RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 09/7424
V-nummer: [...]
Inzake: [eiser], eiser,
gemachtigde mr. Y. Özdemir, advocaat te ’s-Gravenhage,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde W. Fairweather.
1 Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1957 en de Turkse nationaliteit te bezitten.
2 Op 5 maart 2009 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 maart 2009 waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 maart 2009. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [... ], tolk in de Turkse taal.
1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2 Eiser heeft aangevoerd dat zijn staandehouding onrechtmatig is. De rapportage van de vreemdelingenpolitie van 7 januari 2009 bood geen grondslag om over te gaan tot de controle waarbij eiser is staandegehouden. Uit de onderzoeksgegevens neergelegd in de rapportage kon geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf ontstaan. De onderzoeksgegevens zijn onvoldoende actueel. Uit de meest actuele gegevens blijkt dat tijdens de laatste twee controles geen vreemdelingen in bewaring zijn gesteld. Deze afname wordt in de rapportage ook geconstateerd. Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder had dienen te volstaan met een lichter middel. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen de omstandigheid dat hij geen aanbod op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (hierna: pardonregeling) heeft gekregen en heeft zich op deze wijze kenbaar gemaakt bij verweerder
3 Verweerder heeft aangevoerd dat eiser rechtmatig is staandegehouden. De informatie in de rapportage is voldoende concreet en actueel. Naar aanleiding van dit rapport is de controle gehouden waarbij eiser is staandegehouden. Verweerder ziet gelet op de gronden van de maatregel geen aanleiding om een lichter middel op te leggen. Bovendien heeft eiser in het verhoor van 4 maart 2009 verklaard niet terug te willen keren naar Turkije.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.1 Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de Vw 2000 zijn de ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen bevoegd een vervoermiddel te onderzoeken, indien zij op grond van feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden hebben dat met dat vervoermiddel personen worden vervoerd met betrekking tot wie zij een toezichthoudende taak hebben.
4.1.2 Uit het proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding volgt dat op 4 maart 2009 omstreeks 05.25 uur op grond van artikel 51, eerste lid, van de Vw 2000 een controle aan de Paul Captijnlaan te Poeldijk heeft plaatsgevonden. Bij die controle is de personenbus waarin eiser zat onderzocht en is eiser gevraagd een legitimatiebewijs te tonen. In het proces-verbaal wordt verwezen naar een rapport van de vreemdelingenpolitie van
7 januari 2009. In dit rapport zijn de onderzoeksgegevens van voorgaande controles in het betreffende gebied opgenomen. Uit die gegevens kan worden afgeleid dat er in 2006, 2007 en 2008 respectievelijk 309, 419 en 432 personen zijn gecontroleerd en dat van die personen respectievelijk 31 (10,0 procent), 16 (3,8 procent) en 16 (3,7 procent) uiteindelijk in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Het percentage van 2008 dient daarbij te worden gerelativeerd, nu daarbij geen sprake is van een gelijkmatige spreiding. Bij de controles die in 2008 zijn uitgevoerd, zijn respectievelijk 0 procent, 9,3 procent, 5,26 procent, 6,12 procent, 16,12 procent, 0 procent en 0 procent van het aantal gecontroleerde personen in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank stelt vast dat bij de laatste controles van 7 oktober 2008 en 30 oktober 2008 geen personen in vreemdelingenbewaring zijn gesteld. Bij de daaraan voorafgaande controle van 2 september 2008 zijn weliswaar 16,12 procent van de gecontroleerde personen in vreemdelingenbewaring gesteld, maar dit cijfer dient te worden gerelativeerd, gelet op het relatief gering aantal personen dat bij die controle is gecontroleerd.
4.1.3 Uit voornoemd rapport volgt aldus dat tijdens de twee controles in het voorafgaande half jaar geen vreemdelingen (meer) in bewaring zijn gesteld. In het rapport wordt dienaangaande het volgende gerelateerd:
“Uit de tabel komt naar voren dat er een wisseling in het aantal transportbusjes en het daarbij behorende aantal gecontroleerde personen. Per datum is het gemiddelde aantal per transportbusje afgenomen. Het aantal vreemdelingen dat daadwerkelijk in vreemdelingenbewaring is gesteld is eveneens per datum afgenomen. Deze terugloop kan worden toegeschreven aan een aantal factoren, namelijk dat er gebruik wordt gemaakt van ander vervoer (personenauto) die via een andere route richting het Westland gaan.”
4.1.4 Gelet op het hierboven aangehaalde uit her rapport en het gegeven dat blijkens het rapport in de laatste twee controles in het afgelopen half jaar geen van de gecontroleerde personen in vreemdelingenbewaring is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat het rapport onvoldoende feiten en omstandigheden biedt waarop naar objectieve maatstaven gemeten het redelijk vermoeden kon worden gebaseerd dat met de personenbus waarin eiser zich bevond vreemdelingen werden vervoerd die hier te lande illegaal verbleven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser niet rechtmatig is staandegehouden.
4.1.5 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State maakt de onrechtmatigheid van de staandehouding de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Verweerder heeft geen belangen gesteld, op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de niet-rechtmatige staandehouding niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat. De omstandigheden die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het met de inbewaringstelling gediende belang van de openbare orde geven daar evenmin blijk van. Gelet hierop en de belangen, ter bescherming waarvan het geschonden voorschrift strekt, is de maatregel bij afweging van de daarbij betrokken belangen sedert zijn aanvang in redelijkheid niet gerechtvaardigd.
4.2 Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 19 maart 2009.
4.3 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe te kennen, waarvan de hoogte als volgt is vastgesteld:
- voor 2 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel (van 4 maart 2009 tot 6 maart 2009): 2 x € 105,- = € 210,-;
- voor 13 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring (van 6 maart 2009 tot 19 maart 2009): 13 x € 80,- = € 1.040,-.
Het totale bedrag aan schadevergoeding komt daarmee op € 1.250,-.
4.4 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
De rechtbank ’s-Gravenhage:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 19 maart 2009;
3 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 1.250,- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. J. van den Bos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2009.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroep¬schrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingen¬zaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.