Parketnummer 09/925909-08
Datum uitspraak: 4 mei 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [plaats] op [datum] 1989,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 april 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte
mr. F.A.M. Engels, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 november 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van 4.562,- euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Theresiastraat 292), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een toetsenbord van een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het tonen van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], en/of
- het richten van een (zwart) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C], en/of
- het (daarbij) tegen die [A] en/of [verdachte 2] en/of [B] en/of [C] dreigend roepen: "ik doe jullie niets als jullie meewerken" en/of "telefoons op tafel, nu" en/of "als jullie mij geld geven doe ik jullie niets,
ik wil alleen maar geld" en/of "schiet op want dan doe ik jullie niets" en/of "haal allemaal jullie zakken leeg" en/of "waag het niet om de politie te bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- het (laten) vastbinden van [B] en/of [C] met zogenaamde ty-rips, en/of
- het onder dreiging van voornoemd vuurwapen, althans onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, fouilleren van die [A] en/of die [verdachte 2] en/of die [B] en/of die [C];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 08 november 2008 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, merk G.1 Airesoftgun, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 8 november 2008 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van de Albert Heijn te 's-Gravenhage.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 en feit 2 heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en feit 2 nu verdachte deze feiten ontkent en ook overigens niet kan worden aangetoond dat verdachte op enige manier betrokken is geweest bij de tenlastegelegde overval. De raadsvrouw heeft hiertoe aangedragen dat, gelet op de aanvullende verklaringen van de verbalisanten die verdachte hebben aangehouden, niet is waargenomen dat het verdachte is geweest die zich van de tas met geld en het nepvuurwapen heeft ontdaan. Bovendien is het opgegeven signalement zo algemeen dat de verbalisanten hier geen consequenties aan hadden mogen verbinden ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de onderhavige overval. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [verdachte 2] niet bruikbaar zijn voor het bewijs, nu [verdachte 2] steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd waardoor zijn verklaringen als niet betrouwbaar moeten worden aangemerkt. Tot slot heeft de raadvrouw aangedragen dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een nepvuurwapen voorhanden heeft gehad, nu het nepvuurwapen niet bij hem is aangetroffen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zaterdag 8 november 2008, iets na 07:00 uur, heeft een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van de supermarkt Albert Heijn, gevestigd aan de Theresiastraat 292 te 's-Gravenhage.
Die dag waren [A] en haar collega [verdachte 2] in voornoemd filiaal van de Albert Heijn omstreeks 07:00 uur met hun werkzaamheden begonnen. Op het moment waarop zij de kranten binnen haalden, kwam een persoon aanrennen die tegen de deur begon te duwen en vervolgens wist binnen te komen. De man hield een klein donkergrijs pistool in zijn handen en droeg zwarte handschoenen. De man zei vervolgens tegen voornoemde [A] en [verdachte 2]: "Ik doe jullie niets als jullie mee werken", waarbij hij het wapen op hen richtte en zij van hem naar beneden naar de kantine moesten lopen.(2) In de kantine zaten op dat moment hun collega's [B] en [C]. In de kantine zei de man "als jullie mij het geld geven doe ik jullie niets, ik wil alleen het geld". Vervolgens sommeerde de man iedereen zijn mobiele telefoon op tafel te leggen. De man deed de telefoons in zijn vestzak.(3) Vervolgens zei de man tegen [A] en tegen [verdachte 2] dat zij hun collega's moesten vastbinden met tie-wraps, wat niet lukte. Hierna moesten zij gezamenlijk naar het telkantoor lopen, waarvan de deur door één van hen geopend werd, waarna onder bedreiging van het vuurwapen de kluis moest worden geopend en het in de kluis aanwezige geld in een sealbag moest worden gestopt. De man zei daarbij onder meer "Schiet op, want dan doe ik jullie niets". Vervolgens gingen zij terug naar het kantoor(4), waarna de man zei: "haal allemaal jullie zakken leeg"(5). Vervolgens werden zij, onder bedreiging van met vuurwapen(6), door de man worden gefouilleerd.(7) De man stopte de sealbag vervolgens in een grote Albert Heijn-tas en zei: "Waag het niet om de politie te bellen". Daarop vertrok de man.
