ECLI:NL:RBSGR:2009:BI6106
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot levensonderhoud kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 april 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. Eiser, die in 2005 in Kaapverdië woonde en later naar Nederland verhuisde, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en verzocht om aftrek van kosten voor levensonderhoud van zijn kinderen. De rechtbank oordeelde dat de brief van eiser aan verweerder niet als bezwaarschrift kon worden gekwalificeerd en dat eiser niet voldeed aan de wettelijke bepalingen voor aftrek van levensonderhoud voor zijn minderjarige kinderen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen recht op kostenvergoeding bestond.
Eiser had in zijn aangifte inkomstenbelasting verzocht om kinderkorting en andere kortingen, maar de rechtbank oordeelde dat de door eiser opgevoerde uitgaven voor levensonderhoud niet aannemelijk waren gemaakt. Eiser had aanvankelijk vier kinderen opgevoerd, maar later gesteld dat hij slechts twee kinderen in belangrijke mate onderhoudt. De rechtbank volgde deze redenering niet en oordeelde dat de bewijsstukken die eiser had overgelegd niet voldoende waren om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voor aftrek voldeed.
De rechtbank benadrukte dat de aanslag tijdig was opgelegd en dat de termijn voor het opleggen van de aanslag niet was overschreden. Eiser had geen recht op een kostenvergoeding, omdat de rechtbank geen termen aanwezig achtte voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.