ECLI:NL:RBSGR:2009:BH9294

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
298587 / HA ZA 07-3504
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor onrechtmatige handeling door politie en justitie na doorzoeking

In deze zaak vorderde eiser, wonende te [woonplaats], schadevergoeding van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) naar aanleiding van een doorzoeking die op 27 februari 2006 had plaatsgevonden in zijn woning/bedrijfspand. De doorzoeking was onderdeel van een strafrechtelijk onderzoek naar een internationale harddrugslijn, waarbij eiser niet als verdachte was aangemerkt. Eiser stelde dat hij schade had geleden door de onrechtmatige handeling van de Staat, omdat er schade was ontstaan aan de deuren van zijn loods tijdens de doorzoeking. De rechtbank oordeelde dat eiser als onschuldige derde moest worden aangemerkt, aangezien hij ten tijde van de doorzoeking geen verdachte was in het onderzoek 'Cultus'. De Staat betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van onevenredige schade, maar de rechtbank oordeelde dat de schade aan de deuren voldoende aannemelijk was gemaakt. Eiser had onvoldoende onderbouwd dat de schade aan de deuren zo ernstig was dat vervanging noodzakelijk was, maar de rechtbank stelde de schade vast op € 1.250,-. Daarnaast werd eiser een vergoeding van € 92,- voor de door hem betaalde eigen bijdrage toegewezen. De rechtbank veroordeelde de Staat tot betaling van een totaalbedrag van € 1.342,-, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.M. Boone op 4 februari 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 298587 / HA ZA 07-3504
Vonnis van 4 februari 2009
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE),
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat: mr. C.M. Bitter.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 november 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 5 maart 2008, waarbij een comparitie werd gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2008.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 27 februari 2006 heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam een doorzoeking gehouden in de woning/bedrijfspand van [eiser]. De doorzoeking vond plaats in het kader van een grootschalig onderzoek 'Cultus' naar een internationale harddrugslijn waarin [A.] hoofdverdachte was.
2.2. Bij brief van 14 april 2006 van het Landelijk Parket, team Randstad Noord, aan de advocaat van [eiser], heeft mr. R. Verdonk, parketsecretaris, meegedeeld dat [eiser] niet als verdachte wordt aangemerkt in het hiervoor onder 2.1. vermelde onderzoek.
2.3. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking, opgemaakt op 13 februari 2008 door verbalisant H. Th.M. Sijm, vermeldt - voor zover relevant - het volgende:
" (..)
Schade aan deuren loods:
(..)
Omdat er geen duidelijkheid te verkrijgen was op welke termijn sleutels aanwezig zouden kunnen zijn, zijn een aantal deuren (..) opengebroken.
Vervanging sloten
Onmiddellijk na het forceren van de sloten is er een sleutelmaker gekomen die de schade heeft hersteld door het plaatsen van nieuwe sloten. (..) Eén slot van een deur was niet op een eenvoudige wijze te verwijderen. Aan die deur is enige schade ontstaan. De andere deuren zijn volledig hersteld door het plaatsen van nieuwe sloten.
Wijze van doorzoeken
De doorzoeking is op een ordentelijke en professionele wijze verricht. (..) Ik heb controle uitgeoefend op de doorzoeking en mij bleek dat de ambtenaren die de doorzoeking verrichtten noodzakelijkerwijze zaken oppakten, verplaatsten en onderzochten maar het vervolgens op dezelfde plaats, zonder schade en volgordelijk terugplaatsten. (..)
Gezien de voorbereiding voor de doorzoeking had ik de beschikking over voldoende personeel, materiaal en tijd waardoor de randvoorwaarden voor een professionele doorzoeking aanwezig waren.
De doorzochte plaatsen zijn in een ordelijke staat achtergelaten. (..)"
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - veroordeling van de Staat tot betaling van € 5.673,92, vermeerderd met de door [eiser] betaalde eigen bijdrage van € 92,- en rente en kosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij als onschuldige derde schade heeft geleden ten gevolge van strafvorderlijk optreden door politie en justitie. De Staat heeft aldus onrechtmatig gehandeld en dient de door [eiser] geleden scahde te vergoeden.
3.3. De Staat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat [eiser], indien hij als onschuldige derde (niet verdachte) kan worden aangemerkt, recht heeft op vergoeding van de door hem als gevolg van de doorzoeking geleden schade voor zover deze schade buiten het normale maatschappelijke- of bedrijfsrisico valt.
4.2. De Staat betwist dat [eiser] als onschuldige derde kan worden aangemerkt omdat bij de doorzoeking in de kluis van [eiser] een vuurwapen is aangetroffen, waarvoor [eiser] als verdachte strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld
Dit verweer faalt. Voor de beantwoording van de vraag of [eiser] als onschuldige derde is te beschouwen, is van belang of hij in het strafrechtelijk onderzoek in welk kader het strafvorderlijk optreden plaatsvond als verdachte is aangemerkt. Vast staat dat [eiser] ten tijde van de doorzoeking in het onderzoek 'Cultus' geen verdachte was. Uit de hiervoor onder 2.2. vermelde brief volgt tevens dat de vondst van het vuurwapen tijdens de doorzoeking daarin geen verandering heeft gebracht. De omstandigheid dat [eiser] met betrekking tot dat vuurwapen wél als verdachte is aangemerkt houdt geen verband met het onderzoek waarin het strafvorderlijk optreden plaatsvond. Dit betekent dat voor de op grond van de doorzoeking door [eiser] gestede schade [eiser] als onschuldige derde (niet verdachte) moet worden aangemerkt.
