ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ2514

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/920317-08; 09/930444-08 (t.b.g.); 09/920399-08 (t.b.g.)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift omzetting gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdige

De Rechtbank 's-Gravenhage heeft op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omzetting van een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd aan een jeugdige. De maatregel was eerder opgelegd op 20 november 2008 en hield in dat de veroordeelde zich moest houden aan de aanwijzingen van de Stichting Bureau Jeugdzorg, met deelname aan het ITB Harde Kern programma en dagbehandeling bij het Palmhuis. De Stichting Bureau Jeugdzorg meldde op 3 februari 2009 dat de veroordeelde niet naar behoren had meegewerkt aan de opgelegde maatregel, wat leidde tot de beslissing van het openbaar ministerie om vervangende jeugddetentie van 150 dagen op te leggen.

De raadsvrouw van de veroordeelde, mr. S.I. Kouwenhoven, diende op 12 februari 2009 een bezwaarschrift in tegen deze omzetting. Tijdens de zittingen op 24 februari en 23 april 2009 werd de veroordeelde gehoord, evenals zijn vader en een deskundige van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank overwoog dat de gedragsstoornis van de veroordeelde een rol speelde in zijn onvermogen om zich aan de regels van het ITB Harde Kern programma te houden. De deskundige verklaarde dat de mogelijkheden van de veroordeelde onvoldoende waren om het traject succesvol af te ronden.

De rechtbank concludeerde dat het mislukken van de maatregel niet volledig aan de veroordeelde kon worden toegeschreven en dat de voortzetting van de vervangende jeugddetentie geen pedagogisch doel diende. De rechtbank besloot het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en wijzigde de beslissing van het openbaar ministerie, zodat 50 dagen van de vervangende jeugddetentie niet ten uitvoer zouden worden gelegd, onder de voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de looptijd van de maatregel aan de aanwijzingen van de Stichting Bureau Jeugdzorg zou houden. De rechtbank hefte het bevel tot tenuitvoerlegging van de 135 dagen vervangende jeugddetentie op met ingang van 7 mei 2009.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/920317-08; 09/930444-08 (t.b.g.); 09/920399-08 (t.b.g.)
De rechtbank 's-Gravenhage, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op het bezwaarschrift tegen de omzetting van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, opgelegd aan de veroordeelde
[veroordeelde]
[geboortedatum 1982]
[adres]
thans geplaatst in [Forensisch Centrum]
Aan de veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank d.d. 20 november 2008 onder meer opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (de gedragsbeïnvloedende maatregel) voor de duur van twaalf maanden, subsidiair vervangende jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 5 december 2008.
De Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, heeft het openbaar ministerie bij terugmeldingsrapportage van 3 februari 2009 meegedeeld dat de veroordeelde niet naar behoren heeft meegewerkt aan de hem opgelegde maatregel.
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie voor de duur van 150 dagen bevolen, aangezien de veroordeelde naar het oordeel van het openbaar ministerie niet naar behoren heeft meegewerkt aan de maatregel.
De raadsvrouw van veroordeelde, mr. S.I. Kouwenhoven, heeft namens de veroordeelde tegen de omzetting van de maatregel op 12 februari 2009 een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaarschrift.
Het bezwaarschrift strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie zal vernietigen dan wel wijzigen, zodat 135 dagen vervangende jeugddetentie resteren, dan wel dat de rechtbank beslist tot het geven van een andere invulling aan de maatregel.
De behandeling ter terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen achter gesloten deuren van 24 februari 2009 en 23 april 2009.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.I. Kouwenhoven, is verschenen en op het bezwaarschrift gehoord.
De vader van de veroordeelde is verschenen en gehoord.