Signalement van de dader
[A] gaf als signalement van de man op dat de man ongeveer 1,65 meter lang was, geheel in het donker was gekleed en een bivakmuts droeg. Op zijn zwarte trui met capuchon stond met witte letters de tekst Björn Borg.(8) [C] heeft een gelijkluidende omschrijving gegeven van de man die hij achter zijn collega's zag binnen komen. Verder gaf hij aan dat de man sportschoenen van het merk Nike Air Max droeg met een groen fluorescerend Nike-teken waarvan één schoen bij de neus beschadigd was. De man was 17 à 18 jaar oud en vermoedelijk van Marokkaanse of Turkse afkomst.(9)
Aantreffen van verdachte
Op 8 november 2008, omstreeks 7:15 uur, kregen verbalisanten [1], [2] en [3] de melding dat er zojuist een gewapende overval had plaatsgevonden in voornoemd filiaal van de Albert Heijn. Het volgende signalement van de dader werd doorgegeven: een donkere man met Marokkaans accent, een bivakmuts op, een zwart vest met in witte letters de tekst Björn Borg erop en zwarte schoenen van het merk Nike Air Max.(10) Omstreeks 7.25 uur reden de verbalisanten op de Bezuidenhoutseweg ter hoogte van het Malieveld. Daar zagen zij een man lopen die, met uitzondering van de bivakmuts, voldeed aan het opgegeven signalement(11). De verbalisanten hebben de man staande gehouden en controleerden via de portofoon het opgegeven signalement, waarna zij de man om 07:28 uur als verdachte hebben aanhouden.(12) Anders dan de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het op hoofdlijnen voldoen aan voornoemd signalement gevoegd bij het tijdstip en de plaats van aantreffen van verdachte, ruimschoots voldoende feiten en omstandigheden opleverden voor een bevoegde aanhouding van verdachte op heterdaad.
Aantreffen (nep)vuurwapen en AH-tas met geld
Verbalisanten [2] en [1] hebben na de aanhouding de directe omgeving van de plaats van aanhouding onderzocht. Zij zijn daarbij in tegengestelde richting van de looprichting van verdachte gelopen. Ongeveer honderd meter van de plaats van aanhouding zagen zij naast een prullenbak een Albert Heijn tas liggen, waarin zij geld in verschillende coupures aantroffen(13). Tevens bleek in de tas één enkele zwarte stoffen rechterhandschoen en een zwarte bivakmuts te zitten(14). Omstreeks 08:20 uur is ter plaatse met een speurhond een onderzoek ingesteld. Bij dit onderzoek heeft de speurhond op een afstand van ongeveer dertig meter vanaf de tas met geld en in de nabijheid van de plaats waar de verdachte werd aangehouden, een vuurwapen aangetroffen(15).
Betrouwbaarheid verklaringen van medeverdachte [verdachte 2]
Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat hij voorafgaand aan de overval met verdachte over deze overval heeft gesproken. Daarbij heeft [verdachte 2] informatie aan verdachte verstrekt over het aantal aanwezige medewerkers en over zijn eigen aanwezigheid. Verder werd besproken op welke dag de overval zou plaatsvinden. [verdachte 2] heeft in dit verband verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij zaterdag 8 november 2008 om 07:00 uur de overval zou plegen. Voorts heeft [verdachte 2] verklaard dat hij verdachte op de dag van de overval heeft meegenomen in de auto naar de Albert Heijn. De overval zou zijn gericht op de kassalades waar zich ongeveer € 3000 a € 4000 in zou bevinden. Verdachte heeft aan medeverdachte [verdachte 2] tevens verteld dat hij zich na de overval eerst bij de bossen zou verstoppen voordat hij naar huis zou gaan(16).
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om voornoemde verklaring als onbetrouwbaar aan te merken en om die reden buiten beschouwing te laten. De rechtbank merkt in dit verband op dat [verdachte 2] zijn verklaring weliswaar een aantal maal heeft aangevuld, in zoverre dat hij zijn eigen rol heeft bekend en aldus de samenwerking nader heeft uitgewerkt, maar de rechtbank is hierbij niet gebleken van wezenlijke inconsistenties in deze verklaringen. Voorts heeft [verdachte 2] tijdens het onderzoek ter terechtzitting als getuige de rol van verdachte en zijn eigen aandeel bevestigd. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voornoemde verklaringen als niet betrouwbaar aan te merken.
Overige in aanmerking te nemen feiten en omstandigheden
Uit een nader onderzoek is gebleken dat de afstand tussen het filiaal van Albert Heijn en de plaats van aanhouding van verdachte in een tijd van ongeveer vijftien minuten lopend kan worden afgelegd. Voorts is gebleken dat de afstand gemeten vanaf het Ministerie van Economische Zaken naar de plaats van aanhouding ongeveer vijf minuten bedraagt (17). Verdachte is om 07.28 uur aangehouden. De overval is volgens de bewakingsbeelden van de overval gaande om 7:08 uur(18). De melding bij de politie kwam binnen omstreeks 07.15 uur(19). Uit beelden van bewakingscamera's van het Ministerie van Economische Zaken is gebleken dat een man die een tas droeg en een kledingstuk aan had met daarop een tekst in lichte letters, die dag om 07.23 uur langs het ministerie is gelopen(20).
