RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/28082 BEPTDN (beroepszaak)
uitspraak van de meervoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken d.d. 11 juni 2009
[eiseres], geboren [geboortedatum] 1970, van Thaise nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: de heer[naam]]
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: mr. M. van Andel, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1.1 Op 29 juni 2005 heeft eiseres een aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, ingediend. Bij besluit van 3 juli 2006 heeft verweerder deze aanvraag niet ingewilligd, waartegen eiseres bezwaar heeft ingediend. Bij beslissing van 11 juni 2007 is het door eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 28 april 2008 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle (AWB 07/27920), is het door eiseres ingestelde beroep gericht tegen de beslissing van 11 juni 2007 gegrond verklaard en de beslissing van 11 juni 2007 vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak.
1.2 Bij besluit van 1 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen zijn besluit van 3 juli 2006 wederom ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het besluit van 1 augustus 2008 beroep bij deze rechtbank ingesteld.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 23 april 2009, waar eiseres in persoon is verschenen. Eiseres en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 In geschil is de vraag of verweerder de aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw op de juiste gronden heeft afgewezen.
2.2 Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij in aanmerking komt voor een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw, waaruit haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.
2.3 Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, sub 1 van de Vw – voor zover hier van belang – wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder gemeenschapsonderdanen verstaan: onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven.
Ingevolge sub 2 van dit artikel wordt onder gemeenschapsonderdanen ook verstaan: familieleden van de onder sub 1 genoemden die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven.
2.4 Ingevolge artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
2.5 Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Vw verschaft de minister aan de vreemdeling,
die – voor zover hier van belang – rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, onder e, sub 2, van de Vw een document of schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Eiseres woont sinds 2004 in Nederland en is op 16 november 2004 met de heer [naam] gehuwd. De echtgenoot van eiseres is fysiotherapeut en behandelt mensen met ernstige verstandelijke beperkingen en meervoudige complexe lichamelijke handicaps. Bij die behandelingen wordt sinds begin 2006 ook gebruik gemaakt van een “Motomed trainer” van de firma Reck-Technik GmbH & Co. KG te Duitsland. Met de firma Reck heeft de heer [naam] een overeenkomst gesloten om op wetenschappelijke wijze de effectiviteit van het gebruik van de “Motomed Trainer” te meten bij fysiotherapeutische behandelingen bij mensen met ernstige verstandelijke beperkingen en meervoudige complexe lichamelijke handicaps. De overeenkomst is gesloten over de periode vanaf 1 november 2006 tot en met 30 augustus 2007, maar de periode van werkzaamheden betreft februari 2007 tot en met augustus 2007.
2.7 Bij uitspraak van 28 april 2008 van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft de rechtbank geoordeeld “dat verweerder zich bij de beslissing op bezwaar van 11 juni 2007 onvoldoende rekenschap heeft gegeven van hetgeen uit de genoemde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen naar voren komt. Verweerder heeft op basis van een slechts summier zich op de feiten gecombineerd met aannames geconcludeerd tot een marginaal en bijkomstig karakter van de werkzaamheden van referent voor de firma Reck. Hieruit volgt dat het besluit van 11 juni 2007 niet op een deugdelijke motivering berust en onzorgvuldig is voorbereid”. Het besluit is vervolgens vernietigd.
2.8 Ter zitting is gebleken dat eiseres in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning met ingang van 11 maart 2009, geldig tot 11 maart 2010. De rechtbank ziet zich allereerst geplaatst voor de vraag of eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is in het algemeen het geval, indien zij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, aangezien zij in geval van een gegrondverklaring van haar beroep mogelijk op een eerdere datum een naturalisatieverzoek kan indienen.
2.9 In geschil is de vraag of referent grensoverschrijdende diensten heeft verricht in de zin van artikel 49 van het EG-Verdrag en daarmee reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht, zodat hij dient te worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan.
2.10 Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (HvJ EG) (27 oktober 1982, Morson en Jhanjan) heeft aanvaard dat Nederlanders die nooit gebruik hebben gemaakt van het recht van vrij verkeer van werknemers binnen de EU/EER, op het gebied van gezinsherenigingsbeleid in eigen land mogen worden achtergesteld bij gemeenschapsonderdanen in Nederland. De verdragsbepalingen betreffende het vrije verkeer van werknemers en de uitvoeringsregeling hiervan, kunnen volgens het Hof niet worden toegepast op situaties die geen enkel aanknopingspunt hebben met één van de situaties waarvoor het gemeenschapsrecht is geschreven. Nederlanders zijn weliswaar EU/EER-onderdanen, maar zij zijn in beginsel geen gemeenschapsonderdaan als hier bedoeld. Nederlanders kunnen daarom in het algemeen geen beroep doen op het gemeenschapsrecht voor verblijf van familie- of gezinsleden. Uit de jurisprudentie van het HvJ EG (7 juli 1992, Surinder Singh) kan worden afgeleid dat een lidstaat verblijf moet toestaan aan het familie- of gezinslid – ongeacht diens nationaliteit – van een eigen onderdaan die met dit familie- of gezinslid in een andere lidstaat op grond van het EG-Verdrag heeft verbleven en die zich daarna weer vestigt in eigen land. Naar vaste jurisprudentie van het HvJ EG is wel een voorwaarde dat de eigen onderdaan verblijf in eigen land houdt conform het EG-Verdrag (het zijn van gemeenschapsonderdaan). Hierbij kan worden gedacht aan een in Nederland gevestigde Nederlander die vanuit Nederland diensten verricht ten behoeve van dienstenontvangers in een andere lidstaat. Gemeenschapsonderdaan is ook de Nederlander die in een andere lidstaat gevestigd is geweest met het oog op het verrichten van economische activiteiten en zich nadien weer in Nederland heeft gevestigd en zijn economische activiteiten hier te lande voortzet.
