RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/13890 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel op grond van artikel 55 van de Vreemdelingenwet (hierna: Vw) van de enkelvoudige kamer van 29 april 2009
[eiser], geboren op [datum] 1992, van Somalische nationaliteit,
eiser, verblijvende in het asielzoekerscentrum te Oude Pekela,
gemachtigde: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht,
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
1.1 Verweerder heeft op 17 april 2009 aan eiser in verband met zijn asielaanvraag op grond van artikel 55 van de Vw een aanwijzing gegeven om zich tussen 07:30 uur en 18:00 uur beschikbaar te houden in het aanmeldcentrum (hierna: AC) Schiphol.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 17 april 2009 beroep ingesteld bij deze rechtbank en om schadevergoeding verzocht.
1.3 Het beroep is behandeld ter zitting van 27 april 2009. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
2.1 Eiser is op 11 april 2009 Nederland ingereisd. Op 15 april 2009 heeft eiser zich gemeld bij het AC Schiphol. Op 17 april 2009 heeft eiser bovengenoemde aanwijzing ontvangen. Vervolgens heeft eiser op 18 april 2009 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op diezelfde datum heeft het eerste gehoor plaatsgevonden en is beslist dat de aanvraag niet verder in de 48 uurs procedure wordt afgedaan. Ten slotte is eiser op 19 april 2009 aangemeld bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers en is eiser op 22 april 2009 overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum te Oude Pekela.
2.2 Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel van toezicht neergelegd in het eerste lid van artikel 55 van de Vw 2000 een verkapte vorm van vrijheidsontneming is. Eiser verwijst hiervoor naar de overgelegde uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam van 18 februari 2009. Eiser stelt dat hij gedetineerd is geweest zonder wettelijke basis waardoor er sprake is van schending van artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). De maatregel van toezicht neergelegd in het eerste lid van artikel 55 van de Vw kan niet als wettelijke basis voor detentie gelden. Aan eiser is niet meegedeeld dat hij van 18:00 uur tot 07:30 uur de wachtruimte uit mocht en het terrein mocht verlaten. Eiser is pas op 22 april 2009 uitgeplaatst en heeft derhalve vijf dagen in het AC verbleven, aldus eiser.
2.3 Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eiser op de hoogte was van het feit dat hij het AC van 18:00 uur tot 7:30 uur mocht verlaten. De onder 1.1 genoemde aanwijzing is, blijkens het door een buitengewoon opsporingsambtenaar op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 17 april 2009, op dezelfde dag aan eiser uitgereikt. Tevens vermeldt dir proces-verbaal dat de verbalisant de inhoud en de strekking van de aanwijzing in de Engelse taal aan eiser heeft meegedeeld en dat eiser heeft verklaard de inhoud en strekking te begrijpen. Verder is aan eiser met behulp van een tolk in zijn eigen taal uitleg gegeven over de huisregels en is een inlegvel uitgereikt, aldus verweerder. Dit inlegvel wordt gebruikt sinds 17 april 2009 en hierin wordt nog uitdrukkelijker kenbaar gemaakt wat de regels zijn binnen het AC. Eiser heeft verbleven in een wachtruimte die enkel is bestemd voor vreemdelingen die een aanwijzing hebben gekregen op grond van artikel 55 van de Vw. Deze wachtkamer is gelegen naast de meldkamer van de beveiliging en is van deze kamer gescheiden door middel van een glazen wand. De wachtruimte is verder voorzien van een voetbaltafel, boeken, spelletjes, een televisie en een gevulde koelkast. Vreemdelingen kunnen onbeperkt van deze voorzieningen gebruik maken. Vanuit de wachtruimte is toegang tot een binnenplaats mogelijk. Hiervoor is geen toestemming nodig. ’s Avonds krijgen de vreemdelingen een warme maaltijd en daarna gaan ze naar de slaapruimte. De slaapruimte is gescheiden per geslacht en per aanwijzing. Na tien uur ’s avonds gaan de slaapvertrekken op slot. De verplichting om in de wachtruimte te verblijven ziet op de tijd dat eiser aanwezig moet zijn voor onderzoek. Verweerder heeft benadrukt dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen met een aanwijzing op grond van artikel 55 van de Vw vrij zijn om de wachtruimte op ieder moment te verlaten. Er moet alleen een verzoek worden gedaan. Daarnaast hanteert verweerder om praktische redenen huisregels. Gelet op de onwenselijkheid om minderjarigen in de avond en nacht uit te sluiten van basisvoorzieningen als een bed, eten en een dak boven hun hoofd, stimuleert verweerder het vertrek van de minderjarige vreemdeling niet. Als de minderjarige het AC wenst te verlaten, ziet verweerder erop toe dat hij of zij eerst met het Nidos belt om nader advies te vragen. Verweerder zal de minderjarige niet tegen zijn wil verplichten om in de wachtruimte te verblijven.
