ECLI:NL:RBSGR:2009:BI1888

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320685 - FA RK 08-7724
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en alimentatieverplichtingen tussen echtgenoten met Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 januari 2009 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, beiden met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezitten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de man verplicht om maandelijks een bedrag van € 1.350,-- aan partneralimentatie aan de vrouw te betalen tot zijn 65ste levensjaar. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man driemaandelijks de premie ziektekosten van de vrouw en een bijdrage van € 500,-- in de autokosten moet betalen. Deze betalingen zijn als uitkeringen tot levensonderhoud gekwalificeerd, waarbij de rechtbank heeft opgemerkt dat de alimentatieverplichtingen moeten voldoen aan de wettelijke vereisten van het Burgerlijk Wetboek.

Verder heeft de rechtbank ook de pensioenverevening behandeld, waarbij de man verzocht heeft om een verklaring voor recht dat hij verplicht is mee te werken aan de verdeling van zijn pensioenrechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter ook rechtsmacht heeft over dit verzoek en dat het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, Nederlands recht is. De rechtbank heeft de man verplicht om de benodigde gegevens te verstrekken voor de pensioenverevening, en heeft de nevenvoorziening toegewezen, aangezien de vrouw zich aan dit verzoek heeft gerefereerd. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 08-7724
Zaaknummer: 320685
Datum beschikking: 28 januari 2009
EW
Scheiding
Beschikking op het op 1 oktober 2008 ingekomen verzoek van:
[man],
de man,
wonende te [plaats],
advocaat: mr. M.J. Post.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[vrouw],
de vrouw,
wonende te [plaats],
advocaat: mr. J.H. Weermeijer.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift,
- het exploot van betekening van dit verzoekschrift,
- het gewijzigde verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 28 oktober 2008;
- de brief d.d. 25 november 2008 van de zijde van de vrouw met als bijlage haar referteverklaring, die is gecertificeerd door mr. J.H. Weermeijer;
- het faxbericht d.d. 1 december 2008 met bijlage van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 12 december 2008 met bijlage van de zijde van de man;
- de brief d.d. 16 december 2008 met bijlage van de zijde van de vrouw.
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
De echtscheiding
Blijkens overgelegde bewijsstukken van de gemeente [plaats] en [plaats] hebben de man en de vrouw de Nederlandse nationaliteit.
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe en is krachtens het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
De partneralimentatie
Nu de vrouw in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 8 van het Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 2 oktober 1973, Trb. 1974, 86, Nederlands recht toepassen.
De man heeft verzocht een uitkering tot levensonderhoud van € 1.350,-- per maand, bij vooruitbetaling, aan de vrouw toe te kennen totdat hij de 65-jarige leeftijd bereikt. Tevens heeft de man bij zijn gewijzigde verzoekschrift verzocht te bepalen dat hij als aanvulling op de partneralimentatie voor de vrouw haar premie ziektekosten zal betalen en voorts een bijdrage in de kosten van haar auto van € 2.000,-- per jaar, jaarlijks bij vooruitbetaling te voldoen. Blijkens de referteverklaring stemt de vrouw met deze verzoeken in.
De rechtbank overweegt als volgt.
De maandelijkse partneralimentatie à € 1.350,-- kan als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. Ten aanzien van de vergoeding van de premie ziektekosten en de bijdrage in de autokosten geldt het volgende. Beide betalingen kunnen als uitkering tot levensonderhoud worden beschouwd. Ingevolge artikel 1:402, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet de rechter bepalen dat dit bedrag wekelijks, maandelijks of driemaandelijks moet worden voldaan. Blijkens HR 17-2-1978, NJ 78, 488, heeft deze bepaling niet het oog op een verplichting tot het ontvangen van een deel van door de alimentatieplichtige te ontvangen vakantiegelden. Blijkens de conclusie van de Advocaat-Generaal is de reden daarvan daarin gelegen dat deze bepaling niet is geschreven voor een uitkering die voortkomt uit een betaling aan de alimentatieplichtige die eenmaal per jaar plaatsvindt en die voor de helft aan de alimentatiegerechtigde moet worden doorgegeven. Aldus kan ten aanzien van een vakantie-uitkering worden bepaald dat die jaarlijks wordt voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de vergoeding van de premie ziektekosten en de bijdrage in de autokosten hiermee niet op één lijn worden gesteld. Derhalve zal de rechtbank bepalen dat deze betalingen driemaandelijks zullen dienen te geschieden. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
De pensioenverevening
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek betreffende pensioenverevening.
Huwelijksgoederen/vermogensregime: toepassing Nederlands recht
Nu de man niet heeft gesteld dat partijen hun vermogensrechtelijke verhouding ten tijde van de huwelijkssluiting geregeld hebben door aan te wijzen aan welk recht deze onderworpen is, is de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting, dan wel kort daarna, bepalend voor het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime. Het huwelijksgoederenregime van de echtgenoten wordt derhalve beheerst door Nederlands recht.
De vraag of een echtgenoot bij echtscheiding recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, moet ingevolge artikel 10a van de Wet Conflictenrecht Huwelijksvermogensregime worden beantwoord aan de hand van het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten. De rechtbank zal, gelet op het bovenstaande, op dit verzoek Nederlands recht toepassen.
De man heeft verzocht te bepalen dat het door hem opgebouwde pensioen bij het ABP volgens de wet zal worden verdeeld.
De rechtbank zal het verzoek van de man ten aanzien van pensioenverevening verstaan als een verzoek tot een verklaring voor recht dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:155 BW recht op pensioenverevening bestaat en dat hij verplicht is daaraan mee te werken, onder meer door de daartoe nodige gegevens te (doen) verschaffen (zie ook artikel 9 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding, hierna: Wvp). De pensioenverevening dient dan vervolgens plaats te vinden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Wvp.
De verzochte nevenvoorziening kan, nu de vrouw zich aan dit verzoek heeft gerefereerd, worden toegewezen.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [man], en [vrouw], gehuwd op [datum] 1969 te [plaats];
bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot zijn 65ste levensjaar tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud maandelijks zal uitkeren een bedrag van € 1.350,--, telkens bij vooruitbetaling te voldoen en bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand driemaandelijks zal uitkeren de premie ziektekosten van de vrouw en een bedrag van
€ 500,-- als bijdrage in de autokosten, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart de bepaling van deze bijdragen uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart voor recht dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:155 BW recht op pensioenverevening bestaat en dat de man verplicht is daaraan mee te werken;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, bijgestaan door
mr. E.N.A. Wooning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2009.