ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ1741

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320990 / HA ZA 08-3288
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze in civiele procedure tussen Kubo Tuinbouwprojecten B.V. en Merom Farms Ltd.

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een geschil tussen Kubo Tuinbouwprojecten B.V. en Merom Farms Ltd. over de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Kubo, gevestigd in Monster, vorderde een betaling van 325.921,32 Canadese dollars van Merom, een vennootschap naar Canadees recht, die gevestigd is in Abbotsford, British Columbia. De vordering was gebaseerd op twee schriftelijke overeenkomsten die Kubo met Merom had gesloten voor de nieuwbouw van een kas en reparatiewerkzaamheden aan deze kas. Merom stelde zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had, omdat de geschillen voornamelijk verbonden waren met de Canadese rechtssfeer.

De rechtbank beoordeelde de vraag of de EEX-Verordening van toepassing was, en kwam tot de conclusie dat dit het geval was op basis van artikel 4 EEX-VO in combinatie met artikel 23 EEX-VO. De rechtbank oordeelde dat de forumkeuze die in de algemene voorwaarden van de overeenkomst was opgenomen, expliciet was overeengekomen. Dit betekende dat de rechtbank bevoegd was om van de vorderingen van Kubo kennis te nemen, ondanks het verweer van Merom.

De rechtbank verwierp het verzoek van Merom om zich onbevoegd te verklaren en oordeelde dat de vordering van Kubo gegrond was. Merom werd veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van Kubo tot op dat moment waren begroot op EUR 452,00. De hoofdzaak werd vervolgens naar de rolzitting van 4 maart 2009 verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Merom. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. E. Weiss op 21 januari 2009 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 320990 / HA ZA 08-3288
Vonnis in het bevoegdheidsincident van 21 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUBO TUINBOUWPROJECTEN B.V.,
gevestigd te Monster, gemeente Westland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P. Quist,
tegen
de vennootschap naar Canadees recht
MEROM FARMS LTD,
gevestigd te Abbotsford, British Columbia, Canada,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. G.J. Houweling.
Partijen zullen hierna Kubo en Merom genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juni 2008;
- de akte overleggen producties, met 5 producties;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met 1 productie;
- de incidentele conclusie van antwoord in het incident strekkende tot bevoegdheid van de rechtbank.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Vordering en grondslag in de hoofdzaak
2.1. Kubo vordert zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis Merom zal veroordelen om aan Kubo 325.921,32 in Canadese dollars te betalen, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
2.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Kubo - kort gezegd - dat zij met Merom op 10 maart 2006 respectievelijk 9 december 2006 schriftelijke overeenkomsten heeft gesloten voor de nieuwbouw van een kas en reparatiewerkzaamheden aan de desbetreffende kas. Van de gefactureerde bedragen heeft Merom het gevorderde bedrag onbetaald gelaten. Aangezien volgens Kubo de AVAG voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomsten, in welke algemene voorwaarden (artikel 18 a.) een forumkeuze is opgenomen, acht Kubo de rechtbank te ’s Gravenhage bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen.
3. De beoordeling in het incident
3.1. Merom vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Daartoe stelt zij dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt omdat daarvoor geen redelijk belang aanwezig is (vergelijk artikel 8 lid 1 Rv). Dat redelijk belang ontbreekt volgens Merom - verkort weergegeven - omdat de (uitvoering van de) overeenkomst en de daaruit ontstane geschillen tussen partijen voornamelijk verbonden zijn met de Canadese rechtssfeer.
3.2. Zoals partijen hebben onderkend, hebben Nederland en Canada geen verdrag gesloten waarin de rechterlijke bevoegdheid is geregeld. Dat laat onverlet dat naar Nederlands internationaal privaatrecht allereerst de Europese bevoegdheids- en executieverordening (hierna : EEX-verordening) geraadpleegd dient te worden, nu de EEX-verordening materieel toepasselijk is op grond van de considerans en artikel 1 van deze verordening. Gezien artikel 4 lid 1 EEX-verordening wordt in onderhavig geval in beginsel de bevoegdheid geregeld door de Nederlandse wetgeving aangezien Merom geen woonplaats heeft in een EU-lidstaat, behoudens de artikelen 22 en 23 EEX-verordening. In artikel 23 EEX-verordening is de forumkeuze geregeld, waarmee dit artikel op onderhavige zaak van toepassing is, nu Kubo betoogt dat sprake is van een forumkeuze. In artikel 23 lid 1 EEX-verordening wordt aangegeven onder welke omstandigheden een geldige forumkeuze tot stand komt. Dat kan - onder andere - schriftelijk of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst (vergelijk artikel 23 lid 1 aanhef en onder a EEX-verordening). Daarvan is in onderhavig geval sprake omdat - als onweersproken - vaststaat dat in de overeenkomst van 10 maart 2006 wordt verwezen naar de ‘AVAG Conditions’ welke voorwaarden op iedere pagina door Merom zijn geparafeerd en in de overeenkomst van 9 december 2006 is bepaald dat dezelfde ‘conditions’ van toepassing zijn welke golden voor de eerste overeenkomst. Aan een ‘redelijk belang’-toets komt de rechtbank niet toe, nu een dergelijke voorwaarde niet is opgenomen in artikel 23 EEX-verordening. Het voorgaande betekent dat de rechtbank ’s Gravenhage bevoegd is van de vorderingen van Kubo kennis te nemen.
3.3. Merom zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden verwezen.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. veroordeelt Merom in de kosten van het incident, aan de zijde van Kubo tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
4.3. verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van woensdag 4 maart 2009 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Merom.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Weiss en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier