Parketnummer 09/758459-08
Datum uitspraak: 4 mei 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 2],
geboren te [plaats] op [datum] 1989,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te P.C.S. Unit 2.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 april 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr W.N. Sardjoe, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van 4.562,- euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Theresiastraat 292), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een toetsenbord van een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het tonen van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], en/of
- het richten van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], en/of
- het (daarbij) tegen die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C] dreigend roepen: "ik doe jullie niets als jullie meewerken" en/of "telefoons op tafel, nu" en/of "als jullie mij geld geven doe ik jullie niets,
ik wil alleen maar geld" en/of "schiet op want dan doe ik jullie niets" en/of "haal allemaal jullie zakken leeg" en/of "waag het niet om de politie te bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- het (laten) vastbinden van [B] en/of [C] met zogenaamde ty-rips, en/of
- het onder dreiging van voornoemd vuurwapen, althans onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, fouilleren van die [A] en/of die [verdachte 2] en/of die [B] en/of die [C];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 1] op of omstreeks 8 november 2008 te Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 4.562,- euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Theresiastraat 292), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 1] en/of verdachte, en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een toetsenbord van een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [B] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 1] en/of verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] en/of [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- het tonen van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [A] en/of [B] en/of [C], en/of
- het richten van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [A] en/of [B] en/of [C], en/of
- het (daarbij) tegen die [A] en/of [B] en/of [C] dreigend roepen: "ik doe jullie niets als jullie meewerken" en/of "telefoons op tafel, nu" en/of "als jullie mij geld geven doe ik jullie niets, ik wil alleen maargeld" en/of "ik hoef geen muntgeld, ik wil alleen maar briefgeld" en/of "schiet op want dan doe ik jullie niets" en/of "haal allemaal jullie zakken leeg" en/of "waag het niet om de politie te bellen", althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- het (laten) vastbinden van [B] en/of [C] met zogenaamde ty-rips, en/of
- het onder dreiging van voornoemd vuurwapen, althans onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, fouilleren van die [A] en/of die [B] en/of die [C];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 08 november 2008 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- nadat die [verdachte 1] aan verdachte te kennen had gegeven een overval op de Albert Heijn te gaan plegen, die [verdachte 1] informatie te geven over hoeveel medewerkers aanwezig zijn bij het openen van het filiaal op zaterdag en/of informatie te geven of de bedrijfsleider aanwezig is bij het openen van het filiaal op zaterdag en/of informatie te geven dat hij, verdachte, zelf bij het openen aanwezig zou zijn op zaterdag en/of
- aanwezig te zijn op 8 november 2008 bij het openen van het Albert Heijn filiaal en aanwezig te zijn ten tijde van de overval,
- volledig medewerking te verlenen ten tijde van de overval terwijl verdachte wist dat die [verdachte 1] ten tijde van de overval een nepwapen toonde.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 8 november 2008 als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van de Albert Heijn te 's-Gravenhage.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primaire feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - zakelijk weergegeven - bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Uitsluitend het subsidiair tenlastegelegde feit acht de raadsman bewijsbaar. De raadsman heeft hiertoe betoogd dat de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [verdachte 1] niet aanwezig is geweest. Hiervoor zou volgens de jurisprudentie onder meer zeggenschap bij verdachte aanwezig moeten zijn geweest. De raadsman heeft gesteld dat van deze zeggenschap bij zijn cliënt geen sprake was. Voorts heeft de raadsman beargumenteerd dat ook aan de andere vereisten van medeplegen, te weten het spelen van een centrale rol en gelijkwaardigheid van de samenwerking, niet is voldaan. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat zijn cliënt uitsluitend kennis heeft gehad van het voornemen van zijn medeverdachte tot het uitvoeren van het delict waarna hij zich vervolgens niet van de uitvoering van dit voornemen heeft gedistantieerd, zulks mede gezien de vriendschapsrelatie die hij met medeverdachte [verdachte 1] onderhield. De raadsman heeft op deze gronden geconcludeerd dat het handelen van verdachte valt onder 'medeplichtigheid bij' en 'medeplichtigheid tot' en niet kan worden aangemerkt als medeplegen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 8 november 2008, iets na 07:00 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de supermarkt Albert Heijn, gevestigd aan de Theresiastraat 292 te 's-Gravenhage.