De heer drs. E.M. van Engers, orthopedagoog en GZ psycholoog, is als getuige-deskundige namens de Raad voor de Kinderbescherming gehoord.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie aangegeven, dat op grond van artikel 77wc lid 3 van het wetboek van strafrecht de vervangende jeugddetentie dient te worden verminderd met de duur dat de maatregel ten uitvoer is gelegd, zodat er nog 135 dagen jeugddetentie resteren. Voor het overige heeft zij geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het bezwaarschrift.
Onder verwijzing naar de verklaringen van de deskundigen afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2009 heeft de officier van justitie opgemerkt dat zij behandeling van de veroordeelde binnen een gesloten setting noodzakelijk acht. Tegen een eventuele omzetting van de gedragsbeïnvloedende maatregel in een gesloten uit huis plaatsing heeft zij dan ook geen bezwaar.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft haar teleurstelling uitgesproken over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de nieuwe mogelijkheid van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Er ligt een door de rechtbank opgevolgd advies tot invulling van de maatregel door onder meer 6 maanden ITB Harde Kern. Als dan achteraf wordt vastgesteld dat dit programma te hoog gegrepen is voor de veroordeelde, wordt meteen een terugmelding gedaan en niet gekeken naar andere mogelijkheden. Het andere onderdeel van de maatregel, dagbehandeling bij het Palmhuis, wordt ook meteen stopgezet, terwijl de veroordeelde daarvoor wel gemotiveerd bleef.
Zij blijft bij haar, ook ter terechtzitting van 24 februari 2009 verwoorde standpunt, dat haar bezwaarschrift gegrond zou moeten worden verklaard.
De veroordeelde heeft verklaard dat het hem niet is gelukt de afspraken met ITB Harde Kern na te komen. Hij was en is wel gemotiveerd aan de dagbehandeling bij het Palmhuis mee te werken. Ook na het terugmelden door ITB Harde Kern is hij een aantal maal naar het Palmhuis gegaan, maar hij mocht na een tijdje niet meer komen bij het Palmhuis, omdat hij door de jeugdreclassering was teruggemeld bij Justitie.
De beoordeling van het bezwaarschrift.
Bij vonnis van 20 november 2008 is aan de veroordeelde de gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van twaalf maanden. Daarbij is bepaald dat de maatregel bestaat uit:
1. het zich houden aan de aanwijzingen van de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, waarvan gedurende de eerste zes maanden deelname aan ITB Harde Kern,
2. het volgen van scholing en een dagbehandeling in het Palmhuis.
Ad 1.
Vast is komen te staan dat de veroordeelde zich onvoldoende heeft gehouden aan de regels en afspraken die gelden binnen het traject ITB Harde Kern. De veroordeelde kwam regelmatig te laat en is ongeoorloofd op zijn verjaardag gaan stappen.
In het beschermingsonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 april 2009 verklaart de heer M. Tuyt van Bureau Jeugdzorg ITB Harde Kern daarover onder punt 10, verkort en zakelijk weergegeven:
Het programma ITB Harde Kern lijkt te zwaar te zijn voor [betrokkene]. Wij twijfelen aan de mogelijkheden en de vaardigheden van [betrokkene] om een verlenging bij ITB Harde Kern te vervolgen en positief af te ronden, ondanks het feit dat er ook positieve ontwikkelingen waren ten tijde van het ITB traject.
De deskundige, de heer Van Engers, heeft ter terechtzitting verklaard dat het, gelet op de bij de veroordeelde aanwezige gedragsstoornis, niet uitsluitend aan onwil kan worden geweten dat de veroordeelde zich niet aan de regels en afspraken van ITB Harde Kern heeft gehouden. Achteraf moet zijns inziens worden geconstateerd dat de mogelijkheden en vaardigheden van de veroordeelde onvoldoende zijn om het ITB Harde Kern traject positief af te ronden. Er was gedeeltelijk sprake van onmacht.
Ad 2.
Vast is komen te staan dat ook bij de scholing en dagbehandeling in het Palmhuis serieuze problemen zijn ervaren, zoals het dagelijks te laat komen op de dagbehandeling van de veroordeelde en het schelden als hij op zijn gedrag wordt aangesproken.
