stelt op een bedrag van € 44.006,20, inclusief BTW, zij het dat daarbij de hiervoor onder 8. (laatste zin) vermelde kanttekening kan worden geplaatst.
11. De rechtbank heeft met de in r.o. 1 onder a. en b. vermelde bepalingen uit het tussenvonnis van 11 juli 2007 tot uitdrukking gebracht dat de deskundige zijn onderzoek in beginsel voor het in dat vonnis - in overleg met hem - bepaalde voorschot (€ 19.040,--, inclusief BTW) diende te verrichten en dat bij een dreigende overschrijding door de deskundige direct om vaststelling van een nader voorschot moest worden verzocht. Een en ander moet voor de deskundige ook duidelijk zijn geweest; dat hij dat ook aldus heeft begrepen volgt min of meer uit de reactie van BDO van 14 mei 2009. Desondanks heeft de deskundige zich daaraan niet gehouden, zo blijkt uit zijn (begeleidende) brief van 27 oktober 2008. Daar komt bij dat het uiteindelijk gedeclareerde bedrag van € 44.006,20 (maar ook het hiervoor onder 8. genoemde bedrag van € 40.460,--) dusdanig veel hoger is dan het door de rechtbank bij tussenvonnis van 11 juli 2007 vastgestelde voorschot, dat de deskundige er niet van had mogen uitgaan dat hij de kosten van het onderzoek, zonder nader overleg met de rechtbank en zonder dat partijen zich daarover hadden kunnen uitlaten (vgl. HR 5-3-1999; NJ 1999, 382), tot dat bedrag mocht laten oplopen. Niet ondenkbaar is, dat partijen hadden afgezien van een deskundigenonderzoek als de (werkelijke) omvang van de daaraan verbonden kosten tevoren bekend was, of dat zou zijn besloten het onderzoek stop te zetten als de deskundige (de omvang van) de extra kosten tevoren zou hebben bekendgemaakt. In ieder geval had dan overleg kunnen worden gevoerd over de vraag hoe verder zou moeten worden gehandeld. Die mogelijkheden heeft de deskundige de rechtbank en partijen ontnomen. In dit verband wijst de rechtbank nog op een - kennelijk niet gepubliceerd - arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 juni 2003, gewezen in een vergelijkbare situatie.
12. Voorts is van belang dat [A.] in haar brief van 18 maart 2009 - gemotiveerd - een groot aantal bezwaren heeft aangevoerd tegen de door de deskundige opgevoerde kosten, terwijl BDO - na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - daarop in uiterst summiere bewoordingen heeft gereageerd. BDO is slechts op een tweetal punten - te weten: de vermeende inefficiënte uitvoering van het onderzoek en het niet-realiseren van de in het vonnis van 11 juli 2007 gestelde termijn voor het afronden van het onderzoek - kort ingegaan en heeft alle overige verwijten onbeantwoord gelaten.
13. Op grond van het voorgaande kunnen de kosten van de deskundige niet worden begroot op het door hem gewenste bedrag, maar zullen zij redelijkerwijs worden begroot op de in het vonnis van 11 juli 2007 vastgestelde voorschot van in totaal € 19.040,--. Voor vaststelling van die kosten op nihil - zoals door [A.] (primair) verzocht - ziet de rechtbank geen aanleiding.
14. Zoals ook al met betrekking tot het voorschot was bepaald, dienen de kosten van de deskundige bij helfte door iedere partij te worden gedragen. Dit klemt temeer nu het geschil uiteindelijk is geëindigd in een minnelijke regeling. De griffier van de rechtbank zal die kosten aan de deskundige moeten betalen ten laste van het gestorte voorschot.
15. Nu het vastgestelde voorschot toereikend is, komt een bevelschrift ex artikel 199 lid 2 Rv. niet meer aan de orde.
16. Overeenkomstig de (kennelijke) wens van partijen, zal de zaak thans worden doorgehaald.
BESLISSING:
De rechtbank:
- begroot de (totale) kosten van de deskundige op een bedrag van € 19.040,--, inclusief BTW;
- bepaalt dat de kosten van de deskundige bij helfte door iedere partij moeten worden gedragen;
- bepaalt dat de griffier het begrote bedrag ten laste van het gestorte voorschot aan de deskundige dient te betalen;
- haalt de zaak door;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gewezen door mr. E. Weiss en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.