Die dag waren [A] en verdachte in voornoemd filiaal van de Albert Heijn omstreeks 07:00 uur met hun werkzaamheden begonnen. Op het moment waarop zij de kranten binnen haalden, kwam een persoon aanrennen die tegen de deur begon te duwen en vervolgens wist binnen te komen. De man hield een klein donkergrijs pistool in zijn handen en droeg zwarte handschoenen. De man zei vervolgens tegen voornoemde [A] en verdachte: "Ik doe jullie niets als jullie mee werken", waarbij hij het wapen op hen richtte en zij van hem naar beneden naar de kantine moesten lopen.(2) In de kantine zaten op dat moment hun collega's [B] en [C]. In de kantine zei de man "als jullie mij het geld geven doe ik jullie niets, ik wil alleen het geld". Vervolgens sommeerde de man iedereen zijn mobiele telefoon op tafel te leggen. De man deed de telefoons in zijn vestzak.(3) Vervolgens zei de man tegen [A] en tegen verdachte dat zij hun collega's moesten vastbinden met tie-wraps, wat niet lukte. Hierna moesten zij gezamenlijk naar het telkantoor lopen, waarvan de deur door één van hen geopend werd, waarna onder bedreiging van het vuurwapen de kluis moest worden geopend en het in de kluis aanwezige geld in een sealbag moest worden gestopt. De man zei daarbij onder meer "Schiet op, want dan doe ik jullie niets". Vervolgens gingen zij terug naar het kantoor(4), waarna de man zei: "haal allemaal jullie zakken leeg"(5). Vervolgens werden zij, onder bedreiging van met vuurwapen(6), door de man worden gefouilleerd.(7) De man stopte de sealbag vervolgens in een grote Albert Heijn-tas en zei: "Waag het niet om de politie te bellen". Daarop vertrok de man.
Verklaringen van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij voorafgaande aan de overval met medeverdachte [verdachte 1] over de overval heeft gesproken. Daarbij heeft verdachte informatie aan [verdachte 1] verstrekt over het aantal aanwezige medewerkers en over zijn eigen aanwezigheid. Verder werd besproken op welke dag de overval zou plaatsvinden. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat [verdachte 1] tegen hem heeft gezegd dat hij zaterdag 8 november 2008 om 07:00 uur de overval zou plegen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [verdachte 1] op de dag van de overval heeft meegenomen in de auto naar het filiaal van Albert Heijn. De overval zou zijn gericht op de kassalades waar zich ongeveer € 3000 a € 4000 in zou bevinden. Verdachte heeft met [verdachte 1] afgesproken dat [verdachte 1] hem onder schot zou houden en dan aan hem zou vragen de kluis open te maken. Verdachte zou alles dan gewoon doen. [verdachte 1] heeft aan verdachte tevens verteld dat hij zich na de overval eerst bij de bossen zou verstoppen voordat hij naar huis zou gaan(8). Ter terechtzitting heeft verdachte zijn eerder bij de politie afgelegde verklaringen betreffende de toedracht en de uitvoering van de overval bevestigd.
Medeplichtigheid of medeplegen
De rechtbank overweegt dat het kenmerkend voor medeplichtigheid is dat een persoon informatie geeft aan een ander en hij daarna moet afwachten wat die ander met deze informatie zal gaan doen. Het is van de wil van de ander afhankelijk of het feit zich zal voltrekken. In deze zaak doet zich dat naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Verdachte heeft meer gedaan dan alleen informatie verstrekken en vervolgens afwachten wat zijn medeverdachte hiermee zou gaan doen. Verdachte heeft een actieve rol gehad. Het was verdachte bekend wat het plan van zijn medeverdachte was en op welke dag de overval plaats zou vinden. Hij heeft de dag voor de overval het nepvuurwapen in handen gehad. Bovendien heeft hij op de dag van de overval zijn medeverdachte in de auto vervoerd naar het betreffende filiaal van de Albert Heijn. Ook heeft verdachte zijn medeverdachte binnen gelaten in de winkel. Tot slot heeft hij met zijn medeverdachte afgesproken dat hij onder dreiging van het nepvuurwapen alle gevraagde handelingen gewoon zou uitvoeren en dit heeft hij vervolgens ook daadwerkelijk gedaan. Uit bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Daarbij neemt de rechtbank tevens is aanmerking dat verdachte zich op meerdere momenten heeft kunnen distantiëren van de (voorgenomen) overval, terwijl hij dat niet heeft gedaan.
Het vorenstaande brengt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat het in de dagvaarding primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat:
hij op 08 november 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van 4.562,- euro, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Theresiastraat 292) en
- een toetsenbord van een mobiele telefoon, toebehorende aan [C],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [A] en [B] en [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [A] en [B] en [C], en
- het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [A] en [B] en [C], en
- het (daarbij) tegen die [A] en [B] en [C] dreigend roepen: "ik doe jullie niets als jullie meewerken" en "telefoons op tafel, nu" en "als jullie mij geld geven doe ik jullie niets, ik wil alleen maar geld" en"schiet op want dan doe ik jullie niets" en "haal allemaal jullie zakken leeg" en "waag het niet om de politie te bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- het onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, fouilleren van die [A] en die [B] en die [C].