Verdachte droeg bij zijn aanhouding schoenen van het merk Nike Airmax met een fluorescerend merkteken, waarvan bij één schoen de neus beschadigd was(21). [C] heeft in verklaard dat de overvaller schoenen droeg met hiermee overeenkomende kenmerken.(22) Voorts werd verdachte ten tijde van zijn insluitingsfouillering een toetsenbord aangetroffen afkomstig van een mobiele telefoon en één enkele zwarte, gebreide handschoen aangetroffen(23). Uit nader onderzoek is gebleken dat de mobiele telefoon die de overvaller van [C] heeft weggenomen, naderhand in het filiaal van de Albert Heijn werd aangetroffen zonder toetsenbord(24). Bij forensisch technisch onderzoek is gebleken dat het bij verdachte aangetroffen toetsenbord paste bij voornoemde mobiele telefoon die door de overvaller enige tijd was weggenomen, en dat beide delen hoogst waarschijnlijk bij elkaar hoorden(25). De rechtbank acht de (eerst ter terechtzitting gegeven) verklaring van verdachte dat het vest dat hij droeg van zijn broertje was en dat de aangetroffen handschoen en het toetsenbord eveneens van zijn broertje zijn waren, terwijl het aangetroffen toetsenbord afkomstig zou zijn van de mobiele telefoon van zijn broer, nu iedere verdere onderbouwing van dit standpunt ontbreekt, niet aannemelijk.
Onderzoek van het aangetroffen wapen
Uit onderzoek is gebleken dat voornoemd wapen een balletjespistool is van het merk G1 Airesoftgun, dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool met de volgende kenmerken: Colt, 1908 Pocket Hammerless, 6,35 mm kaliber en lengte 11326. Getuige [C] herkent de beschadigingen van het nepvuurwapen en denkt dat dit het pistool is waarmee de overval is gepleegd(27).
Medeplegen
Medeverdachte [verdachte 2] heeft verklaard dat hij met verdachte vooraf over de overval heeft gesproken. Hij wist dat de overval die dag zou gaan plaatsvinden. Hij ging ervan uit dat hij een deel van de opbrengst zou krijgen. Hij heeft de dag ervoor het (nep)vuurwapen in zijn handen gehad. Op de dag van de overval heeft hij verdachte in zijn auto meegenomen. Ten tijde van de overval heeft hij actief gehandeld, waarbij het tegenover zijn collega's leek alsof hij net als zij slachtoffer was, terwijl hij wist dat hij niets te vrezen had. Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen beide verdachten.
Conclusie van de rechtbank
Voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, brengen de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, tot het oordeel dat de in de dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat:
hij op 08 november 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een geldbedrag van 4.562,- euro, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Theresiastraat 292) en
- een toetsenbord van een mobiele telefoon, toebehorende aan [C],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [A] en [B] en [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [A] en [B] en [C], en
- het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [A] en [B] en [C], en
- het (daarbij) tegen die [A] en [B] en [C] dreigend roepen: "ik doe jullie niets als jullie meewerken" en "telefoons op tafel, nu" en "als jullie mij geld geven doe ik jullie niets, ik wil alleen maar geld" en"schiet op want dan doe ik jullie niets" en "haal allemaal jullie zakken leeg" en "waag het niet om de politie te bellen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- het onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, fouilleren van die [A] en die [B] en die [C];
hij op 08 november 2008 te 's-Gravenhage een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, merk G.1 Airesoftgun, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 30 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft te kennen gegeven de eis te fors te vinden gezien de jeugdige leeftijd van verdachte. De raadsvrouw heeft in dit verband betoogd dat indien de rechtbank zal overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf, zij van mening is dat de rechtbank in overweging zal moeten nemen om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van haar cliënt waaronder met name de leeftijd van haar cliënt.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een filiaal van de supermarkt Albert Heijn. Bij de overval is verdachte, voorzien van donkere kleding en met bedekt gezicht teneinde herkenning te voorkomen, de winkel in gegaan en heeft de medewerkers onder dreiging van een, wat later bleek, nepvuurwapen de kluis laten open maken waarna verdachte met een groot geldbedrag de winkel heeft verlaten. Later bleek dat een van de aangevers op de hoogte te zijn van het plan om de winkel te overvallen en bleek hij uiteindelijk ook betrokken bij de, naar is gebleken, zorgvuldig opgezette planning en uitvoering van deze overval.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben bij voornoemde overval alleen aan het eigen geldelijk gewin gedacht en niet aan de emotionele en psychische gevolgen voor de (deels nog zeer jonge) slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachten hebben door de overval grote angst bij deze slachtoffers teweeg gebracht, zoals ook blijkt uit de inhoud van de schriftelijke toelichting op de ingediende vordering tot vergoeding van immateriële schade. De overval heeft dan ook een enorme impact gehad op het leven van de slachtoffers, zeker daar één van de slachtoffers ten tijde van de overval pas veertien jaar oud was. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gewelddadige delicten nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien maakt een dergelijke gewapende overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is tevens acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de over verdachte opgemaakte Gespreksaantekening van de Reclassering Nederland van 10 november 2008, alsmede met hetgeen door de raadsvrouw omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte ter zitting naar voren is gebracht.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
7. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
[A] en [C] hebben zich beiden als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, elk groot € 1.605.