Niettemin wordt tijdens een evaluatiegesprek op het Palmhuis op 16 januari 2009 gemeld dat er sprake is van een positieve ontwikkeling van [betrokkene], met duidelijke aandachtspunten waar de komende periode aan gewerkt zal gaan worden.
De gedragsbeïnvloedende maatregel is op 3 februari 2009 als mislukt teruggemeld en vanaf 11 februari 2009 is de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie van 135 dagen begonnen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het mislukken van de gedragbeïnvloedende maatregel de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie rechtvaardigt. De vervangende jeugddetentie kan, zoals door de officier van justitie is uiteengezet, ook worden gebruikt als een "time out "om een veroordeelde tot bezinning te laten komen, waarna de veroordeelde alsnog in de gelegenheid kan worden gesteld mee te werken aan de maatregel. Die weg zou de rechtbank in dit specifieke geval zeker hebben gekozen, als dat praktisch mogelijk was gebleken.
Nu veroordeelde niet in de gelegenheid kan worden gesteld alsnog mee te werken aan de maatregel ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of voortzetting van de vervangende jeugddetentie wenselijk is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt:
Alle betrokkenen zijn van mening dat het belang van de jeugdige het best is gediend bij behandeling en dat voortzetting van de vervangende jeugddetentie geen pedagogisch doel dient. Gebleken is dat er tijdens de dagbehandeling bij het Palmhuis op zich sprake was van een positieve ontwikkeling. De reden van de terugmelding was in de eerste plaats gelegen in het onvermogen van de veroordeelde zich te houden aan de regels en afspraken van ITB Harde Kern. Dat traject bleek te zwaar voor veroordeelde. Met de terugmelding is ook de behandeling bij het Palmhuis stopgezet.
De rechtbank heeft overwogen de veroordeelde in de gelegenheid te stellen aan de resterende tijd van de gedragsbeïnvloedende maatregel mee te werken door het verder volgen van scholing en behandeling van bij het Palmhuis. Ter terechtzitting van 24 februari 2009 heeft de deskundige mevrouw ter Horst echter meegedeeld dat de plek van veroordeelde bij het Palmhuis niet meer beschikbaar is. Hij zou eventueel onderaan de wachtlijst kunnen worden geplaatst, maar dan zal het nog maanden duren voordat hij de behandeling kan voortzetten. Gezien de termijn van de opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel is voor een dergelijke wachttijd geen ruimte. Ook andere mogelijkheden voor verdere ambulante behandeling zijn kennelijk niet beschikbaar.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat het mislukken van de maatregel gelet op de vermogens van de veroordeelde hem niet volledig is toe te rekenen terwijl voortzetting van een ambulante behandeling in het kader van de maatregel kennelijk niet meer mogelijk is.
Mede gelet op de persoon van veroordeelde, de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten en de tijd die veroordeelde reeds in detentie heeft doorgebracht, acht de rechtbank voortzetting van de vervangende jeugddetentie niet langer opportuun. De rechtbank zal de beslissing van de officier van justitie in die zin wijzigen dat de resterende ten uitvoer te leggen vervangende jeugddetentie (zijnde 50 dagen) voorwaardelijk wordt opgelegd onder hier onder te noemen voorwaarden.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift deels gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat een gedeelte van de vervangende jeugddetentie, groot 50 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de looptijd van de gedragsbeïnvloedende maatregel niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en
dat de veroordeelde zich gedurende de looptijd van de gedragsbeïnvloedende maatregel zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdbescherming en/of afdeling jeugdreclassering zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het bevel tot tenuitvoerlegging van 135 dagen vervangende jeugddetentie met ingang van 7 mei 2009.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Kortenhorst, voorzitter, kinderrechter,
mr. M. Soffers, kinderrechter,
en mr. J.P. Wittop Koning, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coskun, griffier.