2.4 Op grond van artikel 5, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de in dat lid omschreven gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure.
2.5 Artikel 55, eerste lid, van de Vw bepaalt dat de vreemdeling die rechtmatig verblijf geniet op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw zich in verband met het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag om een verblijfsvergunning beschikbaar dient te houden op een door de Minister aangewezen plaats, overeenkomstig hem daartoe door de bevoegde autoriteit gegeven aanwijzingen. Artikel 55 van de Vw maakt deel uit van hoofdstuk 4, afdeling 2 van de Vw, die handelt over ‘Maatregelen van toezicht’.
2.6 Aangezien het onderscheid tussen vrijheidsontneming, vrijheidsbeperking en/of maatregelen van toezicht volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) niet vastomlijnd is, dienen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van vrijheidsontneming of een maatregel die de vrijheid van een persoon beperkt, alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. In het bijzonder dient aandacht te worden besteed aan de aard, de duur, het effect en de tenuitvoerlegging van de maatregel in kwestie. Voor beantwoording van de eerdergenoemde vraag is de intensiteit van de feitelijke situatie bepalend. Dit beoordelingskader heeft de rechtbank onder meer afgeleid uit de arresten van het EHRM van 26 februari 2002, H.M. v. Switzerland, no. 39187/98 en 25 juni 1996, Amuur v. France, r.o. 42, RV 1996, 73.
2.7 De rechtbank is op grond van hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht van oordeel dat geen sprake is van vrijheidsontneming gedurende de periode dat eiser heeft verbleven in het AC Schiphol. De rechtbank overweegt hiertoe dat bij de uitreiking van de aanwijzing op grond van artikel 55 van de Vw aan eiser door de verbalisant in de Engelse taal, strekking en inhoud van de maatregel zijn meegedeeld. Voorts is aan eiser met behulp van een tolk verteld dat hij van 18:00 uur tot 7:30 uur de wachtruimte uit mocht en het terrein mocht verlaten. Ook zijn toen de huisregels meegedeeld en is een inlegvel aan hem gegeven waarin is uitgelegd dat, indien eiser het aanmeldcentrum wil verlaten, hij dit kan vragen aan een medewerk(st)er. Bovendien heeft een rechtshulpverlener op de dag van de uitreiking van de aanwijzing, beroep ingesteld tegen de aanwijzing. Het ligt derhalve in de rede dat eisers gemachtigde eiser ook op de hoogte heeft gesteld, of in ieder geval had kunnen stellen, van het feit dat eiser niet verplicht is op het AC te verblijven. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder voor de uitplaatsing van minderjarigen afhankelijk is van beschikbare opvangplaatsen. Dat de opvang in de avonduren en nacht zolang het onderzoek op Schiphol voortduurt, op de wijze geschiedt zoals door verweerder en eiser uiteengezet, doet aan het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van vrijheidsbeneming, niet af. Evenmin geven de feitelijke omstandigheden gedurende de periode waarin eiser zich voor het onderzoek beschikbaar moet houden in de artikel 55 wachtruimte, zoals genoemd in rechtsoverweging 2.3, aanleiding voor een andere conclusie.
2.8 De algemene gang van zaken dat advies aan het Nidos wordt gevraagd voordat een minderjarige vreemdeling daadwerkelijk het aanmeldcentrum mag verlaten, is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de vreemdeling zodat deze niet op straat wordt gezet zonder dat er voor hem opvang is geregeld. Niet gesteld kan worden dat hiermee het toekomende recht van een minderjarige vreemdeling om tussen 18:00 uur en 7:30 uur het AC te verlaten, illusoir is geworden.
2.9 Hetgeen overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
2.10 Aangezien ook overigens geen aanleiding bestaat om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, wordt het beroep ongegrond verklaard en bestaat geen aanleiding tot het toekennen van schadevergoeding.
2.11 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken.
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af
Aldus vastgesteld door mr. J. van Berchum en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2009.
mr. E.G.M. Seelen mr. J. van Berchum
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.