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemd strafbaar feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en als bijzondere voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van de Equiptraining.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft te kennen gegeven de eis te fors te vinden, gezien de jeugdige leeftijd en documentatie van zijn cliënt. De raadsman heeft aangedragen dat het in het belang van zijn cliënt is om zo snel mogelijk weer deel uit te gaan maken van de samenleving, zeker nu de aangeboden kansen voor het oppakken van zijn leven nog aanwezig zijn. De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven om te denken aan een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke straf, met name ook nu zijn cliënt duidelijk heeft aangegeven open te staan voor reclasseringstoezicht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van de supermarkt Albert Heijn. Verdachte was op de hoogte van het plan van zijn medeverdachte en heeft aan de uitvoering van dit plan actief bijgedragen door het geven van de benodigde informatie en het verrichten van actieve handelingen, zowel voorafgaand als tijdens de overval. Ondanks dat verdachte zegt dat hij op meerdere momenten spijt heeft gevoeld en op de hoogte was van het feit dat het een nepvuurwapen betrof, heeft hij niets gedaan om de overval te voorkomen of te beëindigen.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben bij voornoemde overval alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele en psychische gevolgen voor de (veelal nog jonge) slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachte hebben door de overval grote angst bij deze slachtoffers teweeg gebracht, zoals ook blijkt uit de inhoud van de schriftelijke toelichting op hun vordering van twee van hen wegens geleden immateriële schade. De overval heeft dan ook een enorme impact gehad op het leven van de slachtoffers, zeker daar één van de slachtoffers ten tijde van de overval pas veertien jaar oud was. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien maakt een dergelijke gewapende overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Alhoewel de rechtbank verdachte volledig verantwoordelijk acht voor het handelen van zijn medeverdachte [verdachte 1], ziet de rechtbank bij de strafmaat aanleiding om rekening te houden met het onderscheid tussen de uitvoeringshandelingen zoals deze door verdachte zijn verricht en zoals deze door medeverdachte [verdachte 1] zijn begaan.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister. Bovendien heeft de rechtbank rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte Voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 13 februari 2009, in welk rapport de rapporteur adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact en het volgen van een Equiptraining. Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van na te noemen straf de houding van verdachte ter terechtzitting in aanmerking genomen, alsmede met hetgeen door de raadsman omtrent zijn persoonlijke omstandigheden ter zitting naar voren is gebracht.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf met een deel voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
7. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
[A] en [C] hebben zich beiden als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, elk groot € 1.605.
7.2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu er sprake is van het ontbreken van een causaal verband tussen de handelingen van zijn cliënt en de gevorderde immateriële schade.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [A].
De rechtbank acht deze vordering, tot een bedrag van € 500 eenvoudig van aard en in zoverre toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500. met bepaling dat indien en voor zover de mededader [verdachte 1] voormeld bedrag heeft voldaan, veroordeeld van betaling zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 november 2008 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
De vordering van de benadeelde partij [C].
De rechtbank acht deze vordering, tot een bedrag van € 500 eenvoudig van aard en in zoverre toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500. met bepaling dat indien en voor zover de mededader [verdachte 1] voormeld bedrag heeft voldaan, veroordeeld van betaling zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 november 2008 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
primair
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van de Equiptraining;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 20 december 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 22 december 2008.
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [A], woonachtig te [adres], van € 500,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien en voorzover de mededader [verdachte 1] voormeld bedrag heeft betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat de benadeelde partij [A] voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk is in haar vordering;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [A], € 500,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd;
veroordeelt verdacht tot betaling aan de benadeelde partij [C], woonachtig te [adres], van € 500,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien en voorzover de mededader [verdachte 1] voormeld bedrag heeft betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat de benadeelde partij [C] voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [C], € 500,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H. Steenhuis, voorzitter,
J.M. Ghrib en O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van M van Dongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2009.
Mrs. Steenhuis en Ghrib zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van de processen-verbaal met bijlagen van de regiopolitie Haaglanden, Bureau Overbosch, met de nummers PL1521/2008/42590-57, gedateerd 10 november 2008 (bundel I), doorlopend genummerd van p. 2 t/m 154; PL1521/2008/42590-85, gedateerd 21 december 2008 (bundel II), doorlopend genummerd van p. 155 t/m 194; PL1521/2008/42590-91, gedateerd 29 december 2008, (bundel III), doorlopend genummerd van p. 195 t/m 200; PL1521/2008/42590-107, gedateerd 10 februari 2009, (bundel IV), doorlopend genummerd van p. 201 t/m 249; PL1521/2008/42590-104 (bundel V).
2 Proces-verbaal van aangifte, pagina 35 en 36
3 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 67
4 Proces-verbaal van aangifte, pagina 36
5 Proces-verbaal van verhoor, getuige, pagina 67
6 Proces-verbaal van verhoor, getuige, pagina 67
7 Proces-verbaal van aangifte, pagina 44
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 225, 226 en 227