7.2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft beargumenteerd dat er een splitsing moet worden gemaakt tussen de benadeelde partijen, nu één van de partijen, namelijk [C], geen aangever maar getuige is geweest in deze zaak. De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van [C] om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering van benadeelde partij
[A] is door de verdediging niet weersproken.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [A].
De rechtbank acht deze vordering, tot een bedrag van € 500 eenvoudig van aard en in zoverre toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500 met bepaling dat indien en voor zover de mededader [verdachte 2] voormeld bedrag heeft voldaan, verdachte van betaling zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 november 2008 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
De vordering van de benadeelde partij [C].
De rechtbank acht deze vordering, tot een bedrag van € 500 eenvoudig van aard en in zoverre toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500 met bepaling dat indien en voor zover de mededader [verdachte 2] voormeld bedrag heeft voldaan, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 8 november 2008 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 november 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslaglijst onder 3 en 4 genummerde voorwerpen worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat het op de beslaglijst onder 2 genoemde geld reeds aan verdachte is teruggegeven. Het resterende deel van de vordering van de officier van justitie is door de verdediging niet weersproken.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 vermelde voorwerp.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 3 vermelde voorwerp.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan rechthebbende gelasten van het op de beslaglijst onder 4 vermelde voorwerp.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
1.
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
2.
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE I.
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 8 november 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 11 november 2008.
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [A], woonachtig te [adres], van € 500. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader [verdachte 2] voormeld bedrag heeft betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat de benadeelde partij [A] voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk is in haar vordering;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [A], € 500 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd;
veroordeelt verdacht tot betaling aan de benadeelde partij [C], woonachtig te [adres], van € 500. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader [verdachte 2] voormeld bedrag heeft betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat de benadeelde partij [C] voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [C], € 500 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
bepaalt dat voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen, te weten: kleding, zijnde onder andere schoenen, broek en vest;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 3 genummerde voorwerp, te weten: een toetsenbord van een telefoontoestel;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp, te weten: een videoband met beelden van de bewakingscamera's.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. H. Steenhuis, voorzitter,
J.M. Ghrib en O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van M van Dongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2009.
Mrs. Steenhuis en Ghrib zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van de processen-verbaal met bijlagen van de regiopolitie Haaglanden, Bureau Overbosch, met de nummers PL1521/2008/42590-57, gedateerd 10 november 2008 (bundel I), doorlopend genummerd van p. 2 t/m 154; PL1521/2008/42590-85, gedateerd 21 december 2008 (bundel II), doorlopend genummerd van p. 155 t/m 194; PL1521/2008/42590-91, gedateerd 29 december 2008, (bundel III), doorlopend genummerd van p. 195 t/m 200; PL1521/2008/42590-107, gedateerd 10 februari 2009, (bundel IV), doorlopend genummerd van p. 201 t/m 249; PL1521/2008/42590-104 (bundel V).
2 Proces-verbaal van aangifte, pagina 35 en 36
3 Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 67
4 Proces-verbaal van aangifte, pagina 36
5 Proces-verbaal van verhoor, getuige, pagina 67
6 Proces-verbaal van verhoor, getuige, pagina 67
7 Proces-verbaal van aangifte, pagina 44
8 Proces-verbaal van aangifte, pagina 36
9 Proces-verbaal van verhoor, getuige, pagina 66
10 Proces-verbaal van aanhouding, pagina 24
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 74/75 en proces-verbaal van aanhouding, pagina 24 en 25
12 Proces-verbaal van aanhouding, pagina 25
13 Proces-verbaal van aanhouding, pagina 25
14 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 55
15 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 53
16 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte, pagina 225, 226 en 227
17 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 211
18 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 57
19 Proces-verbaal van aanhouding, pagina 24
20 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 213 e.v.
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 77
22 Proces-verbaal van verhoor van de getuige, pagina 69
23 Proces-verbaal van aanhouding, pagina 24
24 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 63
25 Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, pagina 250 e.v.
26 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 151
27 Proces-verbaal van verhoor van de getuige, pagina 69