ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3178

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3394
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen naheffingsaanslag en heffingsrente; niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, is eiseres, [X] B.V., in beroep gekomen tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst inzake een naheffingsaanslag van € 55.083 voor het tijdvak van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. De uitspraak op bezwaar van de inspecteur dateert van 11 april 2008. Eiseres heeft op 28 mei 2009 haar beroep tegen de naheffingsaanslag ingetrokken, maar persisteert in haar beroep tegen de in rekening gebrachte heffingsrente.

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de inspecteur terecht heffingsrente in rekening heeft gebracht. Volgens artikel 30j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) moet de inspecteur het bedrag van de heffingsrente vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking. Eiseres heeft echter geen afzonderlijk bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking inzake de heffingsrente, wat betekent dat haar bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet ook het bezwaar tegen de heffingsrente omvat.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking inzake de heffingsrente. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht om een van de partijen te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 25 juni 2009, na een zitting op 12 juni 2009, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de inspecteur door een vertegenwoordiger. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 4, meervoudige belastingkamer
kamer
Procedurenummer: AWB 08/3394
Uitspraakdatum: 25 juni 2009
Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 11 april 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres op 27 november 2007 voor het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 opgelegde naheffingsaanslag (aanslagnummer [nummer]) ten bedrage van € 55.083.
I ZITTING
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2009 te 's-Gravenhage.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde mr. [A]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. [B].
II BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
III OVERWEGINGEN
III.1. Bij brief van 28 mei 2009, ontvangen bij de rechtbank op 3 juni 2009, heeft eiseres haar beroep tegen de naheffingsaanslag ingetrokken. Eiseres persisteert in haar beroep tegen de in rekening gebrachte heffingsrente.
III.2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht heffingsrente in rekening heeft gebracht.
III.3. Ingevolge artikel 30j, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) stelt de inspecteur het bedrag van de heffingsrente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Ingevolge het tweede lid van dat artikel wordt het bedrag van de heffingsrente op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld. Op grond van artikel 24a, eerste lid, van de AWR kan de belastingplichtige, indien hij bezwaar heeft tegen de beschikking inzake heffingsrente, in de gevallen waarin hij tevens bezwaar maakt tegen de aanslag, het bezwaar vervatten in het bezwaarschrift waarbij bezwaar gemaakt wordt tegen de aanslag.
III.4. In het onderhavige geval staat vast dat op het aanslagbiljet inzake de aanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 tevens de beschikking waarbij het bedrag van de heffingsrente is vastgesteld, tot uitdrukking is gebracht en dat eiseres tegen die aanslag een als zodanig door de inspecteur aangemerkt bezwaarschrift heeft ingediend. In dit bezwaarschrift is niet een bezwaar vervat gericht tegen de beschikking waarbij het bedrag van de heffingsrente is vastgesteld. Gesteld noch gebleken is dat eiseres tegen de beschikking inzake de heffingsrente een afzonderlijk bezwaarschrift heeft ingediend.
III.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat eiseres tegen de beschikking inzake de heffingsrente geen bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar maken tegen de aanslag omvat niet het bezwaar maken tegen de beschikking heffingsrente (vergelijk HR 16 oktober 1996, nr. 31662, LJN: AA1714, en HR 23 september 1998, nr. 33349, LJN: AA2373). De inspecteur heeft derhalve bij de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aanslag terecht geen uitspraak gedaan met betrekking tot de heffingsrente.
III.6. Uit het onder III.5 overwogene volgt dat het beroep van eiseres niet is gericht tegen een uitspraak van de inspecteur op een bezwaarschrift tegen de beschikking inzake de heffingsrente. Het beroep is derhalve niet ontvankelijk.
III.7. De rechtbank acht geen termen aanwezig een der partijen te veroordelen tot vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Aldus vastgesteld door mr. K.M. Braun, mr. G.J. Ebbeling en mr. H.W.M. van Kesteren, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.P. Wismeijer.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2009.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.