2.11 In casu is gebleken dat niet in geschil is dat referent met eiseres niet in een andere lidstaat gevestigd is geweest met het oog op het verrichten van economische activiteiten.
2.12 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit primair op het standpunt gesteld dat nu referent tijdens de hoorzitting van 7 juli 2008 heeft verklaard geen grensoverschrijdende diensten meer te verrichten sinds augustus 2007, referent geen verblijf conform het EG-recht houdt. Derhalve is referent niet aan te merken als gemeenschapsonderdaan en wordt er dientengevolge geen document aan eiseres verstrekt.
2.13 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de werkzaamheden van referent voor de firma Reck ten onrechte niet beschouwt als diensten vermeld in artikel 49 van het EG-Verdrag. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat het beroep van fysiotherapeut een vrij beroep is als genoemd in artikel 50 van het EG-Verdrag en verwijst tevens naar het arrest van het HvJ EG van 11 juli 2002 in de zaak Carpenter.
2.14 Ingevolge artikel 49, eerste alinea, van het EG-verdrag zijn in het kader van de volgende bepalingen de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap verboden ten aanzien van onderdanen der lidstaten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
2.15 Ingevolge artikel 50, eerste alinea, van het EG-verdrag worden als diensten beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voorzover de bepalingen, betreffende het vrije verkeer van goederen, kapitaal en personen op deze dienstverrichtingen niet van toepassing zijn. De dienst omvatten met name werkzaamheden van a. industriële aard, b. van commerciële aard, c. van het ambacht, d. van de vrije beroepen.
2.16 De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat referent op dit moment geen werkzaamheden meer verricht voor de firma Reck, aangezien deze werkzaamheden zijn geëindigd op 30 augustus 2007. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat deze door referent verrichte activiteiten voor de firma Reck onderzoeksactiviteiten betroffen die referent verrichtte naast zijn werk als fysiotherapeut in loondienst. De activiteiten van referent voor de firma Reck zijn derhalve niet te beschouwen als diensten zoals bedoeld in artikel 49 van het EG-Verdrag.
2.17 Ten aanzien van de voordien door referent verrichte grensoverschrijdende werkzaamheden is het aan referent om de aard en omvang van de door hem verrichte diensten aannemelijk te maken. Referent heeft bescheiden overgelegd met betrekking tot een workshop”introduction to neurodynamics”, gegeven op 15 en 16 oktober 2005, een arbeidsovereenkomst met Sunlove Marketing & Service van 23 juni 2005 met daarbij een e-mail, twee rekeningen, vier kwitanties en een arbeidsovereenkomst met de heer [X] voor de duur van twee jaar, gedateerd op 31 januari 2006. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat referent daarmee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem verrichte grensoverschrijdende diensten, nog daargelaten dat het enkele geven van de workshop niet als grensoverschrijdende dienst kan worden aangemerkt, onvoldoende substantieel zijn om deze activiteiten als economische activiteiten in de zin van het Verdrag te kwalificeren zodanig dat daaraan Unieburgerschap kan worden ontleend. Gelet op vorenstaande is referent niet aan te merken als gemeenschapsonderdaan en kan eiseres geen rechten ontlenen aan artikel 49 van het EG-Verdrag.
2.18 Aangezien referent nimmer rechten heeft opgebouwd op grond van het EG-Verdrag, komt de rechtbank aan behandeling van eisers standpunt dat eenmaal opgebouwde rechten op grond van het EG-Verdrag behouden blijven niet toe.
2.19 Onder omstandigheden kan de weigering van een verblijfsvergunning aan de echtgenote van een dienstverrichter in de zin van artikel 49 van het EG-Verdrag een niet te rechtvaardigen inmenging in het familie- en gezinsleven van de dienstverrichter betekenen. In dit kader is het arrest van het HvJEG van 11 juli 2002 (Carpenter) van belang.
2.20 Nu de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat referent nimmer aan te merken is geweest als dienstverrichter in de zin van artikel 49 van het EG-Verdrag, faalt het beroep van eiseres op het Carpenter-arrest.
2.21 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten dat eiseres ingevolge genoemde regelgeving niet in aanmerking komt voor het document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.
2.22 Aangezien ook overigens geen aanleiding bestaat om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, wordt het beroep ongegrond verklaard.
2.23 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Gorter, als voorzitter en mrs. C.M. Dijksterhuis en R.F.B. van Zutphen, als leden, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2009.
De griffier: De voorzitter:
mr. M.M. van Luijk-Salomons mr. H. Gorter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.