RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535361-08
's-Gravenhage, 30 januari 2009
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 januari 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr W.G. Poiesz, advocaat te Gouda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr D.M.A. van der Zwan heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag, en een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat,
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van mei 2007 tot
en met 14 februari 2008, althans op of omstreeks 14 februari 2008 te
[plaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met [X],
geboren op [geboortedatum] 1993, die toen de leeftijd van zestien jaren nog
niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen:
- die [X] (meermalen) geld heeft gegeven en/of
- die [X] (meermalen) snoep en/of koek heeft gegeven en/of
- die [X] (meermalen) in huis heeft uitgenodigd en/of
- (meermalen) contact met die [X] heeft gemaakt door middel van zwaaien
en/of een praatje maken en/of complimenten maken dat hij, verdachte, het rode
haar van die [X] mooi vond en/of hiermee aldus een vriendschappelijke
sfeer heeft gecreëerd en/of
- die [X] een brief (inhoudende een uitnodiging tot het hebben van seks)
heeft geschreven en/of (op Valentijnsdag) heeft gegeven, althans voor die
[X] heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van mei 2007 tot
en met 14 februari 2008, althans op of omstreeks 14 februari 2008 te
[plaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door het (meermalen)
door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, een persoon, [X],
geboren op [geboortedatum] 1993 waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige
handelingen of tot het dulden van zodanige handelingen van verdachte:
- die [X] (meermalen) geld heeft gegeven en/of
- die [X] (meermalen) snoep en/of koek heeft gegeven en/of
- die [X] (meermalen) in huis heeft uitgenodigd en/of
- (meermalen) contact met die [X] heeft gemaakt door middel van zwaaien
en/of een praatje maken en/of complimenten maken dat hij, verdachte, het rode
haar van die [X] mooi vond en/of hiermee aldus een vriendschappelijke
sfeer heeft gecreëerd en/of
- die [X] een brief (inhoudende een uitnodiging tot het hebben van seks)
heeft geschreven en/of (op Valentijnsdag) heeft gegeven, althans voor die
[X] heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 248a Wetboek van Strafrecht
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat
hij in de periode van mei 2007 tot
en met 14 februari 2008, althans op of omstreeks 14 februari 2008 te
[plaats]
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
door giften van geld en goed een persoon, [X],
geboren op [geboortedatum] 1993 waarvan verdachte wist
dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige
handelingen of tot het dulden van zodanige handelingen van verdachte:
- die [X] meermalen geld heeft gegeven en
- die [X] snoep heeft gegeven en
- meermalen contact met die [X] heeft gemaakt door middel van zwaaien
en een praatje maken en complimenten maken dat hij, verdachte, het rode
haar van die [X] mooi vond en aldus een vriendschappelijke
sfeer heeft gecreëerd en
- die [X] een brief inhoudende een uitnodiging tot het hebben van seks
heeft geschreven en voor die [X] heeft achtergelaten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Verdachte heeft een uitgebreid psychologisch onderzoek ondergaan. Als conclusie schrijft prof. dr. R.A.R. Bullens, psycholoog en vaste gerechtelijke deskundige, onder meer dat bij verdachte sprake is van benedengemiddelde intellectuele capaciteiten en dat op basis daarvan kan worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte was zich voorts onvoldoende bewust van het wederrechtelijke karakter van zijn handelen. Dit uitte zich in het "open en bloot" een briefje op de brievenbus plakken met daarin de uitnodiging tot het eventueel hebben van seks. Deze twee feiten leiden Bullens tot de conclusie dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar kan worden aangemerkt.
De rechtbank neemt dit deskundig oordeel over en maakt het tot het hare en wel in zoverre dat haars inziens het feit aan de verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De verdachte is deswege strafbaar, nu ook overigens geen andere strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, als 54-jarige volwassen man, getracht een minderjarige jongen te verleiden tot het hebben van seks, door via een briefje - met daarbij gevoegd een briefje van tien euro - aan de jongen te vragen of hij zin had in seks. Vooraf aan het schrijven van dit briefje had verdachte al regelmatig een amicaal praatje met het slachtoffer gemaakt en hem ook regelmatig onder meer enige euro's toegestopt. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdachte nog bevestigd dat hij had gehoopt dat er naar aanleiding van het briefje op seksueel gebied wat zou gebeuren.
De rechtbank neemt het verdachte dan ook kwalijk dat hij het slachtoffer bewust heeft getracht te bewegen om seks met hem te hebben. Dat verdachte heeft verklaard dat als het slachtoffer niet zou reageren, hij daar vrede mee zou hebben, doet aan de ernst van het feit niet af. Een dergelijke gebeurtenis berokkent schade aan jeugdige personen, waarbij niet zelden bij deze slachtoffers de psychische gevolgen, ook op latere leeftijd, nog merkbaar zijn.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat een feit als het onderhavige in de samenleving heftige reacties oproept.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 juni 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanmerking is geweest.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het psychologisch rapport voornoemd en het op 27 augustus 2008 door de Reclassering Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport.
Uit het voorlichtingsrapport komt naar voren dat verdachte praktische zaken als wonen, werk en inkomen op orde heeft. Op het gebied van relaties en psychisch welzijn maakt verdachte een kwetsbare indruk. Verdachte ervaart problemen op deze gebieden en hij ziet het als een positieve bijkomstigheid dat hij hier mogelijk via De Waag iets mee kan doen.
Als conclusie schrijft de reclassering dat het dan ook wenselijk is om aan verdachte reclasseringsbegeleiding op te leggen.
De rechtbank acht het van belang dat de reeds gestarte behandeling bij De Waag gecontinueerd wordt, en zal dan ook op deze grond de door haar overwogen voorwaardelijke vrijheidsstraf combineren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, op de wijze zoals hierna in de beslissing opgenomen.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde bestraffing.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 248a van het Wetboek van Strafrecht,
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging om door giften van geld en goed een persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, regio Den Haag, ook als die voorschriften inhouden: behandeling bij De Waag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 80 UREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 76 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 38 DAGEN;
in verzekering gesteld op: 23 juni 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 25 juni 2008,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 25 juni 2008,
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
Dit vonnis is gewezen door
mrs H. Steenhuis, voorzitter,
E.C.M. Bouman en W.A. Jacobs, rechters,
in tegenwoordigheid van V.R.G.D. Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2009.