ECLI:NL:RBSGR:2009:BI8777

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/16224
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 mei 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd in het kader van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1968 en van Gambiaanse nationaliteit, was in detentie geplaatst nadat hem de toegang tot Nederland was geweigerd op 2 mei 2009. De maatregel werd voortgezet omdat eiser aanvullend gehoord moest worden over zijn asielmotieven. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel, stellende dat het nader onderzoek niet alleen uit aanvullend horen mocht bestaan en dat hij onterecht in detentie werd gehouden.

De rechtbank overwoog dat de voortzetting van de maatregel niet gerechtvaardigd was, omdat verweerder niet had aangetoond dat het nader onderzoek voortvarend werd uitgevoerd. Verweerder had geen datum voor het aanvullende gehoor vastgesteld en had niet voldoende gemotiveerd waarom eiser niet in een opvangcentrum kon worden gehoord. De rechtbank concludeerde dat de maatregel vanaf 14 mei 2009 niet meer gerechtvaardigd was, omdat verweerder niet tijdig had gehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel, ingaande 19 mei 2009. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 250,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming en tot vergoeding van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--.

De uitspraak benadrukt het belang van voortvarendheid in het onderzoek naar asielmotieven en de noodzaak voor verweerders om tijdig te handelen in procedures die de vrijheid van asielzoekers aangaan. De rechtbank heeft hiermee een duidelijke boodschap afgegeven over de rechten van asielzoekers en de verplichtingen van de overheid in het kader van het vreemdelingenrecht.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 09/16224
V-nr.: [V-nr]
inzake:
eiser [naam eiser], geboren [geboortedatum] in 1968, van (gestelde) Gambiaanse nationaliteit, verblijvende in detentie,
gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer, advocaat te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.D. Gunster, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 2 mei 2009 is eiser op grond van artikel 13 j° artikel 5 van de Verordening (EG) Nr. 562/2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Bij beroepschrift van 6 mei 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 14 mei 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ter zitting was tevens aanwezig O. Jobe, tolk in de Wolof taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Per 6 mei 2009 is de maatregel voortgezet omdat eiser aanvullend gehoord moest worden in verband met zijn asielmotieven. Eiser begrijpt niet waarom dit niet kan plaatsvinden in een OC. De maatregel kan verlengd worden als er nader onderzoek moet plaatsvinden, maar dit dient dan wel meer te omvatten als alleen aanvullend horen. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
19 februari 2009 (AWB 09/3555). Uit de brief van 6 mei 2009 blijkt echter niet dat er sprake is van meer dan het normale onderzoek. Eisers documenten zijn echt bevonden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom voor eiser dit nadere onderzoek in detentie dient te verblijven en niet in een OC gehoord kan worden. Door eiser niet in een OC te plaatsen handelt verweerder onrechtmatig. Bovendien heeft verweerder tot op heden eiser nog niet aanvullend gehoord. Ook om die reden is de voortduring van de maatregel onrechtmatig.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Aan eiser is de toegang tot Nederland geweigerd. Eiser is ongewenst verklaard en mag daarom de EU niet in. Om die reden is aan eiser de artikel 6 maatregel opgelegd. De maatregel duurt thans voort in verband met het nader onderzoek naar eisers asielrelaas. De gronden voor nader onderzoek, zoals neergelegd in paragraaf C12/2.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, zijn niet cumulatief en niet limitatief. In het onderhavige geval loopt het onderzoek en is er geen reden de maatregel onrechtmatig te achten. De maatregel is door het beleid gesanctioneerd. In het Grenshospitium heerst een licht regime. Er is geen reden de maatregel onrechtmatig te achten.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
Volgens het beleid in paragraaf C12/2.2.1, onder d, van de Vc 2000, voor zover hier van belang, kan de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste lid, juncto tweede lid, van de Vw 2000 na de aanmelding in het Aanmeldcentrum (AC) Schiphol en de indiening van de asielaanvraag worden voortgezet indien ten aanzien van de asielzoeker, zijn identiteit en nationaliteit, asielrelaas of overgelegde documenten nader onderzoek of analyse noodzakelijk is, teneinde te bepalen of het asielverzoek dient te worden afgewezen. Blijkens dat beleid wordt hier met name gedoeld op alle gevallen waarin de asielzoeker zijn identiteit of nationaliteit niet aannemelijk heeft kunnen maken, verder onderzoek hiernaar noodzakelijk is en dit onderzoek naar verwachting binnen zes weken kan worden afgerond. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de situatie waarin de documenten van de asielzoeker verder onderzocht dienen te worden op echtheid of authenticiteit, taalanalyse of onderzoek naar de gestelde leeftijd is geïndiceerd of ander herkomstonderzoek nodig wordt geacht.
Voorts zal oplegging of voorzetting van de maatregel plaatsvinden wanneer verder onderzoek naar het asielrelaas is geïndiceerd en dit onderzoek naar verwachting binnen zes weken kan worden afgerond. Ook hierbij kan onder meer gedacht worden aan onderzoek van documenten. Tevens kan dit aan de orde zijn wanneer de asielzoeker tijdelijk niet gehoord kan worden.
Eiser heeft ter zitting verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 februari 2009. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat deze uitspraak niet aldus moet worden gelezen dat voor verlenging van de maatregel geen plaats is indien het nadere onderzoek bestaat uit het nader horen van de vreemdeling omtrent gedeelten van zijn asielverhaal. Nu verweerder gemotiveerd heeft gesteld dat, en op welke onderdelen van het asielrelaas, eiser nader zal worden gehoord teneinde het asielrelaas te kunnen beoordelen, heeft verweerder in beginsel in redelijkheid de maatregel daarop en in overeenstemming met het beleid kunnen voortzetten.
Wel dient verweerder dit nader onderzoek, gelet op de ingrijpendheid van de maatregel voor een vreemdeling die hier te lande is gekomen om asiel aan te vragen, spoedig uit te voeren. Verweerder heeft niet betwist dat eiser op het moment van de zitting nog niet nader is gehoord op de door verweerder aangegeven onderzoeksgebieden, noch heeft verweerder daartoe een datum in het vooruitzicht gesteld. Verweerder heeft geen redenen gegeven waarom er nog geen nader gehoor heeft plaatsgevonden. Evenmin is gebleken dat verweerder voorbereidende onderzoekshandelingen heeft verricht met betrekking tot dit nadere gehoor.
Nu verweerder ter zitting heeft desgevraagd heeft gesteld dat de reden van de voortzetting van de maatregel is gelegen in de nadere onderzoekshandelingen ten aanzien van het asielrelaas en uit het voorgaande volgt dat verweerder dit nader onderzoek niet voortvarend ter hand heeft genomen, kan de maatregel in redelijkheid niet meer gerechtvaardigd worden geacht vanaf 14 mei 2009, datum waarop voornoemd gebrek aan voortvarendheid zich heeft gemanifesteerd. Daarom wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 19 mei 2009.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 50,-- per dag dat eiser in het Grenshospitium ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, te weten van 14 mei 2009 tot 19 mei 2009, derhalve 5 x € 50,-- in totaal € 250,--.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de vrijheidsontnemende maatregel ingaande 19 mei 2009 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 250,-- (zegge: tweehonderd vijftig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd vier en veertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 19 mei 2009 door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.M.J. Mooijer, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op: 19 mei 2009
Conc.: MM
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.