4.3. Volgens de Staat is er voorts geen sprake van onevenredige schade omdat de schade aan de (sloten van de) deuren direct is hersteld. De Staat heeft erkend dat er één deur gering beschadigd was maar betwist dat daarvoor reparatie nodig was. [eiser] stelt echter dat 5 loodsdeuren zwaar beschadigd zijn.
Uit het hiervoor onder 2.3. vermelde procesverbaal volgt dat bij de doorzoeking de sloten van een aantal deuren van de loods zijn opengebroken. Dat bij het openbreken van sloten ook schade aan de deuren is ontstaan acht de rechtbank voldoende aannemelijk, nu de Staat op geen enkele wijze heeft toegelicht dat bij zijn wijze van openbreken van sloten geen schade aan de deuren zelf kan zijn ontstaan. Het hiervoor genoemde proces-verbaal meldt daarover in elk geval niets. De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat naast de - door de Staat erkende - schade aan het slot van één loodsdeur, aan de deuren schade is opgetreden.
4.4. Nu [eiser] de schade aan de deuren nog niet heeft laten herstellen, dient de omvang van de schade te worden begroot. [eiser] heeft ter onderbouwing van de omvang van zijn schade een offerte van 16 maart 2006 van Matex Deuren B.V. overgelegd.
Volgens die offerte dienen de 'loopdeurdelen' van 5 deuren vervangen te worden. Waarom de schade tot die herstelwerkzaamheden noopt, heeft [eiser] niet toegelicht. De door hem overgelegde foto's - waarop krassen en omgebogen klinken zichtbaar zijn - duiden er niet op dat dergelijke herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn. [eiser] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat voor het herstel van de schade 5 loopdeurdelen vervangen dienen te worden.
Gelet op het hiervoor onder 2.3. vermelde proces verbaal en de door [eiser] overgelegde foto's stelt de rechtbank de schade aan de deuren naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.250,-. De daarover gevorderde BTW betreft geen schade, nu [eiser] niet heeft bestreden dat hij de BTW kan verrekenen. De over deze schade gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen vanaf 27 februari 2006.
4.5. [eiser] vordert voorts schade wegens de tijd die hij heeft moeten besteden aan het op orde brengen van de administratie. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat enige met de doorzoeking gepaard tijdsverlies niet als onevenredige schade kan worden aangemerkt. Tegen de achtergrond van het hiervoor onder 2.3. aangehaalde proces verbaal heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de administratie als gevolg van de doorzoeking zodanig door de war is geraakt dat de door [eiser] aan het ordenen daarvan besteedde tijd als onevenredige schade moet worden aangemerkt. Nu [eiser] op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, gaat de rechtbank aan zijn algemene bewijsaanbod voorbij. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.6. De Staat voert tot slot aan dat 50% van de schade voor rekening van [eiser] moet blijven vanwege de nauwe relatie tussen [eiser] en de verdachte [hoofdverdachte A.]. De Staat verwijst ter onderbouwing van dit betoog naar de door hem als productie 3 bij conclusie van antwoord overgelegde sms berichten van [eiser] en [hoofdverdachte A.]. Uit deze sms berichten is evenwel niet af te leiden dat [eiser] op de hoogte was van de strafrechtelijke gedragingen van [hoofdverdachte A.]. De Staat heeft verder niets gesteld waaruit het tegendeel volgt, terwijl de enkele vriendschappelijke relatie tussen [hoofdverdachte A.] en [eiser] naar vaste rechtspraak onvoldoende grond oplevert om [eiser] aansprakelijk te houden voor de strafrechtelijke gedragingen van [hoofdverdachte A.]. Aan het verweer van de Staat gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.7. [eiser] vordert tot slot nog vergoeding van de door hem aan zijn advocaat betaalde eigen bijdrage van € 92,-. De rechtbank begrijpt dat [eiser] vergoeding vordert van buitengerechtelijke (incasso-)kosten. Uit de door [eiser] bij dagvaarding overgelegde brieven volgt dat zijn raadsman meer omvattende werkzaamheden heeft verricht, wat de Staat overigens niet gemotiveerd heeft bestreden. De door [eiser] betaalde eigen bijdrage komt dan ook voor vergoeding door de Staat in aanmerking.
4.8. Uit het vorenstaande volgt dat de vordering tot een bedrag van € 1.342,- (€ 1.250,- + € 92,-), vermeerderd met rente zal worden toegewezen.
4.9. De Staat zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden verwezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt de Staat tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.342,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2006 tot en met de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt de Staat in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.068,-, waarvan te betalen aan [eiser]:
* € 75,- voor de bij hem gevallen kosten aan vastrecht;
en aan de griffier van deze rechtbank:
* € 225,- aan overig vastrecht;
* € 84,31 aan explootkosten;
* € 768,- aan salaris van de procureur;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Boone en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2009