ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2273
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Navordering inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; tijdigheid van de navorderingsaanslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de navordering van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. Eiseres, die alimentatie ontvangt van haar in het buitenland woonachtige ex-echtgenoot, betwist de tijdigheid van de navorderingsaanslag die door de Belastingdienst is opgelegd. De rechtbank heeft op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is opgemaakt. De inspecteur van de Belastingdienst had op 1 november 2007 een uitspraak op bezwaar gedaan tegen de navorderingsaanslag, die was opgelegd op 8 augustus 2006. De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslag niet tijdig is opgelegd, omdat deze is gedaan na de wettelijke termijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank concludeert dat de alimentatiebetalingen, die zijn gedaan vanaf een Nederlandse bankrekening van de ex-echtgenoot naar een Nederlandse bankrekening van eiseres, niet als uit het buitenland stammend kunnen worden beschouwd. De rechtbank stelt vast dat er geen aanwijzingen zijn dat de Belastingdienst beperkt is in zijn controle- en informatiebevoegdheden met betrekking tot deze bankrekeningen. De omstandigheid dat de betalingen zijn omschreven als 'aanvulling saldo' is niet voldoende om te concluderen dat deze betalingen buiten het zicht van de Nederlandse fiscus zijn gebleven. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag en verklaart het beroep van eiseres gegrond. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres.